ECLI:NL:RBROT:2024:2135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
ROT 23/31
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2024, met zaaknummer ROT 23/31, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had het verzoek afgewezen op 25 augustus 2021, en deze afwijzing werd bevestigd in het bestreden besluit van 24 november 2022. Eiser, afkomstig uit Sierra Leone, had zijn naturalisatieverzoek ingediend op 20 september 2020, maar de staatssecretaris twijfelde aan zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de identiteit van eiser, onderbouwd door een taalanalyse en een leeftijdsonderzoek. Eiser had documenten overgelegd, waaronder een paspoort en een geboorteakte, die als echt waren aangemerkt, maar de staatssecretaris concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de identiteit en nationaliteit van eiser vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de in de documenten vermelde identiteit en nationaliteit juist waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van het naturalisatieverzoek in stand bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/31

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. van Bremen),
en

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 25 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 november 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij die afwijzing gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone.
2.2.
Hij heeft op 21 maart 1999 in Nederland een asielverzoek ingediend.
In een rapport naar aanleiding van een tijdens de asielprocedure uitgevoerd leeftijdsonderzoek is het volgende vermeld:
“ [naam eiser] , een man, heeft opgegeven geboren te zijn op [geboortedatum] 1982 in Sierra Leone. Volgens eigen opgave had [naam eiser] ten tijde van het röntgenologisch onderzoek in Eindhoven de leeftijd van 17,43 jaar.
Voordien, op 22 maart 1999, had [naam eiser] zich gemeld in het Aanmeldcentrum te Rijsbergen om asiel aan te vragen. Volgens eigen opgave was de leeftijd toen 16,72 jaar.
(…)
Conclusies met betrekking tot de leeftijd van [naam eiser]
(betrouwbaarheid: 95% of hoger)
(1) Een leeftijd van 21 jaar of ouder wordt toegekend aan [naam eiser] op 3 december 1999, de datum van het röntgenologisch onderzoek te Eindhoven.
(…)
(3) Bij terugrekening had [naam eiser] ten tijde van de asielaanvraag de leeftijd van 20,29 jaar of ouder.”
2.3.
Aan eiser is met ingang van 15 juni 2007 een verblijfsvergunning verleend in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov).
2.4.
Eiser heeft op 20 september 2020 een verzoek om naturalisatie ingediend. Hij heeft hierbij een kopie van een Sierra Leoons paspoort en een afschrift van een geboorteakte gevoegd. Deze geboorteakte heeft serienummer [serienummer 1] en afgiftedatum 10 oktober 2018. Als geboorteplaats is in de geboorteakte vermeld: “Souloukoudou Kono District”. Op het paspoort staat als geboorteplaats: “Souloukoudou, Kono”. Op beide documenten is als geboortedatum [geboortedatum] 1982 vermeld.
2.5.
