ECLI:NL:RBROT:2024:2032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
ROT 23/3192 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake belastingheffing

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetzaak van [naam opposante] B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [naam verweerder]. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 september 2023, waarin het beroep van Bartels tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat Bartels het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet tijdig had betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat het verzetschrift van 26 september 2023 geen gronden bevatte en dat Bartels niet tijdig gronden van verzet heeft ingediend. De rechtbank had Bartels eerder gewezen op het risico van niet-ontvankelijk verklaring, maar het verzuim is niet hersteld binnen de gestelde termijn. Hierdoor is het verzet niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft.

Daarnaast heeft Bartels verzocht om een vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang zou hebben geduurd. De rechtbank wijst dit verzoek af, aangezien er sinds de indiening van het beroep nog geen anderhalf jaar is verstreken. Tot slot is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter S.E.C. Debets, in aanwezigheid van griffier S.J. Veth, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3192 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 op het verzet van

[naam opposante] B.V., opposante

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 22 september 2023 in het geding tussen
opposante,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [naam verweerder] , verweerder.

Procesverloop

Bartels heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente [naam verweerder] van 7 april 2023 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 22 september 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bartels heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en verzocht te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 30 januari 2024 op zitting behandeld. Bartels is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat (de gemachtigde van) Bartels het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet tijdig heeft betaald.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Daarvóór moet de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of het verzet ontvankelijk is.
4. Een verzetschrift dient op grond van artikel 8:55, tweede lid, van de Awb in combinatie met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb gronden te bevatten.
5. Het verzetschrift van 26 september 2023 bevat geen gronden. De rechtbank heeft Bartels bij brief van 5 oktober 2023 verzocht om dit verzuim binnen twee weken te herstellen. Bartels is in de brief gewezen op het risico van niet-ontvankelijk verklaring.
6. De rechtbank oordeelt dat Bartels niet tijdig gronden van verzet heeft ingediend. De brieven van 5 december 2023 en 30 december 2023 en wat Bartels hierover ter zitting naar voren heeft gebracht, zijn buiten de gegeven herstelverzuimtermijn van twee weken en dus te laat. Niet gebleken is dat het verzuim verschoonbaar is. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Bartels heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd. In dit geval is sinds de datum waarop Bartels beroep heeft ingesteld (4 mei 2023), nog geen anderhalf jaar verstreken, zodat de rechtbank dit verzoek afwijst. [1]
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2024.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.HR. 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2712.