ECLI:NL:RBROT:2024:2065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 5691
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van arbeids- en re-integratieverplichtingen op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een bijstandsontvanger uit Maassluis, en het college van burgemeester en wethouders van Maassluis. Eiseres had een verzoek ingediend om ontheffing van haar arbeids- en re-integratieverplichtingen op grond van de Participatiewet (Pw). Het college verleende haar een tijdelijke ontheffing van 24 december 2022 tot en met 31 december 2024, maar eiseres was van mening dat zij recht had op een permanente vrijstelling vanwege haar medische klachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 15 januari 2014 een bijstandsuitkering ontvangt en dat zij op 13 januari 2023 een verzoek heeft ingediend om vrijstelling van de verplichtingen. Het college heeft dossieronderzoek gedaan en kwam tot de conclusie dat eiseres niet in staat is om te werken of een re-integratietraject te volgen, maar dat er geen bewijs was dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, zoals vereist voor een permanente ontheffing.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claim van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank vond de beslissing van het college om een tijdelijke ontheffing te verlenen niet onredelijk en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5691

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Maassluis, eiseres

(gemachtigde: mr. I. Car),
en

het college van burgemeester en wethouders van Maassluis, het college

(gemachtigde: mr. S.J. de Wit).

Inleiding

1. Met het besluit van 24 januari 2023 (het primaire besluit) heeft het college eiseres ontheffing verleend van de arbeids- en re-integratieverplichtingen op grond van de Participatiewet (Pw) voor de periode van 24 december 2022 tot en met 31 december 2024.
1.1.
Met het besluit op bezwaar van 17 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit, met een aangepaste formulering van de ontheffing, ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: : mr. M. Kaplan, namens de gemachtigde van eiser en M. Raslan, namens de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres ontvangt sinds 15 januari 2014 een bijstandsuitkering en heeft op 13 januari 2023 een verzoek gedaan om haar vrij te stellen van de daaraan verbonden verplichtingen genoemd in artikel 9 van de Pw.
2.1.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft het college dossieronderzoek gedaan. In het kader van het dossieronderzoek heeft het college acht geslagen op een eerder medisch advies van Argonaut van 23 december 2020, en het rapport van herbeoordeling van
8 februari 2021 (de rapportage). In de rapportage staat dat er sprake is van fysieke belemmeringen van het bewegingsapparaat. Hierdoor is eiseres beperkt in lang staan, lopen, zitten, traplopen, bukken en buigen, duwen en trekken, boven schouderhoogte werken, repeterende bewegingen met de handen, knijpen en wringen, knielen en hurken, zij kan geen zware lasten hanteren. Er is adequate medische behandeling ingezet, maar deze is onvoldoende effectief. Hierdoor komt eiseres ook 's nachts niet tot rust. Zij ervaart daardoor energetische beperkingen. Eiseres kan haar eigen huishouden niet doen, dit wordt gedaan door de kinderen. Zij doen ook de boodschappen. Eiseres kan beperkt koken. Zij kan geen groente snijden of pannen tillen. Wel kan zij kortdurend bij het gasstel staan om te roeren in de pannen. Eiseres kan niet meer gemakkelijk op bezoek bij haar kinderen, omdat zij dan trappen op moet. Daarbij moet zij geholpen worden door haar kinderen. Deze klachten zijn niet verbeterd. Volgens de arts van Argonaut is het twijfelachtig of eiseres betaald werk zal kunnen verrichten, mede gezien haar leeftijd. Naar aanleiding van het dossieronderzoek is het primaire besluit genomen.
3. Het college heeft, met overneming van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften, kamer sociale zaken, aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. Uit onderzoek is gebleken dat eiseres nog steeds niet in staat is te werken
of een re-integratie-traject te volgen. Daarom krijgt zij vanaf 24 december 2022 tot en met
31 december 2024 een ontheffing. De ontheffing geldt voor de arbeidsplicht en het
verrichten van een tegenprestatie.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat daarom aan haar op grond van haar medische klachten en beperkingen een permanente vrijstelling van de arbeidsverplichtingen had moeten worden verleend. Zij meent dat ten onrechte niet aan de maatstaven van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is getoetst. Ten slotte meent eiseres dat het college het bestreden besluit onvoldoende heeft onderbouwd.
5. In artikel 9, eerste lid, van de Pw zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen. Op grond van het tweede lid kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. Op grond van het vijfde lid zijn de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA.
6. De permanente ontheffing van alle arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9, vijfde lid van de Pw is alleen aan de orde als de bijstandsgerechtigde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt in artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA omschreven als: duurzaam als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat zijn om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen. Duurzaam wordt in het tweede en derde lid omschreven als: een medisch stabiele of verslechterende situatie of een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. Volgens vaste jurisprudentie (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 11 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1380) moet de bijstandsgerechtigde die een permanente ontheffing wenst een begin van bewijs leveren dat hij of zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Bij de beantwoording van de vraag of dat het geval is, mag de bijstandverlenende instantie zich baseren op het advies van een deskundige.
8. Eiseres heeft blijkens de aanvraag niet om een permanente ontheffing van de arbeidsverplichting gevraagd. Ook in bezwaar is niet aangevoerd dat het college in plaats van een tijdelijke, een permanente ontheffing van de arbeidsverplichting had moeten verlenen. Dat het college niets over een permante ontheffing zegt, is gelet op de aanvraag en de bezwaargronden begrijpelijk.
Voor een permanente ontheffing is ook geen begin van bewijs geleverd dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en in bezwaar en in beroep zijn geen medische stukken ter onderbouwing overlegd. Eiseres heeft bij haar aanvraag slechts toegelicht dat zij niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen, voor zover deze op haar van toepassing zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van dringende redenen die maken dat een langere ontheffingsperiode nodig is. Gelet hierop acht de rechtbank de keuze van het college voor een ontheffing van twee jaar niet onredelijk.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.