De staatssecretaris heeft op 29 juni 2021 aan eiser een voornemen kenbaar gemaakt om het naturalisatieverzoek af te wijzen omdat er twijfel bestaat over eisers identiteit en nationaliteit.
2.6.
Nadat eiser hierop had gereageerd, heeft de staatssecretaris het primaire besluit genomen. Dit besluit is, samengevat, op het volgende gebaseerd. Bureau Documenten heeft eisers paspoort echt bevonden, maar heeft niet kunnen vaststellen of het paspoort bevoegd is opgemaakt en of het inhoudelijk juist is. Ten aanzien van de geboorteakte met nummer [serienummer 1] heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat deze “zeer wel mogelijk niet bevoegd (is) opgemaakt en afgegeven” en dat de legalisatie “zeer wel mogelijk frauduleus (is) verkregen”. Ook kan de in de documenten genoemde geboortedatum van 1 juli 1982 niet kloppen. Het in 1999 verrichte leeftijdsonderzoek laat namelijk zien dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag (op 21 maart 1999) niet minderjarig kan zijn geweest. De bevindingen over de geboorteakte en de omstandigheid dat de geboortedatum niet kan kloppen, maken dat twijfel bestaat over eisers nationaliteit en identiteit.
2.7.
In de bezwaarfase heeft eiser nog een geboorteakte overgelegd. Deze geboorteakte heeft serienummer [serienummer 2] en als afgiftedatum 10 oktober 2018. Als geboorteplaats is vermeld: Koidu Town – Kono District. Bureau Documenten heeft deze geboorteakte echt bevonden.
2.8.
Verder hebben in de bezwaarfase een leeftijdsonderzoek en een taalanalyse plaatsgevonden. In een rapport van 19 juli 2022 heeft het Nederlands Forensisch Instituut, kort gezegd, de bevindingen van het leeftijdsonderzoek uit 1999 bevestigd. De taalanalyse is uitgevoerd door een deskundige van het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT). Van de taalanalyse is een rapport opgemaakt op 10 maart 2022. In dit rapport is vermeld dat eiser een vorm van het Pular (Fuuta Jaloo) op moedertaalniveau beheerst en dat die vorm van het Pular eenduidig is te herleiden tot Guinee. Hierbij is van belang dat eiser Franse leenwoorden gebruikt, zoals gebruikelijk is in Guinee en niet in Sierra Leone. Verder is in het rapport vermeld dat eiser geen enkele actieve kennis heeft van het Krio (de lingua franca van Sierra Leone). Gelet op deze bevindingen is eiser eenduidig niet te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone. In plaats daarvan is eiser eenduidig te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen Guinee.
2.9.
In het bestreden besluit is de staatssecretaris bij zijn standpunt gebleven. Hierbij heeft de staatssecretaris het volgende overwogen. Zoals eiser zelf heeft verklaard, zijn de gegevens op de documenten afgeleid van eisers Nederlandse vreemdelingendocument. Daarom is niet gebleken dat er een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden bij de afgifte van de geboorteakte en het paspoort. Ook los daarvan bestaat er, gelet op de taalanalyse en het leeftijdsonderzoek, dermate grote twijfel over de identiteit en de nationaliteit van eiser dat het paspoort en de geboorteakte, hoewel beide echt bevonden, niet kunnen worden geaccepteerd. Dat eiser onder de Ranov-regeling valt, maakt dit niet anders.

