In deze zaak heeft opposante verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 13 november 2023, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het griffierecht niet was betaald en dat er geen geldige reden was gegeven voor het niet betalen. Opposante stelde dat zij de aangetekend verstuurde nota griffierecht nooit had ontvangen, maar de nota die per gewone post was verzonden, wel. Na ontvangst van deze laatste nota heeft zij het verschuldigde griffierecht direct voldaan.
De rechtbank heeft het verzet op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van opposante aanwezig was, maar de gemachtigde van het college niet. De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. Dit houdt in dat de verzetrechter moest vaststellen of er twijfel bestond over de buiten-zittinguitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende nota griffierecht niet succesvol was bezorgd en dat er geen afhaalbericht was achtergelaten. Dit leidde tot twijfel over de eerdere uitspraak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet gegrond is. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 13 november 2023 vervalt en dat het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. Het door opposante betaalde griffierecht is inmiddels teruggestort, en zij krijgt opnieuw de gelegenheid om het griffierecht te voldoen. Er zijn geen proceskosten toegewezen, omdat er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.