ECLI:NL:RBROT:2024:2354
Rechtbank Rotterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om afkondigen afkoelingsperiode in WHOA-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure onder de Faillissementswet (Fw) betreffende de afkondiging van een afkoelingsperiode. Verzoekster, een besloten vennootschap, had op 13 februari 2024 een verzoek ingediend om een afkoelingsperiode van vier maanden af te kondigen, met als doel een gecontroleerde afwikkeling van haar onderneming buiten faillissement. De verzoekster had aangegeven dat zij een akkoord met haar schuldeisers wilde aanbieden en dat zij de ontruiming van haar bedrijfsruimte en een beslag op roerende zaken wilde schorsen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij de afkoelingsperiode. De rechtbank oordeelde dat er geen duidelijke “plus” is bij de voorgenomen gecontroleerde afwikkeling buiten faillissement, aangezien de verkoop van de onderneming ook in faillissement mogelijk zou zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeken van verzoekster moeten worden afgewezen, omdat niet summierlijk is gebleken dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is voor de voortzetting van de onderneming.
De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoekster afgewezen, waarmee de weg naar een gecontroleerde afwikkeling buiten faillissement is afgesloten.