Het beroep van eiser

3. Volgens eiser heeft de staatssecretaris zijn verzoek om naturalisatie ten onrechte afgewezen. Er moet worden uitgegaan van de juistheid van zijn paspoort. Sierra Leone doet immers zelfstandig onderzoek naar de identiteit. Ten aanzien van de geboortedatum is van belang dat eiser nooit bekend is geweest met zijn precieze geboortedatum. De datum van 1 juli 1982 is hem toegekend door de IND. Twijfel over eisers geboortedatum maakt niet dat ook zijn personalia in twijfel getrokken kunnen worden. Eiser is wel degelijk afkomstig uit Sierra Leone. Zijn ouders hebben echter in Guinee gewoond, zodat het logisch is dat hij Franse leenwoorden gebruikt, zoals in Guinee gebruikelijk is. Eiser heeft verder aangevoerd dat het beleid ten aanzien van ‘Generaal Pardonners’ meegewogen dient te worden, zodat van het gevoerde beleid afgeweken dient te worden. Volgens eiser is sprake van willekeur, nu zijn verzoek is afgewezen terwijl in vergelijkbare zaken wel is overgegaan tot naturalisatie. Eiser heeft tot slot betoogd dat niet valt in te zien hoe hij ooit zijn identiteit en nationaliteit kan aantonen indien de documenten die hij heeft overgelegd, worden gekwalificeerd als ‘onjuist’. Er is sprake van bewijsnood, aldus eiser.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eisers aanvraag om naturalisatie terecht heeft afgewezen. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
In een uitspraak van 29 november 2023 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het beoordelingskader voor verzoeken om naturalisatie verduidelijkt. [1] Hieruit volgt het volgende. Het is aan een verzoeker om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van die verzoeker met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. De verlening van het Nederlanderschap is “een zaak van groot gewicht”. De identiteit en de nationaliteit van een verzoeker moeten buiten twijfel zijn. Volgens de Afdeling moet de staatssecretaris eerst vaststellen of de verzoeker de juiste documenten heeft overgelegd. Als dat het geval is, moet de staatssecretaris nagaan of er aanleiding bestaat te twijfelen aan de door een verzoeker gestelde identiteit en nationaliteit. Deze twijfel kan bijvoorbeeld bestaan op grond van een taalanalyse door TOELT, een documentonderzoek door het Team onderzoek en Expertise Documenten (TOED), een leeftijdsonderzoek of een combinatie van deze onderzoeken. Ook kan er twijfel ontstaan op grond van de overige inhoud van het vreemdelingenrechtelijk dossier van een verzoeker of op grond van andere bekende feiten en omstandigheden. Als er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van een verzoeker, zal de staatssecretaris moeten beoordelen of de verzoeker de gerezen twijfel met de overgelegde documenten heeft weggenomen. In dat kader zal de staatssecretaris moeten beoordelen of buiten twijfel uit de door de verzoeker overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De staatssecretaris mag daarbij niet zonder deugdelijke motivering voorbijgaan aan de documenten die de verzoeker heeft overgelegd. De bewijswaarde van de overgelegde documenten is hierbij doorslaggevend.
4.3.
Gelet op het rapport taalanalyse heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat er aanleiding is voor twijfel aan de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit. De conclusie van dit rapport is dat eiser niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone. In plaats daarvan is eiser te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen Guinee. Het rapport geeft dus aanleiding voor twijfel of eiser, zoals hij stelt, uit Sierra Leone komt.
4.4.
