ECLI:NL:RBROT:2024:1945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10/233843-22 en 10/208706-22 (gevoegd tt) TUL VV: 10/061549-22 z) /
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en het uitlokken van een poging tot afpersing met oplegging van jeugddetentie

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en het uitlokken van een poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 68 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak betreft twee parketnummers: 10/233843-22 en 10/208706-22. De verdachte heeft samen met anderen een poging tot afpersing gepleegd door een slachtoffer te bedreigen met geweld tijdens een afspraak voor de verkoop van een auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende bewijs had geleverd voor zijn betrokkenheid bij de feiten, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de noodzaak voor begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/233843-22 en 10/208706-22 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/061549-22
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 15 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 10/233843-22 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 10/208706-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 68 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering parketnummer 10/208706-22
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 10/208706-22 ten laste gelegde voorhanden hebben van een wapen, omdat geen sprake is geweest van beschikkingsmacht over het wapen. De verdachte staat met het wapen op de foto, maar dit wapen is niet zijn eigendom, is niet bij hem aangetroffen en hij heeft het slechts kortdurend vastgehad. De foto is ook niet aangetroffen op de telefoon van de verdachte, maar op de telefoon van een medeverdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Op 29 april 2023 zijn in de kelderbox van de [adres02] in Rotterdam meerdere wapens van categorie III aangetroffen en in beslag genomen. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte01] , wonende op voornoemd adres, is een foto van de verdachte aangetroffen waarop hij te zien is met twee wapens in zijn handen. De verdachte heeft bekend dat hij de persoon op de foto is en dat hij zich in de kelderbox bevond.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust moest zijn van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. Hoge Raad 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5992).
Voorts houdt het aanwezig hebben van een wapen in dat de verdachte feitelijke macht over het wapen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De rechtbank overweegt dat de verdachte, door met twee wapens in zijn handen te poseren en daarvan een foto te laten maken, de beschikkingsmacht heeft gehad over deze wapens en daarmee artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie heeft overtreden. Dat de verdachte stelt niet de eigenaar te zijn van de wapens en er verder niets vanaf te weten, maakt dit niet anders (vgl. Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504 en 510).
4.1.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/208706-22 ten laste gelegde is op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10/233843-22
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 10/233843-22 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte was deelnemer van de groepschat, maar op grond van het dossier is onduidelijk welke gebruiker wordt toegeschreven aan de verdachte en welke berichten hij dan zou hebben verstuurd in die groepschat. Niet is vast te stellen dat de verdachte daadwerkelijk aanwijzingen heeft gegeven en daarmee een rol heeft gehad in de poging tot afpersing. Ook was er geen sprake van opzet bij de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte met de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam01] ” heeft deelgenomen aan het Snapchat-gesprek op 8 augustus 2022. Gelet op het onderzoek, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen [proces-verbaalnummer01] (pagina 188 en verder), is de beschrijving in het proces-verbaal van verdenking met betrekking tot de verdachte kennelijk een verschrijving geweest voor zover daar (anders dan in het eerder genoemde proces-verbaal) het Snapchat-ID [Snapchat-ID naam01] wordt gekoppeld aan zowel account-gebruikersnaam [accountnaam01] met schermnaam [schermnaam01] als aan account-gebruikersnaam [accountnaam02] met schermnaam [gebruikersnaam01] .
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gezamenlijk opzettelijk uitlokken van een (poging tot) afpersing.
