ECLI:NL:RBROT:2024:2687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
C/10/672656 / KG ZA 24-75
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling voorschot op schadevergoeding in kort geding tussen assurantietussenpersoon en tuincentrum na brand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intratuin Lisse B.V. (eiseres) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Allround Benefits B.V. (gedaagde). Intratuin vorderde een voorschot op schadevergoeding van € 800.000,- van Allround Benefits, omdat zij meende dat Allround Benefits tekortgeschoten was in haar verplichtingen als assurantietussenpersoon. Dit tekortschieten zou hebben geleid tot onvoldoende verzekeringen voor het tuincentrum in Lisse, dat door een brand aanzienlijke schade had opgelopen. De rechtbank had eerder in een bodemprocedure op 7 september 2022 geoordeeld dat Allround Benefits niet aansprakelijk was voor de schade, omdat het niet tijdig afsluiten van de benodigde verzekeringen niet aan haar te wijten was. Intratuin was in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de afstemmingsregel van toepassing was. Dit houdt in dat de voorzieningenrechter het oordeel van de bodemrechter moet volgen, tenzij er sprake is van een juridische misslag of gewijzigde omstandigheden. Aangezien Intratuin geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigden, werd de vordering tot betaling van het voorschot afgewezen. Daarnaast werd Intratuin veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 7.902,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/672656 / KG ZA 24-75
Vonnis in kort geding van 27 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRATUIN LISSE B.V.,
gevestigd te Lisse,
eiseres,
advocaat mr. K.I. Dalpi te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALLROUND BENEFITS B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.B. Esseling te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Intratuin en Allround Benefits genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 5 februari 2024 met producties 1 tot en met 15.
1.2.
Op 13 februari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide advocaten hebben een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

2.De feiten

2.1.
Intratuin exploiteert sinds 2021 een tuincentrum in Lisse, nadat zij eerst een tuincentrum in Voorschoten exploiteerde. Allround Benefits is haar (vaste) assurantietussenpersoon.
2.2.
Voorafgaande aan de geplande start van de exploitatie van het pand in Lisse is er in het tuincentrum brand uitgebroken, waarbij veel schade aan het pand en de aanwezige inventaris is ontstaan. Het pand en de inboedel bleken slechts gedeeltelijk verzekerd te zijn. Intratuin heeft Allround Benefits aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade omdat Allround Benefits (volgens Intratuin) niet tijdig de juiste verzekeringen heeft afgesloten.
2.3.
Allround Benefits heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen. Hierop is Intratuin een procedure gestart om haar schade van Allround Benefits vergoed te krijgen. De rechtbank Rotterdam heeft de vorderingen van Intratuin bij vonnis van 7 september 2022 (zaak- en rolnummer 626659 / 21-897) afgewezen. De rechtbank heeft onder meer overwogen:
‘5.8 Allround Benefits heeft onweersproken gesteld dat andere verzekeraars evenmin bereid zouden zijn zonder aanvullende preventiemaatregelen een al dan niet voorlopige dekking aan te bieden voor het tuincentrum te Lisse.
5.9
Bij die stand van zaken valt niet in te zien in welk opzicht het aan enig tekortschieten van Allround Benefits te wijten is geweest dat er op 8 februari 2023 (nog) geen al of niet voorlopige dekking was verkregen voor inventaris, goederen, huurdersbelang en dergelijke voor het tuincentrum in Lisse.’
en
‘5.18 Allround Benefits heeft gemotiveerd aangevoerd dat een risico op bedrijfsschade voor de vestiging te Lisse voorafgaand aan de opening van die vestiging noch (al dan niet bij wijze van voorlopige dekking) op een andere wijze bij NN, noch bij een andere verzekeraar ondergebracht had kunnen worden. Intratuin heeft daar niets concreets tegenovergesteld dat in een andere richting wijst.
5.19
Bij die stand van zaken valt niet in te zien in welk opzicht het aan enig tekortschieten van Allround Benefits te wijten is geweest dat er op 8 februari 2023 (nog) geen – al of niet voorlopige – dekking was verkregen voor het risico op bedrijfsschade voor het tuincentrum in Lisse.’
2.4.
Intratuin is tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof. Deze procedure loopt nog. Intratuin heeft in de procedure bij het hof een incidentele vordering in de zin van artikel 223 Rv ingesteld. Deze vordering strekt tot het verkrijgen van een voorschot op de schadevergoeding. De procedure bij het hof staat nu voor arrest in dat incident.