Wat eiser heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris het rapport niet heeft mogen betrekken bij zijn beoordeling. Het rapport van TOELT moet worden aangemerkt als een deskundigenadvies. De staatssecretaris mag op zo’n advies afgaan, nadat hij is nagegaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Eisers stelling dat zijn ouders in Guinee zijn geboren zodat het logisch is dat hij Franse leenwoorden gebruikt, laat onverlet dat de conclusie van de deskundige ook is gebaseerd op de vaststelling dat eiser geen enkele actieve kennis heeft van het Krio (de lingua franca van Sierra Leone), terwijl dat wel had kunnen worden verwacht als eiser inderdaad afkomstig is uit Sierra Leone. De rechtbank merkt nog op dat eiser het rapport had kunnen voorleggen aan een door hemzelf ingeschakelde deskundige, maar dat hij dat niet heeft gedaan.
4.5.
Het is vervolgens de vraag of eiser de gerezen twijfel met de door hem overgelegde documenten voldoende heeft weggenomen en buiten twijfel uit deze documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is.
4.6.
Eiser heeft een paspoort en – uiteindelijk – een geboorteakte overgelegd die door Bureau Documenten als echt zijn aangemerkt. In deze documenten is als geboortedatum 1 juli 1982 vermeld. Al in 1999 is geconcludeerd dat deze geboortedatum niet juist kan zijn, wat is bevestigd in het tijdens de bezwaarfase uitgevoerde nadere onderzoek (zie hiervoor onder 2.8). Eiser heeft deze conclusie in de leeftijdsonderzoeken op zichzelf niet betwist: hij heeft gesteld dat hij nooit zeker heeft geweten wat zijn geboortedatum is en dat de genoemde geboortedatum hem door de IND is toegekend. Hoe dan ook, er moet van worden uitgegaan dat de in de overgelegde documenten vermelde geboortedatum niet juist is. In zoverre kan dus niet worden geoordeeld dat uit de overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn.
4.7.
Verder is van belang dat eiser in de bezwaarfase, op de vraag hoe de geboortedatum 1 juli 1982 in de geboorteakte en het paspoort terecht is gekomen, heeft geantwoord dat hij bij zijn aanvragen om een geboorteakte en een paspoort zijn Nederlandse verblijfsdocument heeft getoond. Hoewel dit op zichzelf aansluit bij de stelling van eiser dat hij niet precies wist wanneer hij geboren is en dat de geboortedatum in de asielprocedure in Nederland is bepaald op 1 juli 1982, moeten onder deze omstandigheden de inhoudelijke juistheid van de geboorteakte en het paspoort alsmede de deugdelijkheid van het identificatieproces ernstig worden betwijfeld. De algemene stelling van eiser dat de Sierra Leoonse autoriteiten zelfstandig onderzoek doen naar de identiteit, doet daar niet aan af. Aan de genoemde twijfel draagt verder bij dat de geboorteakte die echt is bevonden, een andere geboorteplaats vermeldt dan het echt bevonden paspoort. Er is aldus voldoende grond voor het standpunt van de staatssecretaris dat niet buiten twijfel uit de overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De staatssecretaris heeft zijn standpunt ook voldoende gemotiveerd.
4.8.
Voor zover eiser met zijn beroepsgrond dat het beleid ten aanzien van ‘Generaal Pardonners’ meegewogen dient te worden, doelt op het feit dat hij van de verplichting tot het overleggen van een geboorteakte en een paspoort is vrijgesteld, overweegt de rechtbank dat deze vrijstelling onverlet laat dat een verzoek om naturalisatie alsnog kan worden afgewezen indien er gerede twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van verzoeker. [2] Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
4.9.
Eisers beroep op bewijsnood kan niet slagen. Zoals hiervoor is overwogen, had eiser het rapport taalanalyse kunnen voorleggen aan een door hemzelf ingeschakelde deskundige, maar dat heeft hij niet gedaan. Dat eiser hiervoor geen financiële mogelijkheden heeft, zoals hij heeft gesteld, heeft hij niet onderbouwd. Overigens heeft eiser zich bij zijn aanvraag niet op het standpunt gesteld dat hij niet aan documenten kan komen die zijn identiteit en nationaliteit onderbouwen, maar heeft hij een geboorteakte en een paspoort overgelegd met een geboortedatum waarvan ook eiser kon weten dat die niet juist is.
4.10.
Eisers betoog dat sprake is van willekeur kan niet slagen, nu eiser niet heeft onderbouwd dat in zaken die vergelijkbaar zijn met die van eiser, het verzoek tot naturalisatie is toegewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)

Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
2. Ten aanzien van hen die hun hoofdverblijf hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, adviseert Onze Minister van Justitie van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten, omtrent het verzoek.
Artikel 10
Wij kunnen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, en de termijn genoemd in artikel 11, derde, vierde en vijfde lid.
Artikel 23
1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.
(…)

Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap

Artikel 31
1. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
(…)
e. nationaliteit of nationaliteiten;
(…)
5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.

Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

Paragraaf 3.5. Over te leggen documenten
Paragraaf 3.5.1. Algemeen
(…)
Zorgvuldige voorbereiding te nemen naturalisatiebesluit
Naast het zo goed mogelijk toepassen van de nationaliteitsbepalingen vloeit uit artikel 3:2 Awb voort dat het naturalisatiebesluit zo zorgvuldig mogelijk is voorbereid en genomen. Er bestaat bovendien een rechtsbelang bij het zoveel mogelijk zorgen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op juiste persoonsgegevens en juiste nationaliteit. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan verzoeker of optant om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan de Staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de desbetreffende verzoeker of optant met de door hem overgelegde stukken zijn aangetoond. Ook als een verzoeker is vrijgesteld van het documentenvereiste (zie paragraaf 3.5.5. bij artikel 7 RWN), kan gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit daarom een reden vormen voor afwijzing. Gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit kan bijvoorbeeld bestaan op grond van een taalanalyse door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), documentonderzoek door Team onderzoek en Expertise Documenten (TOED), een leeftijdsonderzoek of een combinatie van meerdere van voornoemde onderzoeken. Ook kan er gerede twijfel ontstaan op grond van de (overige) inhoud van het (vreemdelingrechtelijke) dossier van de verzoeker, dan wel op grond van andere bekende feiten en omstandigheden. De eerder genoemde onderzoeken worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de Staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. In beginsel mag op het advies van een deskundige worden afgegaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
In uitzondering op vorenstaande wordt een naturalisatieverzoek niet afgewezen vanwege gerede twijfel aan de identiteit of nationaliteit van de verzoeker als de twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit enkel is ontstaan als gevolg van onjuiste verklaringen van zijn of haar ouders. In dat geval wordt aangenomen dat de bij vergunningverlening veelal minderjarige logischerwijs uitgaat van de gegevens die volgen uit de gegevens zoals opgegeven door de ouder(s) en dat hij/zij de waarheidsverklaring als bedoeld in artikel 31, vierde lid, BvvN naar waarheid invult en ondertekent.
(…)
Paragraaf 3.5.6. Bewijsnood of inwilliging met toepassing van art. 4:84 Awb: geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en of geboorteakte
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit moet hij doen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte alsmede met een geldig buitenlands paspoort. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood dan wel als het in het individuele geval het onevenredig zou zijn om vast te houden aan de hoofdregel.
Bewijsnood akten van de burgerlijke stand
Inzake buitenlandse akten van de burgerlijke stand wordt bewijsnood aangenomen als:
– Het bewuste document nooit is opgemaakt omdat in het desbetreffende land nimmer geboorteakten worden/werden opgemaakt;
– Het bewuste document wel is opgemaakt, maar het register waarin het was opgenomen, is verloren gegaan;
– Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat in dat land akten (of andere bewijsstukken) worden overgelegd.
Bewijsnood geldig buitenlands paspoort
Inzake een buitenlands paspoort wordt bewijsnood aangenomen als:
– Betrokkene staatloos is;
– Op basis van een ambtsbericht van BZ is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat van dat land een geldig reisdocument wordt overgelegd.
De verzoeker, niet zijnde houder van een verblijfsvergunning asiel, die zich erop beroept dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont dat op volgende wijze aan. De verzoeker legt een schriftelijke verklaring over van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en/of geboorteakte.
Als er geen verklaring is van de buitenlandse autoriteiten waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont hij met andere, objectieve en verifieerbare bewijsstukken aan wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Deze bewijsstukken worden in het naturalisatiedossier gevoegd. De IND beslist vervolgens of voldoende is aangetoond dat de verzoeker niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van het gevraagde document. De bewijsstukken mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie in principe niet ouder zijn dan zes maanden.
(…)
Verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-vergunning heeft gekregen
Geboorteakte en paspoort
Met ingang van 1 november 2021 is de verzoeker, die in 2007 of 2008 een Ranov-verblijfsvergunning heeft gekregen en meerderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht vrijgesteld van:
• het overleggen van een geldig buitenlands paspoort (of anderszins een bewijs van het actuele bezit van een vreemde nationaliteit); en
• het overleggen van een (buitenlands) geboorteakte/geboorteregistratiebewijs.
Om hiervoor in aanmerking te komen, moet de verzoeker sinds de Ranov-vergunning hoofdverblijf in Nederland hebben gehad. Dit omdat het huidige verblijfsrecht rechtstreeks moet kunnen worden herleid tot de eerder verstrekte Ranov-vergunning.
De verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-vergunning heeft gekregen en minderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht kwam sinds 1 juni 2021 in aanmerking voor de genoemde vrijstellingen.
(…)

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566 en de Handleiding RWN 2003.