ECLI:NL:RBROT:2024:28

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
10770779
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transitievergoeding en wettelijke rente na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoeker01] en Leenheer B.V. [verzoeker01] had van 1 februari 2023 tot en met 31 juli 2023 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij Leenheer, die deze overeenkomst niet heeft verlengd. Na afloop van het contract heeft Leenheer, ondanks herhaalde verzoeken van [verzoeker01], de transitievergoeding van € 714,05 niet betaald. Hierop heeft [verzoeker01] een procedure gestart om de transitievergoeding, inclusief rente en proceskosten, te vorderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 januari 2024 was alleen [verzoeker01] en zijn gemachtigde aanwezig, aangezien Leenheer niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Leenheer geen verweer heeft gevoerd en dat de stellingen van [verzoeker01] derhalve als juist worden aangenomen. De kantonrechter oordeelde dat Leenheer de transitievergoeding uiterlijk op 31 augustus 2023 had moeten betalen, maar dit pas op 16 november 2023 heeft gedaan. Hierdoor is Leenheer verplicht om de wettelijke rente over de transitievergoeding te betalen vanaf 1 september 2023 tot de datum van betaling.

Daarnaast is Leenheer als in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en moet zij de proceskosten vergoeden. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 747,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [verzoeker01] de toegewezen bedragen kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10770779 VZ VERZ 23-9583
datum uitspraak: 5 januari 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
wonende te [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. L.A. Alderlieste, advocaat te Rotterdam,
tegen
Leenheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘Leenheer’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 27 oktober 2023), met bijlagen;
  • het e-mailbericht van de gemachtigde van [verzoeker01] van 17 november 2023;
  • de brief van de griffier d.d. 19 december 2023 gericht aan Leenheer, waarin zij nogmaals is opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 3 januari 2024 om 13.30 uur. In die brief is Leenheer tevens geadviseerd om in overleg te treden met de gemachtigde van [verzoeker01] , aangezien de hoofdsom inmiddels door haar betaald is en het geschil enkel nog betrekking heeft op de proceskostenvergoeding en de wettelijke rente.
1.2.
Op 3 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. [verzoeker01] en zijn gemachtigde waren daarbij aanwezig. Leenheer is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Leenheer heeft geen verweer gevoerd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de stellingen van [verzoeker01] juist zijn.
Waar gaat de zaak over?
2.2.
[verzoeker01] werkte van 1 februari 2023 tot en met 31 juli 2023 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor Leenheer. Leenheer heeft deze arbeidsovereenkomst niet verlengd. Zij heeft na afloop van het contract, ondanks verzoeken van [verzoeker01] , in eerste instantie de transitievergoeding niet betaald. [verzoeker01] is daarom deze procedure gestart. Hij verzocht om Leenheer te veroordelen om aan hem de transitievergoeding van € 714,05, met rente, en de kosten van deze procedure te betalen. Na indiening van het verzoekschrift heeft Leenheer de transitievergoeding alsnog betaald op 16 november 2023. [verzoeker01] verzoekt daarom nu alleen nog Leenheer te veroordelen om de rente en de proceskosten te betalen.
Leenheer moet wettelijke rente over de transitievergoeding betalen
2.3.
Leenheer had de transitievergoeding uiterlijk op 31 augustus 2023 moeten betalen (artikel 7:686a lid 1 BW), maar zij heeft pas op 16 november 2023 betaald. Zij moet daarom de wettelijke rente over de transitievergoeding betalen vanaf 1 september 2023 tot 16 november 2023 (artikel 6:119 BW). Het verzoek van [verzoeker01] wordt in die zin toegewezen.
Leenheer moet ook de proceskosten betalen
2.4.
Leenheer heeft de transitievergoeding pas betaald na indiening van het onderhavige verzoekschrift door [verzoeker01] . Leenheer geldt daarmee als de in het ongelijk gestelde partij en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 289 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag vast op € 86,- aan griffierecht, € 529,- aan salaris voor de gemachtigde en € 132,- aan nakosten. Dit is totaal € 747,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.5.
Deze beschikking wordt, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Leenheer om aan [verzoeker01] de wettelijke rente van
artikel 6:119 BW te betalen over € 714,05 vanaf 1 september 2023 tot 16 november 2023;
3.2.
veroordeelt Leenheer in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag worden vastgesteld op € 747,-;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
33394