ECLI:NL:RBROT:2024:2016
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vestiging van een krediethypotheek in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Rotterdam, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres ontving sinds 1 augustus 2020 bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) in de vorm van een geldlening, omdat zij eigenaar was van een woning. Het college heeft op 20 september 2022 besloten dat er een krediethypotheek moest worden gevestigd op basis van de WOZ-waarde van de woning van € 259.000,-. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om de vestiging van een krediethypotheek op te leggen en dat er geen onredelijke gevolgen voor eiseres zijn. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende gemotiveerd had aangetoond dat de aangeboden waarborgen van eiseres niet voldoende zekerheid boden voor de terugbetaling van de lening. De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel verworpen, omdat de gevolgen van het besluit niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die het college met het beleid wilde bereiken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de vestiging van de krediethypotheek rechtmatig was. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.