ECLI:NL:RBROT:2024:2774

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/6128 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft opposante verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 13 november 2023, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het griffierecht niet was betaald en dat er geen geldige reden was gegeven voor het niet betalen. Opposante stelde dat zij de aangetekend verstuurde nota griffierecht nooit had ontvangen, maar de nota die per gewone post was verzonden, wel. Na ontvangst van deze laatste nota heeft zij het verschuldigde griffierecht direct voldaan.

De rechtbank heeft het verzet op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van opposante aanwezig was, maar de gemachtigde van het college niet. De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. Dit houdt in dat de verzetrechter moest vaststellen of er twijfel bestond over de buiten-zittinguitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende nota griffierecht niet succesvol was bezorgd en dat er geen afhaalbericht was achtergelaten. Dit leidde tot twijfel over de eerdere uitspraak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet gegrond is. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 13 november 2023 vervalt en dat het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. Het door opposante betaalde griffierecht is inmiddels teruggestort, en zij krijgt opnieuw de gelegenheid om het griffierecht te voldoen. Er zijn geen proceskosten toegewezen, omdat er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6128 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2024 op het verzet van

[opposante], uit [plaatsnaam], opposante

(gemachtigde: [naam 1]),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 november 2023 in het geding tussen
opposante
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college.

Inleiding

1. Opposante heeft verzet ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 13 november 2023, waarin de rechtbank het beroep van opposante niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van opposante (penningmeester), samen met [naam 2] (een medewerker van de stichting). De gemachtigde van het college is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

De uitspraak van 13 november 2023

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het griffierecht niet is betaald, en dat geen geldige reden is gegeven voor het niet betalen ervan.

Het verzet van opposante

3. In verzet voert opposante aan dat zij de op 14 september 2023 aangetekend verstuurde nota griffierecht nooit heeft ontvangen. De op 23 oktober 2023 per gewone post verstuurde nota griffierecht heeft opposante wel ontvangen. Opposante heeft de dag erna het verschuldigde griffierecht overgemaakt.

Beoordeling door de verzetrechter

4. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposante terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
5. Indien een per aangetekende post verzonden stuk is verzonden, en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Dit volgt uit vaste jurisprudentie. [1]
6. De verzetrechter stelt op basis van de informatie via Track & Trace (barcode [nummer]) vast dat de nota griffierecht van 13 september 2023 aangetekend is verstuurd, en dat de bezorging niet is gelukt op 15 september 2023, om 11:16 uur. Daarna is het poststuk naar een PostNL-punt gebracht. Daar is het pakket niet opgehaald, waarna het poststuk op 2 oktober 2023 om 09:09 uur retour is gezonden naar de afzender. Uit de gegevens van PostNL volgt niet dat er een afhaalbericht naar opposante is gestuurd. Opposante stelt dat zij niets heeft ontvangen. Gelet op wat opposante in verzet heeft aangevoerd, is twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak.
7. In dit kader wordt tevens overwogen dat opposante het verschuldigde griffierecht na ontvangst van de per gewone post verzonden herinnering van 23 oktober 2023 direct op 24 oktober 2023 heeft voldaan zoals uit het door opposante overgelegde bankafschrift blijkt.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 13 november 2023 vervalt, en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Het door opposante betaalde griffierecht is inmiddels door de rechtbank teruggestort. Opposante dient daarom opnieuw in de gelegenheid te worden gesteld om het griffierecht te voldoen.
8. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:3566