ECLI:NL:RBROT:2024:2772
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 april 2024 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 11 augustus 2023, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant stelde dat hij de nota voor het griffierecht nooit had ontvangen, wat leidde tot de vraag of de rechtbank terecht zonder zitting uitspraak had gedaan. De rechtbank had in de eerdere uitspraak vastgesteld dat het griffierecht niet op tijd was betaald en dat er geen geldige reden was gegeven voor de late betaling.
De opposant voerde in verzet aan dat hij nooit kennis had genomen van de nota griffierecht en dat hij het verschuldigde bedrag niet kon betalen vanwege andere schulden. De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. Dit houdt in dat de verzetrechter moest vaststellen of er twijfel bestond over de buiten-zittinguitspraak.
De rechtbank concludeerde dat de nota griffierecht op 8 juni 2023 per gewone post was verzonden en dat er een herinnering was gestuurd via aangetekende post op 7 juli 2023. Aangezien de opposant ontkende deze brieven te hebben ontvangen, werd onderzocht of de aangetekende brief correct was aangeboden. Het onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL toonde aan dat de aangetekende brief niet kon worden teruggevonden, wat leidde tot de conclusie dat de opposant niet in de gelegenheid was gesteld om het griffierecht te voldoen.
Daarom verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere buiten-zittingsuitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan. De opposant krijgt de kans om alsnog het griffierecht te voldoen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen kosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.