Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam en betrof een betrokkene die matig tot ernstig alcoholgebruik vertoonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het alcoholgebruik van de betrokkene niet als een psychische stoornis kan worden gekwalificeerd in de zin van de Wvggz. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat het alcoholgebruik niet zodanig invloed heeft op het functioneren van de betrokkene dat het aan de criteria van de Wvggz voldoet. De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat gevolgd en vastgesteld dat de betrokkene in staat is haar huisartsenpraktijk te runnen en dat er geen betrokkenheid is van andere instanties zoals de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beslissing is op 29 februari 2024 mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en op 12 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.