ECLI:NL:RBROT:2024:29
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WIA-aanvraag en arbeidsongeschiktheid van eiser
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn WIA-aanvraag. Verweerder heeft met het primaire besluit van 20 mei 2022 bepaald dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat eiser niet 104 weken ziek was. Met het bestreden besluit van 22 maart 2023 heeft verweerder bepaald dat eiser wel 104 weken ziek is geweest, maar alsnog geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Het onderzoek is ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren op een stuk van GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog]. Verweerder heeft hierop gereageerd op 16 oktober 2023. Nadat geen van partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Eiser heeft op 10 april 2016 een WIA-uitkering aangevraagd, die is beoordeeld door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Verweerder heeft in het besluit van 1 juni 2016 bepaald dat eiser aan het einde van de wachttijd geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiser is werkzaam geweest als werkplaatsreceptionist en is uitgevallen op 14 februari 2020. De rechtbank oordeelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de mogelijkheden en beperkingen van eiser correct zijn vastgesteld. Eiser heeft niet met nadere stukken aannemelijk gemaakt dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat het beroep ongegrond is. Het bestreden besluit blijft in stand.