ECLI:NL:RBROT:2024:2177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10/221323-22 (dagvaarding I) en 10/204512-23 (dagvaarding II)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de invoer van cocaïne en het aannemen van een gift in strijd met de plicht in dienstbetrekking

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1985, die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, alsook aan het aannemen van een gift in strijd met zijn plicht als werknemer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, conform de eis van de officier van justitie, die was gebaseerd op procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. De verdachte heeft in de periode van 3 mei 2022 tot en met 9 juli 2022, samen met anderen, meermalen cocaïne voorbereid en bevorderd door in te loggen op een online platform met een niet aan hem toebehorend account en gegevens door te geven aan een criminele organisatie. Daarnaast heeft hij als niet-ambtenaar een gift aangenomen, wat in strijd was met de goede trouw tegenover zijn werkgever. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De opgelegde straf is passend en geboden, gezien de ernst van de feiten en de gemaakte procesafspraken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/221323-22 (dagvaarding I) en 10/204512-23 (dagvaarding II)
(ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 20 februari 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Standpunt officier van justitie en verdediging

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd de bewezenverklaring van het op dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde.
De verdediging heeft geen (bewijs)verweren gevoerd.

4.Waardering van het bewijs

Het ten laste gelegde is door de verdachte ter terechtzitting bekend. De tenlastegelegde feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De ten laste gelegde voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland en het zich laten omkopen als niet-ambtenaar zijn bewezen.