3.Het geschil

3.1.
Intratuin vordert samengevat - veroordeling van Allround Benefits tot betaling van € 800.000,-. Intratuin legt aan deze vordering ten grondslag dat Allround Benefits is tekortgeschoten in de uitvoering van haar opdracht als assurantietussenpersoon. Allround Benefits had tijdig moeten zorgen voor het afsluiten van de benodigde verzekeringen voor het pand in Lisse en dat heeft zij niet gedaan, aldus Intratuin. De schade die Intratruin heeft geleden bedraagt ongeveer € 2,6 miljoen, maar om een disucussie over de omvang van het schadebedrag te voorkomen vordert Intatruin als voorschot een bedrag dat lager is dan de door Allround Benefits ingeschakelde schade-expert heeft begroot.
3.2.
Allround Benefits voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Intratuin vordert in dit kort geding een voorschot op schadevergoeding die Allround Benefits volgens haar aan Intratuin verschuldigd is als gevolg van een tekortkoming van Allround Benefits. De vordering van Intratuin stuit af op het gegeven dat de bodemrechter in eerste aanleg al een beslissing heeft gegeven op deze vordering.
4.2.
Op grond van de afstemmingsregel moet de voorzieningenrechter zijn oordeel op het oordeel van de bodemrechter afstemmen, ongeacht of het vonnis van de bodemrechter in kracht van gewijsde is gegaan. De bodemrechter heeft – vrij vertaald – geoordeeld dat het niet tijdig totstandkomen van de benodigde verzekeringen geen gevolg is geweest van enig tekortschieten van Allround Benefits, als gevolg waarvan Allround Benefits niet aansprakelijk is voor de ontstane schade. Van dit oordeel kan de voorzieningenrechter slechts afwijken indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust of indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen (vgl. HR 7 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0015, NJ 2011/304).
4.3.
Geen van deze uitzonderingssituaties is van toepassing. Intratuin is het niet eens met de overwegingen van de voorzieningenrechter dat Intratuin onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de verzekeringen niet tijdig tot stand gebracht hadden kunnen worden. Het kan zijn dat het hof daar in de appèlprocedure – al dan niet naar aanleiding van door Intratuin ingediende stukken die zij in de bodemprocedure niet heeft ingediend – anders over denkt, maar dat betekent nog niet dat het oordeel van de bodemrechter op een juridische misslag berust. Dat sprake is van gewijzigde omstandigheden heeft Intratuin niet gesteld en is evenmin gebleken. Dat betekent dat moet worden uitgegaan van het oordeel van de bodemrechter dat Allround Benefits niet aansprakelijk is voor de ontstane schade en kan een vordering tot betaling van een voorschot daarop niet worden toegewezen.
4.4.
De vorderingen van Intratuin worden afgewezen, met de veroordeling van Intratuin in de kosten van de procedure. De kosten worden tot op heden begroot op € 6.617,- aan griffierecht, € 1.107,- aan salaris advocaat en € 178,- aan nakosten. Indien de kosten niet binnen een termijn van veertien dagen zijn betaald en het vonnis daarna wordt betekend, worden de kosten verhoogd met € 92,- plus de kosten van betekening.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Intratuin in de proceskosten, aan de zijde van Allround Benefits tot op heden begroot op € 7.902,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; indien de kosten niet binnen deze termijn zijn betaald en het vonnis daarna wordt betekend, worden de kosten verhoogd met € 92,- plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.3144/1980