ECLI:NL:RBROT:2024:2772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/4022 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 april 2024 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 11 augustus 2023, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant stelde dat hij de nota voor het griffierecht nooit had ontvangen, wat leidde tot de vraag of de rechtbank terecht zonder zitting uitspraak had gedaan. De rechtbank had in de eerdere uitspraak vastgesteld dat het griffierecht niet op tijd was betaald en dat er geen geldige reden was gegeven voor de late betaling.

De opposant voerde in verzet aan dat hij nooit kennis had genomen van de nota griffierecht en dat hij het verschuldigde bedrag niet kon betalen vanwege andere schulden. De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. Dit houdt in dat de verzetrechter moest vaststellen of er twijfel bestond over de buiten-zittinguitspraak.

De rechtbank concludeerde dat de nota griffierecht op 8 juni 2023 per gewone post was verzonden en dat er een herinnering was gestuurd via aangetekende post op 7 juli 2023. Aangezien de opposant ontkende deze brieven te hebben ontvangen, werd onderzocht of de aangetekende brief correct was aangeboden. Het onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL toonde aan dat de aangetekende brief niet kon worden teruggevonden, wat leidde tot de conclusie dat de opposant niet in de gelegenheid was gesteld om het griffierecht te voldoen.

Daarom verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere buiten-zittingsuitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan. De opposant krijgt de kans om alsnog het griffierecht te voldoen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen kosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4022 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2024 op het verzet van

[opposant], uit [plaatsnaam], opposant,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2023 in het geding tussen
opposant
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college.

Inleiding

1. Opposant heeft verzet ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2023, waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 21 maart 2024 op zitting uitgeroepen. Partijen zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen.

De uitspraak van 11 augustus 2023

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het griffierecht niet op tijd is betaald, en dat geen geldige reden is gegeven voor het niet tijdig betalen ervan.

Het verzet van opposant

3. In verzet voert opposant aan dat hij nooit kennis heeft genomen van de nota griffierecht. Opposant betoogt verder dat hij het verschuldigde griffierecht niet kan betalen waarbij hij wijst op andere schuldeisers.

Beoordeling door de verzetrechter

4. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
5. De rechtbank stelt vast dat via gewone post bij brief van 8 juni 2023 een nota voor het griffierecht aan opposant is gestuurd. Omdat betaling uitbleef, is bij aangetekend schrijven van 7 juli 2023 een herinnering naar opposant verstuurd. Nu opposant stelt deze brieven niet te hebben ontvangen, geldt het volgende. Indien een per aangetekende post verzonden stuk is verzonden, en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het aangetekende stuk door PostNL op juiste wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Dit volgt uit vaste jurisprudentie. [1] De verzetrechter is van oordeel dat dit niet is komen vast te staan. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL wijst uit dat de aangetekende brief van 7 juli 2023, met barcode [nummer], niet in dat systeem is terug te vinden. De aangetekende brief is ook niet teruggezonden aan de rechtbank. Nu de verzetrechter niet kan vaststellen of opposant de brieven heeft ontvangen, kan evenmin worden vastgesteld dat opposant in de gelegenheid is gesteld het verschuldigde griffierecht te voldoen. Hiermee is twijfel ontstaan over de juistheid van de buiten-zittinguitspraak.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het vorenstaande is het verzet gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittingsuitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittingsuitspraak werd gedaan. Opposant dient alsnog in de gelegenheid te worden gesteld het griffierecht te voldoen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet is gebleken van kosten die volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen voor vergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:3566