In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de eiser. Het CBR had op 15 maart 2023 besloten het rijbewijs ongeldig te verklaren, omdat de eiser niet geschikt werd geacht om te rijden vanwege een diagnose van drugsmisbruik. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit op 13 april 2023. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 4 december 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van de eiser en het CBR aanwezig waren.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de resultaten van een bloedonderzoek waaruit bleek dat de eiser cannabis had gebruikt. De rechtbank heeft ook gekeken naar de rapportages van twee psychiaters die de eiser hadden onderzocht. De eerste psychiater concludeerde dat er sprake was van drugsmisbruik, terwijl de tweede psychiater twijfels had over deze diagnose. De rechtbank heeft de rapportages beoordeeld en geconcludeerd dat het CBR zich op een zorgvuldige manier op de rapportages heeft gebaseerd. De rechtbank oordeelde dat de diagnose van drugsmisbruik door de eerste psychiater voldoende onderbouwd was en dat de rapportages niet tegenstrijdig waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat het CBR terecht het rijbewijs van de eiser ongeldig heeft verklaard. De eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het CBR in gevallen van drugsmisbruik en de rol van psychiatrische rapportages in deze beoordeling.