In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een plateau met installaties aan een kantoorgebouw in Rotterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 24 juli 2020 een omgevingsvergunning verleend aan de vergunninghoudster, [naam bedrijf 1] B.V., voor de bouw van het plateau. Eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, met als argument dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand en dat de cumulatieve geluidbelasting onvoldoende is onderzocht.
De rechtbank heeft op 28 februari 2024 de zaak behandeld. Tijdens de zitting zijn de gemachtigden van de eisers, het college en de vergunninghoudster aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de oude wetgeving van toepassing blijft. De rechtbank concludeert dat het college zich op basis van het welstandsadvies op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank oordeelt echter dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de cumulatieve geluidbelasting niet in de beoordeling is meegenomen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor zover het de omgevingsvergunning voor de activiteit gebruik in strijd met het bestemmingsplan betreft, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in zijn geheel geldig blijft, maar dat het college het griffierecht en proceskosten aan de eisers moet vergoeden.