ECLI:NL:RBROT:2024:2688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
ROT 24/2755
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van spoedsluiting van een woning wegens ernstige verstoring van de openbare orde na geweldsincidenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van een huurder om een voorlopige voorziening. De huurder had bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de spoedsluiting van zijn woning, die was opgelegd door de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had de woning gesloten na een explosie en andere geweldsincidenten in de buurt, die een ernstige verstoring van de openbare orde veroorzaakten. De huurder, die in de woning woont, heeft aangevoerd dat hij geen alternatieve woonruimte kan vinden en dat de sluiting hem dakloos maakt.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 25 maart 2024, waarbij de huurder en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De rechter heeft overwogen dat de burgemeester op basis van de beschikbare informatie, waaronder bestuurlijke rapportages over eerdere incidenten, terecht heeft besloten tot verlenging van de sluiting. De rechter heeft vastgesteld dat er een noodzaak was om de openbare orde te herstellen en dat de sluiting proportioneel was, ondanks de gevolgen voor de huurder.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de huurder tot 17 april 2024 geen toegang heeft tot zijn woning. De rechter heeft geconcludeerd dat het algemeen belang en de veiligheid van de buurt zwaarder wegen dan de belangen van de huurder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2755

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam 1], verzoeker

(gemachtigde: mr. T. Altindag-Yazbahar),
en

de burgemeester van Rotterdam,

(gemachtigden: mr. J.P. Langenbach en mr. A. Wintjes).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam bedrijf] uit [plaatsnaam 2] (hierna: verhuurder).

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 14 maart 2024 heeft de burgemeester de spoedsluiting van de woning van verzoeker aan het adres [adres 1] met één maand verlengd tot 17 april 2024. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Verzoeker staat ingeschreven op het adres [adres 1]. Verzoeker huurt deze woning van de verhuurder.
2.2.
In de nacht van 16 op 17 februari 2024 is een explosief afgegaan bij de woning.
De burgemeester heeft op 17 februari 2024 beslist dat de woning met onmiddellijke ingang wordt gesloten voor de duur van één maand (spoedsluiting). De aan de spoedsluiting ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden staan vermeld in een bestuurlijke rapportage van 17 februari 2024. Uit onderzoek blijkt dat er een mogelijk verband bestaat met eerdere incidenten.
Op 29 januari 2024 heeft een poging tot ontvoering van verzoeker plaatsgevonden. Twee verdachten zijn toen op heterdaad aangehouden. Hierna zijn dreigbrieven bezorgd bij familieleden en de ex-vrouw van verzoeker. Op 5 februari 2024 is een explosief afgegaan bij de woning van de ex-vrouw en op 11 februari 2024 is geschoten op de woning van de moeder van verzoeker aan [adres 2]. Zowel een nicht, de ex-vrouw als de moeder hebben dreigbrieven ontvangen.
2.3.
In een aanvullende bestuurlijke rapportage van 5 maart 2024 is opgenomen dat er zich in februari een aantal heftige excessief geweld incidenten hebben voorgedaan. Op 18 februari 2024 en 24 februari 2024 hebben er explosies plaatsgevonden aan [adres 1]. Op 25 februari 2024 is de tekst “Sterf verrader” aangebracht op de woning aan [adres 1] en op 26 februari 2024 is een verdachte aangehouden naar aanleiding van een verdachte situatie rond de woning aan [adres 1]. Deze 16-jarige verdachte droeg een tas bij zich, waar een automatisch vuurwapen in zat met patronen.
2.4.
Met een e-mail van 7 maart 2024 heeft de burgemeester verzoeker en de verhuurder kenbaar gemaakt dat hij voornemens is de sluiting van de woning met één maand te verlengen en is hen de gelegenheid gegeven hun zienswijze kenbaar te maken. Van deze gelegenheid heeft verzoeker geen gebruik gemaakt. Met een e-mail van 7 maart 2024 heeft de verhuurder zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
2.5.
De burgemeester heeft op 14 maart 2024 besloten dat de woning na de spoedsluiting tot 17 april 2024 gesloten moet blijven. Volgens de burgemeester is de sluiting noodzakelijk en proportioneel. De sluiting is nodig om de openbare orde te herstellen, het woon- en leefklimaat te beschermen en herhaling te voorkomen. De woning is bij herhaling het doelwit geweest van incidenten die in meer en mindere mate als ernstig aan te merken zijn. Daarnaast hebben zich ook incidenten voorgedaan bij andere woningen in zowel [plaatsnaam 1] als [plaatsnaam 3], waar familieleden van verzoeker woonachtig zijn.
2.6.
Verzoeker is het niet met de verlening van de sluiting eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij weer toegang krijgt tot de woning.

Beoordeling

Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
3. De woning is als gevolg van het bestreden besluit tot 17 april 2024 gesloten en verzoeker heeft, zoals ter zitting is meegedeeld, geen bestendige vervangende woonruimte kunnen vinden. Hij slaapt met zijn hond in de auto of in een thuishuisje van een bekende. Deze situatie levert een voldoende spoedeisend belang op.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
5.1.
De burgemeester is op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, zoals dat sinds 1 januari 2024 luidt, bevoegd om een woning te sluiten als door ernstig geweld of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
5.2.
Anders dan ter zitting door verzoeker naar voren is gebracht, beschrijven de bestuurlijke rapportages niet slechts in algemene zin de problematiek met betrekking tot explosies in Rotterdam, maar concreet de incidenten die zich op verschillende data bij de woning van verzoeker hebben voorgedaan : 17 februari 2024 (explosie), 18 februari 2024 (explosie), 25 februari 2024 ( “Sterf verrader” op de woning) en 26 februari 2024 (persoon met automatisch vuurwapen met patronen aangehouden naar aanleiding van verdachte situatie rond woning van verzoeker). De burgemeester heeft zich, gelet op onder meer het geweld met explosieven, op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een ernstige verstoring (in de zin van onderdeel b) van de openbare orde rond de woning.
Was er een noodzaak om de woning te sluiten?
6.1
Ter zitting heeft verzoeker benadrukt dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat sluiting van de woning noodzakelijk is. Er bestaat geen enkele duidelijkheid over de oorzaak van de incidenten en uit niets blijkt dat er een verband is met het criminele circuit. Concrete aanknopingspunten daarvoor ontbreken. Volgens verzoeker hebben zich ook niet eerder relevante ongeregeldheden voorgedaan. De verhuurder heeft nimmer geklaagd dat er bijvoorbeeld signalen zijn dan wel aanwijzingen met betrekking tot drugshandel in of vanuit de woning dan wel van andere strafbare feiten. De verhuurder heeft ook niet geklaagd over overlast. Verzoeker heeft met de buren een goede relatie opgebouwd. De buren hebben nimmer over hem dan wel de woning geklaagd. In de diverse politiesystemen zijn de afgelopen vijf jaar voor zover verzoeker bekend geen eerdere incidenten geregistreerd met betrekking tot de woning. Verzoeker heeft geen (relevante) antecedenten dan wel een criminele achtergrond. Verweerder heeft gevaarzettend gehandeld door niet voldoende adequaat en/of effectief te handhaven.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat de politie in de bestuurlijke rapportages een aantal zaken heeft genoemd waaruit de burgemeester heeft mogen afleiden dat de incidenten gerichte acties waren op de woning van verzoeker, die van zijn moeder en van zijn ex-vrouw. In de rapportages is opgenomen dat het plaatsen van explosieven bij woningen veelal wordt toegepast in het criminele circuit, waar bijna altijd criminele conflicten aan ten grondslag liggen. Er is nog altijd geen duidelijkheid over de aanleiding tot de incidenten en het onderzoek naar verdachten is nog gaande. Het plaatsen van een mobiele camera unit en het aanhouden van enkele verdachten heeft niet geleid tot het voorkomen van geweld. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester op basis van deze gegevens de verlengde sluiting van de woning noodzakelijk heeft mogen achten. De ter zitting door de gemachtigde van verzoeker genoemde uitspraken [1] , brengen in dit oordeel geen verandering, omdat zij niet overtuigen en niet zien op het met ingang van 1 januari 2024 geldende artikellid. Het gaat om de vrees van ernstige verstoring van de openbare orde (van buitenaf) op de woning, waartoe verweerder voldoende heeft aangedragen.
Is de sluiting evenwichtig?
6.3.
Verzoeker voert aan dat de woningsluiting voor hem grote gevolgen heeft. Hij raakt dakloos en heeft niet de financiële middelen om aan vervangende woonruimte te komen.
6.4.
Hoewel de sluiting ingrijpend is en consequenties heeft voor verzoeker, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester in de gegeven omstandigheden het algemeen belang en het belang van de buren zwaarder heeft mogen laten wegen dan de door verzoeker naar voren gebrachte belangen.
6.5.
Naar aanleiding van de explosie op 17 februari 2024 heeft de politie een buurtonderzoek uitgevoerd onder de bewoners van de aangrenzende panden aan [adres 1]. Zij vrezen voor nog meer aanslagen. In de aanvullende bestuurlijke rapportage van 5 maart 2024 is in dat kader opgenomen dat niet kan worden uitgesloten dat, zoals al eerder is gebleken, in de nabije toekomst een herhaling van de gepleegde feiten kan plaatsvinden. Voor een aantal aanslagen zijn verdachten op heterdaad aangehouden en in voorlopige hechtenis gesteld, maar ook dat heeft - net als de plaatsing van een mobiele camera en de spoedsluiting - niet geleid tot het voorkomen van nieuw geweld rond de woning.
6.6.
De voorzieningenrechter verwacht dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven, zodat er op dit moment geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester verzoeker vooralsnog tot 17 april 2024 geen toegang hoeft te geven tot de woning. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J. Bijleveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
Voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.O.a. de uitspraken van 1 december 2010, 16 februari 2011 en 15 december 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2010:BO5718, ECLI:NL:RVS:2011:BP4697 en ECLI:NL:RVS:2021:2838), de uitspraak van 20 juni 2019 van rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2019:4343) en de uitspraak van 15 januari 2021 van rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2021:193).