2.1.Naar aanleiding van dit verzoek heeft het college dossieronderzoek gedaan. In het kader van het dossieronderzoek heeft het college acht geslagen op een eerder medisch advies van Argonaut van 23 december 2020, en het rapport van herbeoordeling van
8 februari 2021 (de rapportage). In de rapportage staat dat er sprake is van fysieke belemmeringen van het bewegingsapparaat. Hierdoor is eiseres beperkt in lang staan, lopen, zitten, traplopen, bukken en buigen, duwen en trekken, boven schouderhoogte werken, repeterende bewegingen met de handen, knijpen en wringen, knielen en hurken, zij kan geen zware lasten hanteren. Er is adequate medische behandeling ingezet, maar deze is onvoldoende effectief. Hierdoor komt eiseres ook 's nachts niet tot rust. Zij ervaart daardoor energetische beperkingen. Eiseres kan haar eigen huishouden niet doen, dit wordt gedaan door de kinderen. Zij doen ook de boodschappen. Eiseres kan beperkt koken. Zij kan geen groente snijden of pannen tillen. Wel kan zij kortdurend bij het gasstel staan om te roeren in de pannen. Eiseres kan niet meer gemakkelijk op bezoek bij haar kinderen, omdat zij dan trappen op moet. Daarbij moet zij geholpen worden door haar kinderen. Deze klachten zijn niet verbeterd. Volgens de arts van Argonaut is het twijfelachtig of eiseres betaald werk zal kunnen verrichten, mede gezien haar leeftijd. Naar aanleiding van het dossieronderzoek is het primaire besluit genomen.
3. Het college heeft, met overneming van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften, kamer sociale zaken, aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. Uit onderzoek is gebleken dat eiseres nog steeds niet in staat is te werken
of een re-integratie-traject te volgen. Daarom krijgt zij vanaf 24 december 2022 tot en met
31 december 2024 een ontheffing. De ontheffing geldt voor de arbeidsplicht en het
verrichten van een tegenprestatie.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat daarom aan haar op grond van haar medische klachten en beperkingen een permanente vrijstelling van de arbeidsverplichtingen had moeten worden verleend. Zij meent dat ten onrechte niet aan de maatstaven van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is getoetst. Ten slotte meent eiseres dat het college het bestreden besluit onvoldoende heeft onderbouwd.
5. In artikel 9, eerste lid, van de Pw zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen. Op grond van het tweede lid kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. Op grond van het vijfde lid zijn de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA.
6. De permanente ontheffing van alle arbeidsverplichtingen op grond van artikel 9, vijfde lid van de Pw is alleen aan de orde als de bijstandsgerechtigde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt in artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA omschreven als: duurzaam als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat zijn om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen. Duurzaam wordt in het tweede en derde lid omschreven als: een medisch stabiele of verslechterende situatie of een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. Volgens vaste jurisprudentie (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 11 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1380) moet de bijstandsgerechtigde die een permanente ontheffing wenst een begin van bewijs leveren dat hij of zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Bij de beantwoording van de vraag of dat het geval is, mag de bijstandverlenende instantie zich baseren op het advies van een deskundige. 8. Eiseres heeft blijkens de aanvraag niet om een permanente ontheffing van de arbeidsverplichting gevraagd. Ook in bezwaar is niet aangevoerd dat het college in plaats van een tijdelijke, een permanente ontheffing van de arbeidsverplichting had moeten verlenen. Dat het college niets over een permante ontheffing zegt, is gelet op de aanvraag en de bezwaargronden begrijpelijk.
Voor een permanente ontheffing is ook geen begin van bewijs geleverd dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en in bezwaar en in beroep zijn geen medische stukken ter onderbouwing overlegd. Eiseres heeft bij haar aanvraag slechts toegelicht dat zij niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen, voor zover deze op haar van toepassing zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van dringende redenen die maken dat een langere ontheffingsperiode nodig is. Gelet hierop acht de rechtbank de keuze van het college voor een ontheffing van twee jaar niet onredelijk.