5.Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Dagvaarding I
hij, op meerdere momenten in de periode van 3 mei 2022 tot en
met 9 juli 2022, in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
meermalen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en
- het opzettelijk afleveren en vervoeren
van
een grote hoeveelheidcocaïne (zaaksdossier Tagrijn) en
een grote hoeveelheidcocaïne (zaaksdossier Popi) en
een grote hoeveelheidcocaïne (zaaksdossier Siliconenvet) en
een grote hoeveelheidcocaïne (zaaksdossier Schuit) en
een grote hoeveelheidcocaïne (zaaksdossier Somp) en
een grote hoeveelheidcocaïne (zaaksdossier Bomen),
zijndeeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe
inlichtingen te verschaffen,
- zich en een ander inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
door telkens
in afwijking van zijn reguliere functiewerkzaamheden bij [bedrijf01] BV
in te loggen op het online platform "MyTerminal" van Hutchison Ports ECT Delta
BV, via een account dat niet aan hem toebehoorde, te weten het account
" [naam account01] ",
en
- de container [containernummer01] te bevragen en te monitoren
(zaaksdossier Tagrijn) en
- de container [containernummer02] te bevragen en te monitoren
(zaaksdossier Popi) en
- de container [containernummer03] te bevragen en te monitoren en de
gegevens van deze container door te geven aan de criminele organisatie
(zaaksdossier Siliconenvet) en
- de container [containernummer04] te bevragen en te monitoren
(zaaksdossier Schuit) en
- de container [containernummer05] te bevragen en te monitoren
(zaaksdossier Somp) en
- de container [containernummer06] te bevragen en te monitoren
(zaaksdossier Bomen);
Dagvaarding II
hij, in de periode van 3 mei 2022 tot en
met 9 juli 2022 in Nederland,
anders dan als ambtenaar, te weten als declarant voor douane-aangiftes,
werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [bedrijf01] BV,
naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in strijd met zijn plicht in zijn
betrekking heeft gedaan,
een gift, te weten een of
meerdere geldbedragen, heeft aangenomen, terwijl hij
verdachte dit aannemen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen
tegenover zijn werkgever.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I
een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd
Dagvaarding II
het, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn dienstbetrekking heeft gedaan, aannemen van een gift, terwijl hij dit aannemen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank de door de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken in aanmerking genomen.
8.2.
Totstandkoming van de procesafspraken
Het Openbaar Ministerie en de raadsman van verdachte, mr. K. Durdu, hebben op 4 juli 2023 de mogelijkheid besproken van het maken van procesafspraken met betrekking tot de afdoening van de strafzaak. Naar aanleiding van dit gesprek is met instemming van beide partijen een overeenkomst opgemaakt en ondertekend, gedateerd 16 augustus 2023.
8.3.
Inhoud van de procesafspraken
Op de zitting van 6 februari 2024 zijn de procesafspraken door de procespartijen formeel aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Bij de gemaakte procesafspraken is kennelijk uitgegaan van een gevoegde behandeling van de beide feiten. De rechtbank heeft de beide zaken gevoegd, omdat zij een gevoegde behandeling ook in het belang acht van de strafzaak.
8.4.
Beoordeling van de procesafspraken
De rechtbank heeft jegens partijen tijdens de zitting benadrukt dat de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en dat de rechtbank de procesafspraken kan afwijzen indien er op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor een vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de te eisen straf niet passend acht.
De rechtbank heeft op de zitting van 6 februari 2024 de procesafspraken die de verdachte en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt met de verdachte besproken.
De rechtbank is mede op grond van de bespreking ter zitting van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten (HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252). Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
8.5.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
8.6.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de gemaakte procesafspraken en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.7.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende twee maanden samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen voor de invoer van cocaïne in Nederland, door als werknemer van [bedrijf01] BV met een niet aan hem toebehorend account in te loggen op MyTerminal, meermalen containers met daarin cocaïne te bevragen en te monitoren en deze gegevens vervolgens aan anderen door te geven. Hierbij ging het telkens om een grote hoeveelheid cocaïne. In diezelfde periode heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het als niet-ambtenaar aannemen van een gift voor hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn dienstbetrekking heeft gedaan.
De invoer van en verdere handel in harddrugs leidt tot ernstige problemen in de maatschappij. Zo gaat deze vorm van criminaliteit vaak gepaard met diverse vormen van zware en/of georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten. Daarnaast zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van cocaïne groot. Deze drugs zijn verslavend en kunnen bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen. Omkoping en daaraan gerelateerde strafbare feiten zijn ernstige misdrijven vanwege het ondermijnende en corrumperende karakter op de samenleving. Corruptie vormt een ernstige aantasting van de integriteit die in bedrijven, in het bijzonder in de havensector, en in het handelsverkeer zo nodig is. Daarom rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij zich op deze wijze heeft laten omkopen.
8.8.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.9.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in andere zaken van dit type worden opgelegd. Kijkend naar de ernst van de feiten en de hoeveelheid van de ingevoerde cocaïne is een forse gevangenisstraf op haar plaats.
De rechtbank heeft oog voor de omstandigheid dat de officier van justitie en de verdediging procesafspraken hebben gemaakt die hebben geleid tot de eis van de officier van justitie.
De rechtbank houdt er bij de strafmaat rekening mee dat de rol van de verdachte in het licht van de gehele invoerketen relatief beperkt is geweest en dat de door de verdachte ontvangen inkomsten voor zijn handelen relatief beperkt lijken.
Daarbij overweegt de rechtbank dat het voorstel van de procesafspraken een efficiënte en voortvarende behandeling en een effectieve afdoening van de zaak dient. De voorgestelde strafmaat, zoals door de officier van justitie ter zitting is gevorderd en in lijn is met de gemaakte procesafspraken, staat in een redelijke verhouding tot de ernst van de zaak. Tegen deze achtergrond en gezien het voorgaande acht de rechtbank, alle belangen afwegend, een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (
zijnde 138 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 februari 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/221323-22
hij, op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 3 mei 2022 tot en
met 9 juli 2022,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van (ongeveer)
- 300 kilogram cocaïne (zaaksdossier Tagrijn) en/of
- 50 kilogram cocaïne (zaaksdossier Popi) en/of
- 600 kilogram cocaïne (zaaksdossier Siliconenvet) en/of
- 80 kilogram cocaïne (zaaksdossier Schuit) en/of
- 93 kilogram cocaïne (zaaksdossier Somp) en/of
- 42 kilogram cocaïne (zaaksdossier Bomen),
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door (telkens)
in afwijking van zijn reguliere functiewerkzaamheden bij [bedrijf01] BV
in te loggen op het online platform "MyTerminal" van Hutchison Ports ECT Delta
BV, via een account dat niet aan hem toebehoorde, te weten het account
" [naam account01] ",
en/of (vervolgens)
- de container [containernummer01] te bevragen en/of te monitoren en/of (vervolgens) de
gegevens van deze container door te geven aan de criminele organisatie
(zaaksdossier Tagrijn) en/of
- de container [containernummer02] te bevragen en/of te monitoren en/of (vervolgens) de
gegevens van deze container door te geven aan de criminele organisatie
(zaaksdossier Popi) en/of
- de container [containernummer03] te bevragen en/of te monitoren en/of (vervolgens) de
gegevens van deze container door te geven aan de criminele organisatie
(zaaksdossier Siliconenvet) en/of
- de container [containernummer04] te bevragen en/of te monitoren en/of (vervolgens) de
gegevens van deze container door te geven aan de criminele organisatie
(zaaksdossier Schuit) en/of
- de container [containernummer05] te bevragen en/of te monitoren en/of (vervolgens) de
gegevens van deze container door te geven aan de criminele organisatie
(zaaksdossier Somp) en/of
- de container [containernummer06] te bevragen en/of te monitoren en/of (vervolgens) de
gegevens van deze container door te geven aan de criminele organisatie
(zaaksdossier Bomen);
10/204512-23
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 mei 2022 tot en
met 9 juli 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
anders dan als ambtenaar, te weten als declarant voor douane-aangiftes,
werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [bedrijf01] BV,
naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in strijd met zijn plicht in zijn
betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten,
(meermalen, althans éénmaal) een gift, belofte en/of dienst, te weten een of
meerdere geldbedragen, heeft aangenomen en/of heeft gevraagd, terwijl hij
verdachte dit aannemen en/of vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen
tegenover zijn werkgever.