Voor uitlokking is vereist dat door middel van de aanwending van de in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) genoemde uitlokkingsmiddelen bij de pleger(s) het
wilsbesluit wordt gewekt het ten laste gelegde strafbare feit te begaan. Het doen van
mededelingen van feitelijke aard die geschikt zijn om er in de omstandigheden van het geval
voor te zorgen dat het delict wordt gepleegd, vallen onder het verschaffen van inlichtingen,
zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 47 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het strafbare feit heeft uitgelokt, nu uit het dossier blijkt dat in de periode voorafgaand aan de (poging tot) afpersing een auto te koop is gezet en er een afspraak is gemaakt om een potentiële koper te ontmoeten. Gebleken is dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte02] via Snapchat medeverdachte [medeverdachte03] hebben benaderd en hem hebben aangezet om de potentiële koper op 8 augustus 2023 op de afgesproken plaats te beroven van het geldbedrag dat voor de aankoop van de auto was bedoeld. Van dit geld mocht die [medeverdachte03] een gedeelte houden, zo blijkt uit de inhoud van het Snapchat-gesprek. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte02] hebben [medeverdachte03] voorzien van de voor de uitvoering van het misdrijf benodigde concrete informatie; zij gaven onder meer de tijd en plaats door waar de beroving zou moeten plaatsvinden ( [adres03] ), vertelden wat er gezegd moest worden tegen de koper (“Geef die kk geld”), hebben opdracht gegeven om een wapen (“sheffer”;
de rechtbank begrijpt: een mes) mee te nemen om de potentiële koper hiermee te bedreigen en zij hebben aanwijzingen gegeven over de wijze waarop [medeverdachte03] zich moest verplaatsen (“niet met step gaan ook je moet gw rennen”).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte, samen met een ander, een gezamenlijk en concreet doel voor ogen had, namelijk het uitlokken van een ander om het slachtoffer af te persen. De verdachte heeft hieraan, zoals blijkt uit de inhoud van het Snapchat-gesprek, een wezenlijke bijdrage geleverd door actief deel te nemen aan het gesprek en inlichtingen te verschaffen. Gezien de feiten en omstandigheden heeft de verdachte zich ook bewust ingelaten met de kans dat de afpersing onder bedreiging met geweld zou plaatsvinden.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/233843-22 is op grond van vorenstaande ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de parketnummers 10/208706-22 en 10/233843-22 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10/208706-22
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 29 april 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/233843-22
[medeverdachte03] en NN op 8 augustus 2022 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten
het[adres03] , tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte
nvoorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan die [slachtoffer01] toebehoorde
- aan de zijde van de bestuurderskant van het personenvoertuig kwam staan waarin die
[slachtoffer01] zich bevond en- (vervolgens een machete uit zijn (verdachtes) broekspijp heeft gehaald en- meermalen die [slachtoffer01] de woorden heeft toegevoegd: “geef het geld” en- stekende bewegingen heeft gemaakt met voornoemd
emachete
richting het portierraam waar die [slachtoffer01] zat
en richting die [slachtoffer01] en- die [slachtoffer01] de handgreep van een (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) heeft getoond die zich in verdachtes broeksband bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 8 augustus 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging opzettelijk heeft uitgelokt door giften en beloften, immers heeft hij en/of zijn mededader, voornoemde [medeverdachte03] en/of NN een geldbedrag toegezegd en door het verschaffen van inlichtingen, immers heeft hij en/of zijn mededader,
voornoemde [medeverdachte03] en/of NN het adres gegeven waar met voornoemde [slachtoffer01] was afgesproken en opdracht gegeven voor voornoemde poging tot afpersing in vereniging en de volgende instructies/aanwijzingen gegeven via snapchat:
“laat hem uitstappen trek gelijk die shef op hem en zeg hem geef die kk geld” en
“niet met step gaan ook je moet gw rennen”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van parketnummer 10-208706-22
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
ten aanzien van parketnummer 10/233843-22
