In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Staffhousing B.V. en [gedaagde1]. De huurovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 1 januari 2023, maar [gedaagde1] heeft de sleutels van het gehuurde niet ingeleverd en heeft spullen achtergelaten. Staffhousing vordert betaling van de huurprijs over januari 2023, omdat [gedaagde1] de sleutels niet heeft ingeleverd. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde1] een bedrag van € 4.009,37 aan Staffhousing moet betalen, terwijl de tegenvorderingen van [gedaagde1] worden afgewezen. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde1] in verzuim is geraakt door de sleutels niet tijdig in te leveren en dat Staffhousing recht heeft op de huurprijs over de periode dat het gehuurde onrechtmatig onder zich is gehouden. De kantonrechter wijst ook de vordering van [gedaagde1] in reconventie af, omdat deze niet voldoende onderbouwd is. Daarnaast moet [gedaagde1] de proceskosten betalen, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.