ECLI:NL:RBROT:2024:2773
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de opposant verzet ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 25 oktober 2023, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de opposant te laat beroep had ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard, die op 10 juli 2023 was genomen. De beslissing was per post verzonden naar het geregistreerde adres van de opposant, terwijl deze onder bewind stond en andere post wel naar de bewindvoerder was gestuurd. De opposant ontving de beslissing pas op 22 augustus 2023 en stelde op 30 augustus 2023 beroep in, waarbij hij aanvoerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De verzetrechter heeft op 21 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het college niet aanwezig was. De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. Hij concludeerde dat er twijfel was ontstaan over de buiten-zittinguitspraak, omdat het college op de hoogte was van de bewindvoering van de opposant en andere post naar de bewindvoerder had gestuurd. De verzetrechter oordeelde dat de gang van zaken aanleiding gaf om de buiten-zittinguitspraak te heroverwegen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek werd hervat in de stand waarin het zich bevond. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de opposant, die op € 875,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2024.