het uitlokken van een poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitlokken van de medeverdachte(n) tot afpersing van het slachtoffer door hun een deel van het weg te nemen geldbedrag in het vooruitzicht te stellen en hun inlichtingen en instructies te verschaffen over het concreet uitvoeren van die afpersing. Het slachtoffer had een afspraak gemaakt voor de aanschaf van een personenauto en had om die reden een aanzienlijk geldbedrag bij zich. Hij is samen met zijn zoon met de auto naar het [adres03] in Rotterdam gereden. De medeverdachte(n) hebben onder bedreiging met geweld getracht het slachtoffer te dwingen tot de afgifte van geld. Hierbij is een machete getoond, waarmee stekende bewegingen zijn gemaakt, en was te zien dat één van de medeverdachte(n) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in zijn broeksband had. Het is bij een poging gebleven, omdat het slachtoffer en zijn zoon tezamen de kans hebben gezien om weg te rijden. De verdachte en zijn medeverdachte hebben vanuit een woning in Rotterdam Zuid via Snapchat de (poging) beroving door de medeverdachte(n) in Rotterdam Noord “aangestuurd”. Daarbij zijn opdrachten gegeven voor bedreigingen als “Gelijk sheffer op hem trekken”, “Laat lijken alsof je hem gaat sheffen”, “Sta dicht op hem” en “Onthoud zeg die man de auto staat hier om de hoek loop mee zodra hij is uitgestapt gelijk op zijn keel trekken”. De verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld met het oog op eigen financieel gewin en hebben geen enkel respect gehad voor andermans bezittingen en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Met hun handelen is voor de slachtoffers een zeer dreigende situatie gecreëerd. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee (vuur)wapens van categorie III. Het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en tast de veiligheid van de samenleving ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 augustus 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte zich gaat houden aan de afspraken en regels op zijn nieuwe school en zijn diploma zal behalen, om daarmee te werken aan een positief toekomstperspectief. Het is ook van belang dat de verdachte de consequenties van zijn keuzes en delictgedrag ervaart. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Het voorwaardelijk strafdeel dient als een stok achter de deur om de verdachte te behoeden voor toekomstig delictgedrag. Om de kans op herhaling van delictgedrag te verkleinen, vindt de Raad het belangrijk dat de begeleiding door de jeugdreclassering wordt voortgezet. De jeugdreclasseerder kan de verdachte blijven ondersteunen en begeleiden en bekijken wat er eventueel noodzakelijk is aan aanvullende hulpverlening, zodat de kans op recidive binnen verschillende domeinen wordt verkleind. De Raad adviseert als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan hulpverlening, behandeling en/of diagnostiek, zich inzet voor het vinden en behouden van een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding (in de vorm van school, werk en/of sport), zich houdt aan de afspraken met school en naar school gaat volgens het rooster, zonder ongeoorloofd verzuim. De Raad adviseert de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf geheel ten uitvoer te leggen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 februari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het algemeen recidiverisico komt uit op midden. Er worden vooral beschermende factoren gezien binnen de domeinen gezin, school, agressie en vaardigheden. Risicofactoren worden vooral gezien binnen de domeinen school, werk/vrije tijd/financiën, relaties en houding. De verdachte is in korte tijd meerdere keren met politie en justitie in aanraking gekomen. Beïnvloeding door verkeerde vrienden zou een oorzaak kunnen zijn voor het ten laste gelegde. De jongerencoach heeft in de periode maart tot en met juni 2023 met de verdachte gewerkt aan het aangaan en onderhouden van positieve sociale contacten. Ook heeft de jongerencoach hem ondersteund bij praktische zaken, zoals school en het vinden van werk en een vrijetijdsbesteding. De begeleiding van de jongerencoach is positief afgesloten. De verdachte volgt sinds september 2023 een nieuwe BOL-opleiding (niveau 4) en werkt sinds januari 2024 als uitzendkracht. Hij is gemotiveerd om zijn opleiding af te ronden. Wanneer de verdachte vaker in aanraking komt met justitie, zal dat negatieve gevolgen hebben voor zijn school en daarmee zijn toekomstperspectief.
JBRR adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke strafdeel de duur van het voorarrest niet overschrijdt, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de afspraken met en de voorwaarden van de jeugdreclassering. Daarnaast kan eventueel een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf aan de verdachte worden opgelegd. Ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf adviseert JBRR om die straf geheel ten uitvoer te leggen.
