ECLI:NL:RBROT:2024:2552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/10/673546 / FA RK 24-1076
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam en betrof een betrokkene die matig tot ernstig alcoholgebruik vertoonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het alcoholgebruik van de betrokkene niet als een psychische stoornis kan worden gekwalificeerd in de zin van de Wvggz. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat het alcoholgebruik niet zodanig invloed heeft op het functioneren van de betrokkene dat het aan de criteria van de Wvggz voldoet. De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat gevolgd en vastgesteld dat de betrokkene in staat is haar huisartsenpraktijk te runnen en dat er geen betrokkenheid is van andere instanties zoals de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beslissing is op 29 februari 2024 mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en op 12 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/673546 / FA RK 24-1076
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 29 februari 2024 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum], [geboorteplaats],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.A. Smits te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 9 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 25 januari 2024;
  • de zorgkaart van 11 januari 2024;
  • het zorgplan van 19 december 2023;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • het historisch overzicht, waarop geen eerder afgegeven machtigingen staan vermeld;
  • het bericht dat er geen relevante politie-, strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
Op 26 februari 2024 is de behandeling aangehouden, omdat Antes niet was verschenen. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene (telefonisch) met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], primair behandelaar en [naam 3], hoofd behandelzaken, beiden verbonden aan Antes.
1.4.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de medische verklaring blijkt dat sprake is van matig/ernstig gebruik van alcohol. De behandelaren hebben verklaard dat betrokkene wisselend meewerkt aan de urinecontroles. Indien betrokkene hieraan meewerkt, blijken vele uitslagen positief. Een zorgmachtiging wordt volgens de behandelaren dan ook noodzakelijk geacht, zodat betrokkene deze urinecontroles niet langer kan weigeren en een detoxopname, indien nodig, kan worden bewerkstelligd.
2.2.
De advocaat bepleit namens betrokkene afwijzing van het verzoek, omdat niet wordt voldaan aan het criterium van de Hoge Raad met betrekking tot de psychische stoornis. Volgens de advocaat wordt het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van betrokkene niet dusdanig beïnvloedt door haar alcoholgebruik. Daarnaast zijn de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Veilig Thuis zijn niet langer betrokken en zijn er geen (tucht-)klachten ingediend. Vanwege het runnen van haar huisartsenpraktijk is betrokkene niet altijd in staat om de urinecontroles te ondergaan.
2.3.
Het lijdt geen twijfel dat sprake is van ernstig alcoholgebruik, maar dat is op zichzelf onvoldoende voor toepassing van de Wvggz. Daarvoor moet sprake zijn van een verslaving van een zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van betrokkene daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat hem het veroorzaakte nadeel niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst (ECLI:NL:HR:2018:1936). De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is. Zoals de advocaat van betrokkene al naar voren heeft gebracht, is betrokkene in staat haar huisartsenpraktijk runnende te houden en zijn er geen andere instanties, zoals de IGJ en Veilig Thuis, betrokken. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht blijkt onvoldoende om te spreken van ernstig nadeel, voortvloeiend uit het overmatige alcoholgebruik.
2.4.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er weliswaar sprake is van overmatig alcoholgebruik bij betrokkene, maar dat er op dit moment geen sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 29 februari 2024 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Tazelaar, griffier, en op 12 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.