ECLI:NL:RBROT:2024:2543

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/10/661442 / HA ZA 23-571
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst om een dakopbouw te bouwen met vervangende schadevergoeding

In deze zaak vordert eiseres, [persoon A], schadevergoeding van gedaagde, FeeConomy B.V., wegens tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een dakopbouw. [persoon A] stelt dat de dakopbouw gebrekkig is uitgevoerd, wat heeft geleid tot lekkages en schade aan de laminaatvloer. FeeConomy betwist de tekortkoming en eist betaling van de laatste termijn van de aanneemsom. De rechtbank oordeelt dat FeeConomy tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en veroordeelt haar tot het betalen van vervangende schadevergoeding, herstelkosten van de laminaatvloer, deskundigenkosten, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank wijst de vorderingen van [persoon A] grotendeels toe, met uitzondering van de vordering voor de loodgieterskosten. De rechtbank concludeert dat de schadevergoeding voor de gebrekkige dakopbouw wordt vastgesteld op € 27.749,00, en dat FeeConomy ook de herstelkosten van het laminaat van € 1.350,00 moet vergoeden. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de data van verzuim en dagvaarding. In reconventie wordt de vordering van FeeConomy afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de reconventionele eis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/661442 / HA ZA 23-571
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[persoon A],
wonende in [woonplaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mrs. V.E. Loesberg en I.J. Bos in Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FEECONOMY B.V.,
tevens handelend onder de naam
ZZPerswerken,
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.J. Koning in Amsterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] en FeeConomy genoemd worden.

1.De kern van het geschil

[persoon A] is eigenaresse van een woning waarop FeeConomy een dakopbouw heeft gebouwd. [persoon A] stelt schade te hebben geleden doordat FeeConomy de dakopbouw gebrekkig heeft gebouwd, wat onder meer tot veel lekkages heeft geleid. Ook is erbij de werkzaamheden schade aangericht aan de al bestaande laminaatvloer op de eerste verdieping. Om de schade vast te stellen en de vorderingen te kunnen onderbouwen heeft [persoon A] een deskundige ingeschakeld en verschillende aannemers om offertes gevraagd voor de nodige herstelwerkzaamheden. Voor een latere lekkage als gevolg van de gebrekkige dakopbouw heeft zij een loodgieter moeten inschakelen. FeeConomy voert aan dat de dakopbouw conform de overeenkomst is gebouwd en wil dat [persoon A] de laatste termijn van de aanneemsom betaalt. De rechtbank komt tot de beslissing dat FeeConomy een vervangende schadevergoeding moet betalen aan [persoon A] . FeeConomy mag de laatste termijn van de aanneemsom daarmee verrekenen. Daarnaast moet FeeConomy de herstelkosten van het laminaat betalen. FeeConomy moet aan [persoon A] ook betalen: de deskundigenkosten, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Hieronder zal de rechtbank dit toelichten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juni 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in (voorwaardelijke) reconventie, met een productie;
  • de brief van de rechtbank van 30 oktober 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van de rechtbank van 4 december 2023, met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, akte overlegging producties en akte houdende wijziging van eis van [persoon A] , met producties;
  • de akte houdende wijziging en vermeerdering van eis van [persoon A] .
  • de spreekaantekeningen van [persoon A] ;
  • de spreekaantekeningen van FeeConomy.
2.2.
Op 10 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na de inhoudelijke bespreking van de zaak hebben partijen afgesproken om in de daaropvolgende weken te pogen alsnog in onderling overleg tot een oplossing van het geschil te komen. Op 14 februari 2024 hebben beide partijen de rechtbank verzocht vonnis te wijzen. De rechtbank heeft vervolgens de datum bepaald waarop dit vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
[persoon A] is eigenaar van de woning aan de [adres] ( [postcode] ) in Hoogvliet Rotterdam (hierna: de woning). FeeConomy biedt verschillende bouwkundige diensten aan.
3.2.
[persoon A] heeft een dakopbouw op haar woning laten bouwen door FeeConomy. Daartoe hebben zij een overeenkomst van aanneming van werk (hierna: de aannemingsovereenkomst) gesloten, waarin zij met elkaar hebben afgesproken dat FeeConomy de dakopbouw bouwt voor een aanneemsom van € 37.510,- inclusief btw. [persoon A] heeft een bedrag van € 33.759,00 aan FeeConomy betaald. Betaling van het restant van de aanneemsom van € 3.751,00 heeft [persoon A] opgeschort.