[naam01] , werkzaam als jeugdreclasseerder bij JBRR, heeft als deskundige op de terechtzitting voornoemd rapport nader toegelicht. JBRR twijfelde aanvankelijk of voortzetting van de begeleiding na lange tijd nog passend zou zijn. Nu de verdachte recent opnieuw in aanraking is gekomen met politie en wordt verdacht van een nieuw strafbaar feit is het wel wenselijk om betrokken te blijven om hem te monitoren en indien nodig aan te sturen. De verdachte heeft zich gedurende 1,5 jaar goed aan de schorsingsvoorwaarden en de afspraken met de jeugdreclassering gehouden. Ook de begeleiding van de jongerencoach is positief afgerond. Een proeftijd voor de duur van één jaar zou kunnen volstaan. Anders dan de Raad vindt JBRR het verrichten van diagnostiek niet noodzakelijk. De verdachte heeft goed meegewerkt aan de begeleiding door de jongerencoach en er zijn al gesprekken gevoerd over (verbetering van) zijn sociale vaardigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages en de toelichting van de deskundige op de terechtzitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Het onvoorwaardelijke strafdeel is gelijk aan de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht en wordt door de rechtbank vastgesteld op 48 dagen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Overeenkomstig het advies van JBRR zal de proeftijd worden vastgesteld op één jaar. De verdachte loopt immers al lange tijd in een schorsing van de voorlopige hechtenis en heeft zich verder goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De verdachte heeft op positieve wijze meegewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering en een jongerencoach.
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de zaak met parketnummer 10/208706-22 op 17 augustus 2022 in verzekering gesteld. Op deze datum is dus de redelijke termijn aangevangen. Tussen de datum van inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 16 maanden. Gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de constatering dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De rechtbank zal daarom met die constatering volstaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd (parketnummer 10/061549-22)
Bij vonnis van 20 mei 2022 van de kantonrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, en artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot voor zover van belang een taakstaf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 juni 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf dient te worden toegewezen.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen, gelet op de door haar bepleite vrijspraak van het onder parketnummer 10/233843-22 ten laste gelegde. Bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven onder parketnummer 10/233843-22 bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder de parketnummers 10/233843-22 en 10/208706-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 68 (achtenzestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
20 (twintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
  • zich zal inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding in de vorm van werk en/of sport en naar school en/of stage gaat volgens het rooster;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 20 mei 2022 van de kantonrechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/061549-22.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P.G. Rietbergen, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en D.E. van Hout, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 februari 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10-208706-22
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2022 tot en met 29 april 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II en/of Categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
parketnummer 10/233843-22
[medeverdachte03] en/of NN op of omstreeks 8 augustus 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten de [adres03] , tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] en/of een derde toebehoorde(n)
- aan de zijde van de bestuurderskant van het (personen)voertuig kwam staan waarin die
[slachtoffer01] zich bevond en/of
- ( vervolgens) een machette en/of een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, uit zijn (verdachte’s) broekspijp heeft gehaald en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer01] de woorden heeft toegevoegd: “geef het geld”, althans woorden
van gelijke aard en/of strekking en/of
- één of meer stekende beweging(en) heeft gemaakt met voornoemd machette/(keuken)mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, richting het portierraam waar die [slachtoffer01] zat
en/of richting die [slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] de handgreep, althans een deel, van een (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) heeft getoond die zich in verdachte’s broeksband bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 8 augustus 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en beloften, immers heeft hij en/of zijn mededader(s), voornoemde [medeverdachte03] en/of NN een geldbedrag toegezegd en/of door het verschaffen van inlichtingen en/of middelen, immers heeft hij en/of zijn mededader(s),
voornoemde [medeverdachte03] en /of NN het adres gegeven waar met voornoemde [slachtoffer01] was afgesproken en/of opdracht gegeven voor voornoemde (poging tot) afpersing in vereniging en/of de volgende instructies/aanwijzingen gegeven via snapchat:
“laat hem uitstappen trek gelijk die shef op hem en zeg hem geef die kk geld” en/of
“niet met step gaan ook je moet gw rennen”, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking.