In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 februari 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de gefailleerde om zijn faillissement, uitgesproken op 20 december 2022, op te heffen en tegelijkertijd de schuldsaneringsregeling (WSNP) toe te passen. De verzoeker had eerder een faillissementsaanvraag ingediend, maar was in de veronderstelling dat dit de mogelijkheid om een WSNP-verzoek in te dienen uitsloot. Tijdens de zitting op 29 januari 2024 zijn de verzoeker, de curator mr. P.J.E.M. Nuiten, en vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening gehoord. De curator adviseerde positief over het verzoek tot omzetting naar de WSNP, aangezien de gefailleerde gedurende het faillissement alle medewerking had verleend en zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag aan de boedel had afgedragen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat het niet indienen van een WSNP-verzoek niet geheel aan hem toe te rekenen was. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van het faillissement toegewezen en de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 13 maanden, met een verkorting van 5 maanden, waardoor de regeling eindigt op 7 maart 2025. De rechtbank heeft ook de taken voor de schuldsaneringsregeling overgedragen aan de rechtbank Gelderland en benoemde mr. S. Boot tot rechter-commissaris en C.J. van Asch tot bewindvoerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken en gepubliceerd.