3.3.
Aan de dakopbouw zijn verschillende gebreken vastgesteld door verschillende deskundigen van het Bureau voor Bouwpathologie (hierna: de deskundige). De conclusie van de deskundige is kort samengevat dat de dakopbouw niet waterdicht is, niet deugdelijk is afgewerkt, dat er niet (voldoende) afschot is gecreëerd en dat de dakopbouw daarmee niet voldoet aan de constructieve vereisten.
In het eerste deskundigenrapport van 14 oktober 2021 zijn de kosten voor het herstel van het laminaat op de eerste verdieping nog niet meegenomen. Dit gebrek is ontstaan bij het bekleden van de trap naar de dakopbouw door een trappenspecialist die door FeeConomy is ingeschakeld. In het tweede deskundigenrapport van 7 juni 2022 heeft de deskundige de herstelkosten begroot op € 11.689,50 tot € 12.819,50. Bij dit bedrag heeft de deskundige de in het eerste rapport begrote herstelkosten geïndexeerd en heeft daaraan toegevoegd een bedrag van € 1.350,- voor het herstel van het laminaat.
In het eerste rapport heeft de deskundige bij het begroten van de herstelkosten onder meer het volgende voorbehoud gemaakt: “
Op dit moment is de bouw zodanig gespannen dat prijzen/offertes van aannemers sterk uiteen kunnen lopen. Zo ook zal de constatering bij zogenaamd "besmet werk" voor aannemers zeer prijsverhogend kunnen werken.”
3.4.
[persoon A] heeft meerdere aannemers benaderd voor het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden in overeenstemming met de deskundigenrapporten. Geen van hen is daartoe bereid gevonden.
[persoon A] heeft wel twee aannemers bereid gevonden om de door FeeConomy gebouwde dakopbouw te demonteren en vervolgens een nieuwe dakopbouw te bouwen. Het betreft Van der Burgt kozijnen B.V., handelend onder de naam Balcony, uit Schaijk (hierna: Balcony) en Meegdes Montage & Onderhoud uit Ouwerkerk (hierna: Meegdes). Balcony heeft op 31 mei 2022 een offerte uitgebracht voor een aanneemsom van € 30.750,- inclusief btw. Meegdes heeft op 5 april 2023 een offerte uitgebracht voor een aanneemsom van € 55.290,95 inclusief btw. Het herstel van het laminaat op de eerste verdieping is in beide offertes niet meegenomen.
Daarnaast heeft een derde aannemer, Den Besten Bouw B.V., op 16 maart 2023 aangegeven vanwege de complexe situatie alleen werkzaamheden te willen verrichten tegen uurtarief.
3.5.
Omstreeks 21 december 2023 is een nieuwe lekkage ontstaan in verband met een door FeeConomy bij de dakopbouw geplaatste regenpijp. [persoon A] heeft meerdere loodgieters benaderd om de regenpijp te repareren. De reparatiekosten worden geschat op € 350,-.

4.Het geschil

4.1.
[persoon A] vordert in conventie, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, FeeConomy veroordeelt:
Primair
I. om aan [persoon A] te betalen een schadevergoeding van € 55.485,95 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 27 december 2021, dan wel de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
II. om aan [persoon A] te betalen een schadevergoeding van € 1.350,- inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
Subsidiair
III. om aan [persoon A] te betalen een schadevergoeding van € 12.819,50 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 27 december 2021, dan wel de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
Zowel primair als subsidiair
IV. om aan [persoon A] te betalen de deskundigenkosten van € 2.262,70 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
V. om aan [persoon A] te betalen een schadevergoeding van € 350,- inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
VI. om aan [persoon A] te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 1.609,13 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
VII. in de proceskosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van het vonnis.
4.2.
FeeConomy voert verweer en concludeert in conventie primair tot afwijzing van de vorderingen van [persoon A] en subsidiair tot verrekening van de laatste termijn van de aanneemsom (een bedrag van € 3.751,00), met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten in conventie.
4.3.
In voorwaardelijke reconventie, onder de voorwaarde dat de rechtbank in conventie oordeelt dat [persoon A] in conventie niets of minder dan € 3.751,00 van FeeConomy heeft te vorderen en verrekening van dit bedrag daarom niet mogelijk is, vordert FeeConomy dat de rechtbank [persoon A] veroordeelt om aan FeeConomy te betalen een bedrag van € 3.751,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 2023, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten in reconventie.
4.4.
[persoon A] voert verweer in reconventie en concludeert tot afwijzing van de vordering van FeeConomy, met veroordeling van FeeConomy in de proceskosten.

5.De beoordeling

in conventie

De eiswijziging wordt toegelaten
5.1.
[persoon A] heeft twee eiswijzigingen ingediend. FeeConomy heeft geen bezwaren tegen de eiswijzigingen geuit en deze zijn ook niet in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal daarom de vorderingen beoordelen, zoals hiervoor in 4.1 weergegeven.
[persoon A] kan vervangende schadevergoeding vorderen
5.2.
[persoon A] baseert haar vorderingen op artikel 6:74 BW. Daarin is bepaald dat de schuldenaar (hier: FeeConomy) verplicht is om de schade te vergoeden die de schuldeiser (hier: [persoon A] ) lijdt doordat de schuldenaar tekortschiet in de nakoming van een verbintenis, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
5.3.
Op grond van de aannemingsovereenkomst was FeeConomy verplicht om een dakopbouw te realiseren op de woning van [persoon A] tegen betaling van de aanneemsom. [persoon A] mocht daarbij vanzelfsprekend een dakopbouw verwachten die de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn. Een dakopbouw met constructieve gebreken, als gevolg waarvan lekkages ontstaan, voldoet niet aan de aannemingsovereenkomst.
5.4.
[persoon A] heeft met onder meer de deskundigenrapporten voldoende onderbouwd gesteld dat de door FeeConomy gebouwde dakopbouw gebrekkig is en dat zij daardoor schade lijdt. In de rapporten wordt uitgebreid ingegaan op verschillende gebreken aan de dakopbouw en de daaruit ontstane schade (zie 3.3). Het gevolg van deze gebreken is onder meer dat er diverse lekkages zijn geweest, zoals is te zien op meerdere door [persoon A] in het geding gebrachte foto’s. FeeConomy betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen omdat zij de dakopbouw conform de overeenkomst heeft gebouwd. De enige onderbouwing die zij daarvoor aanvoert is een foto van de dakopbouw op de al bestaande verdiepingen. De rechtbank is van oordeel dat deze betwisting onvoldoende is. FeeConomy is op geen enkele wijze ingegaan op de specifieke gebreken die door de deskundige zijn geconstateerd. Dat had wel van FeeConomy verwacht mogen worden. Dat betekent dat de door [persoon A] gestelde gebreken als onvoldoende gemotiveerd betwist komen vast te staan. FeeConomy is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenis.
5.5.
[persoon A] hoeft FeeConomy niet meer in de gelegenheid te stellen om de gebreken zelf te herstellen.
5.5.1.
Uit het bepaalde in artikel 6:87 lid 1 BW volgt dat wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert, de verbintenis wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
5.5.2.
Met de ingebrekestelling van 27 oktober 2021 heeft [persoon A] aan FeeConomy een termijn van twee maanden gegeven om de gebreken te verhelpen. Omdat FeeConomy de gebreken niet heeft verholpen binnen die termijn is zij vanaf 27 december 2021 in verzuim.
5.5.3.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de door [persoon A] geboden termijn van twee maanden een redelijke termijn in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW is. Al voordat [persoon A] deze termijn aan FeeConomy heeft gegeven, heeft [persoon A] FeeConomy meerdere gelegenheden geboden om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Daarbij is het naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk dat [persoon A] voor de uitvoering van volgende herstelwerkzaamheden eerst naar een plan van aanpak vraagt voordat zij FeeConomy die herstelwerkzaamheden laat uitvoeren, wanneer de herstelwerkzaamheden die eerder door FeeConomy zijn uitgevoerd niet ervoor hebben gezorgd dat de lekkages zijn verholpen.
5.5.4.
Op 5 januari 2022 heeft [persoon A] schriftelijk aan FeeConomy medegedeeld dat zij vervangende schadevergoeding wil ontvangen in plaats van herstel van de gebreken door FeeConomy. Daarmee is voldaan aan de vereisten van artikel 6:87 lid 1 BW, waardoor [persoon A] vervangende schade vergoeding kan vorderen van FeeConomy.
De vervangende schadevergoeding en de herstelkosten van het laminaat (vorderingen I tot en met III)
5.6.
De primaire vordering van [persoon A] bevat twee onderdelen (vorderingen I en II). Het eerste onderdeel (vordering I) betreft de vervangende schadevergoeding. Het tweede onderdeel (vordering II) betreft de door de deskundige vastgestelde schade aan het laminaat en de herstelkosten daarvan, begroot op een bedrag van € 1.350,00. In haar subsidiaire vordering (vordering III) zijn deze twee onderdelen gezamenlijk gevorderd.
De vervangende schadevergoeding voor de gebrekige dakopbouw wordt begroot op € 30.750,00
5.7.
Het uitgangspunt is dat FeeConomy de schade moet vergoeden die [persoon A] lijdt als gevolg van de gebreken aan de door haar gerealiseerde dakopbouw. Op grond van het bepaalde in artikel 6:97 BW begroot de rechter de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt deze geschat. Met inachtneming van deze maatstaf overweegt de rechtbank het volgende.
5.8.
De deskundige heeft de herstelkosten van de bestaande dakopbouw in het tweede rapport van 7 juni 2022, na indexatie en zonder inbegrip van de kosten voor het herstel van het laminaat, begroot op € 10.339,50 tot € 11.469,50 (want: € 11.689,50 tot € 12.819,50 minus € 1.350,-; zie 3.3). In het eerste rapport van 14 oktober 2021 heeft de deskundige al erop gewezen dat de bouw zodanig gespannen is dat prijzen/offertes van aannemers sterk uiteen kunnen lopen en dat het voor aannemers ook zeer prijsverhogend kan werken als zij constateren dat het gaat om herstel van zogenaamd ‘besmet werk’.
5.9.
[persoon A] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat zij geen aannemer kan vinden die alleen de door de deskundige vastgestelde gebreken wil of kan herstellen. Uit de door [persoon A] in het geding gebrachte e-mails en de door haar bij de mondelinge behandeling gegeven toelichting volgt dat [persoon A] meerdere aannemers heeft benaderd voor een offerte. Zij heeft hen daarbij onder meer de bouwtekening en de deskundigenrapporten gestuurd. Betreffende aannemers willen vanwege de complexiteit of uit aansprakelijkheidsoogpunt hun handen niet branden aan een werk waarin door een ander fouten zijn gemaakt. Op 11 oktober 2022 heeft de deskundige op vragen van de advocaat van [persoon A] bevestigd dat hij het kan begrijpen dat een aannemer de dakopbouw niet wil herstellen, maar deze alleen maar wil demonteren om vervolgens een nieuwe dakopbouw te bouwen. Een aannemer zal discussie willen voorkomen over aansprakelijkheid voor gebreken die mogelijk al zijn ontstaan bij het bouwen van de oorspronkelijke dakopbouw.
5.10.
De enige offertes die [persoon A] heeft ontvangen zijn de offertes van Balcony van 31 mei 2022 (€ 30.750,00) en van Meegdes van 5 april 2023 (€ 55.290,95). Deze aannemers willen de klus alleen doen als de dakopbouw eerst wordt afgebroken en daarna opnieuw wordt opgebouwd.
5.11.
FeeConomy voert het verweer dat het afbreken en opnieuw opbouwen van de dakopbouw iets anders is dan het herstellen van de dakopbouw. Daarbij voert FeeConomy aan dat twee van de door [persoon A] benaderde aannemers alleen grote bouwprojecten doen, en dat zij daarom niet een enkele dakopbouw zullen herstellen of bouwen. Dit doet echter niet af aan alle overige door [persoon A] gestelde afwijzingen. FeeConomy heeft haar betwisting daarmee onvoldoende gemotiveerd ten opzichte van hetgeen [persoon A] hierover onderbouwd heeft gesteld.
5.12.
FeeConomy betwist verder de hoogte van de gevorderde vervangende schadevergoeding. Zij heeft echter onvoldoende gemotiveerd dat de werkzaamheden goedkoper uitgevoerd kunnen worden. In het kader van haar betwisting van de vordering van [persoon A] had van FeeConomy verwacht mogen worden om bijvoorbeeld met een offerte te komen van een partij die het goedkoper zou kunnen doen of op zijn minst zelf een kostenbegroting op te stellen.
5.13.
Tegelijkertijd heeft [persoon A] niet goed kunnen verklaren waar het verschil tussen de offertes van Balcony en Meegdes vandaan komt. Dit verschil is namelijk te groot voor alleen de door haar genoemde inflatiecorrectie vanwege tijdsverloop. De door Balcony geoffreerde prijs komt de rechtbank reëel over als deze wordt afgezet tegen de aanneemsom die [persoon A] en FeeConomy zijn overeengekomen (€ 37.510,00). De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de deskundige desgevraagd heeft bevestigd dat in geval van het vernieuwen van de dakopbouw minimaal rekening gehouden moet worden met de door Balcony geoffreerde prijs.
5.14.
Dat eerder scherp is onderhandeld tussen [persoon A] en FeeConomy, dan wel in de woorden van FeeConomy: dat zij een dakopbouw heeft gebouwd voor een te lage prijs, doet niet ter zake bij het begroten van de door [persoon A] geleden schade.
5.15.
Op basis van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, schat de rechtbank de door [persoon A] geleden schade op het bedrag van de offerte van Balcony (€ 30.750,00).
De laatste termijn van de aanneemsom wordt verrekend
5.16.
FeeConomy stelt een vordering van € 3.751,00 op [persoon A] te hebben uit hoofde van de aannemingsovereenkomst. Dit betreft het restant van de aanneemsom. Door oplevering van de dakopbouw is de hele aanneemsom opeisbaar. FeeConomy wil dit bedrag verrekenen met een eventueel door haar aan [persoon A] te betalen bedrag.
5.17.
[persoon A] voert het verweer dat deze laatste termijn nog niet opeisbaar is geworden omdat de dakopbouw nog niet is opgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft FeeConomy de dakopbouw wel opgeleverd. [persoon A] schrijft ook zelf aan FeeConomy dat zij “
sinds de oplevering te maken [heeft] met lekkages” (ingebrekestelling van 27 oktober 2021) en dat zij “
de betaling van het restant van de aanneemsom zal opschorten” (brief van 5 januari 2022), hetgeen niet nodig is als de die laatste betaling nog niet opeisbaar is geworden na oplevering van de dakopbouw. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
5.18.
[persoon A] heeft nog aangevoerd dat op de laatste termijn een bedrag van € 750,00 in mindering moet worden gebracht omdat partijen dat nader zijn overeengekomen. FeeConomy heeft dit bij de mondelinge behandeling erkend. Dat betekent dat FeeConomy recht heeft om op de door haar te betalen schade een bedrag van € 3.001,- in mindering te brengen.
5.19.
Dat betekent dat FeeConomy aan [persoon A] een bedrag moet betalen van (€ 30.750,00 minus € 3.001,00 =) € 27.749,00. De primaire vordering onder I zal tot dit bedrag worden toegewezen.
5.20.
De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen zoals gevorderd vanaf de datum van verzuim, dus vanaf 27 december 2021.
FeeConomy moet ook de herstelkosten van het laminaat betalen (vordering II, € 1.350,00)
5.21.
Bij de mondelinge behandeling heeft [persoon A] toegelicht dat de trap in de woning is bekleed door een trappenspecialist die door FeeConomy is ingeschakeld. Daarbij is een stuk van het laminaat op de eerste verdieping weggehaald. Dat een stuk laminaat ontbreekt, is ook te zien op een door [persoon A] ingediende foto en blijkt eveneens uit het deskundigenrapport van 7 juni 2022. FeeConomy heeft dit niet betwist. Desgevraagd heeft zij alleen verklaard dat zij hierover contact zou opnemen met de trappenspecialist. De door [persoon A] gevorderde schade is het gevolg van de namens FeeConomy uitgevoerde werkzaamheden aan de trap. De deskundige heeft het herstel van deze schade begroot op € 1.350,00. FeeConomy heeft dit bedrag niet betwist. De rechtbank wijst daarom dit bedrag toe.
5.22.
De wettelijke rente over de herstelkosten van het laminaat wordt toegewezen zoals gevorderd vanaf de datum van de dagvaarding, dus vanaf 22 juni 2023.
Deskundigenkosten worden toegewezen (vordering IV)
5.23.
[persoon A] vordert de door haar gemaakte deskundigenkosten voor een bedrag van € 2.262,70. Zij onderbouwt deze vordering met een factuur van Bureau voor Bouwpathologie van 20 oktober 2021. FeeConomy betwist de hoogte van de deskundigenkosten. De deskundige heeft gelijktijdig onderzoek verricht naar de woning van de buurvrouw van [persoon A] . Daarom moeten de deskundigenkosten worden gehalveerd, aldus FeeConomy. Naar het oordeel van de rechtbank gaat FeeConomy er met dit verweer aan voorbij dat alleen het tweede deskundigenonderzoek gelijktijdig bij zowel [persoon A] als de buurvrouw van [persoon A] is verricht, maar dat de overlegde factuur bij het eerste deskundigenrapport hoort. Het eerste rapport is namelijk van 14 oktober 2021 en ziet alleen op het onderzoek dat de deskundige bij [persoon A] heeft uitgevoerd. De factuur van 20 oktober 2021 heeft betrekking op dit onderzoek. Daarmee heeft FeeConomy de hoogte van de deskundigenkosten onvoldoende gemotiveerd betwist.
5.24.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van de deskundige in redelijkheid zijn gemaakt en van redelijke omvang zijn. Het bedrag van € 2.262,70 wordt dan ook toegewezen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
5.25.
De wettelijke rente over de deskundigenkosten wordt toegewezen zoals gevorderd vanaf de datum van de dagvaarding, dus vanaf 22 juni 2023.
Schadevergoeding loodgieterskosten regenpijp wordt afgewezen (vordering V)
5.26.
Bij eisvermeerdering heeft [persoon A] ook vergoeding gevorderd van een bedrag van € 350,00, bestaande uit de loodgieterskosten voor de reparatie van een losse regenpijp aan de door FeeConomy gebouwde dakopbouw. [persoon A] stelt dat die regenpijp nooit is bevestigd aan de buitenmuur en dat er daardoor weer een nieuwe lekkage is ontstaan. Zij heeft een foto van de regenpijp aan een loodgieter gestuurd en die heeft haar gezegd dat de regenpijp nooit aan de muur is bevestigd. FeeConomy betwist dat de regenpijp los zat. FeeConomy voert aan dat de regenpijp wel heeft vastgezeten en dat deze door een storm is losgeraakt. Een regenpijp heeft nu eenmaal onderhoud nodig, aldus FeeConomy. De rechtbank is van oordeel dat [persoon A] , tegenover de betwisting door FeeConomy, onvoldoende heeft onderbouwd dat FeeConomy de regenpijp niet goed aan de muur heeft bevestigd. De enkele mededeling die een loodgieter volgens [persoon A] telefonisch aan haar heeft gedaan op basis van een foto van de regenpijp (en dus niet op basis van eigen onderzoek) is onvoldoende. [persoon A] heeft op dit punt niet voldaan aan de op haar rustende stelplicht, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Dat betekent dat deze vordering van [persoon A] wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten (vordering VI)
5.27.
[persoon A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van een bedrag van € 1.609,13. Tegen deze vordering is geen afzonderlijk verweer gevoerd. De vordering van de buitengerechtelijke kosten wordt getoetst aan de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Omdat er een lagere hoofdsom is toegewezen door de rechtbank, zullen de buitengerechtelijke kosten worden berekend op grond van de toegewezen hoofdsom van € 29.099,- (zie 5.19 en 5.21; € 27.749,00 plus € 1.350,00-). Het bedrag dat aan buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen is dan ook € 1.289,85.
5.28.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen zoals gevorderd vanaf de datum van de dagvaarding, dus vanaf 22 juni 2023.
Proceskostenveroordeling (vordering VII)
5.29.
FeeConomy is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [persoon A] worden begroot op:
- dagvaarding € 132,42
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat € 1.572,00 (2 punten × tarief III € 786,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.183,42
5.30.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
5.31.
Gelet op de beslissingen van de rechtbank in conventie is niet voldaan aan de voorwaarde voor het instellen van de tegeneis van FeeConomy. De rechtbank komt dan ook niet toe aan beoordeling van deze vordering. Het niet vervullen van de voorwaarde voor het instellen van de vordering in reconventie, betekent niet dat geen proceskostenveroordeling kan worden opgelegd (vgl. HR 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673). De (extra) proceskosten in reconventie worden echter begroot op nihil, zodat een proceskostenveroordeling achterwege kan blijven.
6.2.
veroordeelt FeeConomy om aan [persoon A] te betalen een schadevergoeding van € 1.350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 22 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt FeeConomy om aan [persoon A] te betalen de deskundigenkosten van € 2.262,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 22 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt FeeConomy om aan [persoon A] te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 1.289,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 22 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt FeeConomy in de proceskosten, aan de zijde van [persoon A] tot op heden begroot op € 3.183,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten gedaagden € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.6.
veroordeelt FeeConomy in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
6.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.9.
verstaat dat de voorwaarde voor het instellen van de eis in reconventie niet is vervuld en dat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
[3718/1918]