ECLI:NL:RBROT:2024:1846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
C/10/582568 / HA ZA 19-886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in civiele zaak over schadevergoeding en kosten in verband met beslag

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2024 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen de rechtspersoon naar het recht van Cyprus, Universal Africa Lines Ltd (UAL), en de besloten vennootschap Dumar Chartering B.V. De rechtbank heeft geoordeeld dat Dumar onrechtmatig heeft gehandeld jegens UAL en heeft UAL schadevergoeding toegewezen. UAL vorderde in totaal USD 133.876,49 en € 66.005,17 aan schadevergoeding, welke vordering is opgebouwd uit verschillende schadeposten, waaronder opslag- en handlingkosten, juridische kosten in Dakar en gemiste vracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door UAL gevorderde opslag- en handlingkosten van USD 113.720,44 en bijkomende opslagkosten van USD 27.530,58 zijn gemaakt en dat deze kosten voor rekening van UAL kwamen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de juridische kosten van de Senegalese advocaat, mr. [naam01], toewijsbaar zijn, ondanks de betwisting van Dumar over de kwaliteit van het geleverde werk. De rechtbank heeft Dumar veroordeeld tot betaling van USD 133.211,19 en € 45.708,03, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van UAL begroot op € 15.342,58. De vordering in reconventie van Dumar is niet behandeld omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet is vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zaaknummer / rolnummer: C/10/582568 / HA ZA 19-886
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van Cyprus
UNIVERSAL AFRICA LINES LTD,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUMAR CHARTERING B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna UAL en Dumar genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte na tussenvonnis van UAL;
  • de akte na tussenvonnis van Dumar, met een productie;
  • de akte uitlaten productie van UAL;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 september 2022;
  • het proces-verbaal van voortzetting van het getuigenverhoor van 31 oktober 2022;
  • het proces-verbaal van tegenverhoor van 27 januari 2023;
  • de conclusie na enquête 15 maart 2023 van UAL;
  • de conclusie na enquête van 24 mei 2023 van Dumar, met twee producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Inleiding
2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 28 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis) geoordeeld dat Dumar onrechtmatig jegens UAL heeft gehandeld.
2.2.
UAL heeft schadevergoeding gevorderd van in totaal USD 133.876,49 en € 66.005,17. De opbouw van die vordering wordt, voor de overzichtelijkheid en leesbaarheid van dit vonnis, hieronder opnieuw weergegeven.
De vordering in Amerikaanse dollars is blijkens productie 6 van UAL als volgt opgebouwd:
  • vracht USD 147.000,00 (1)
  • overliggeld laadhaven USD 20.732,64 (2)
  • overliggeld loshaven van 5 tot en met 25 juli 2019 USD 140.000,00 (3)
  • opslag- en handlingkosten loshaven USD 113.720,44 (4)
  • bijkomende opslagkosten
Subtotaal USD 448.983,66
- door UAL ontvangen betalingen
USD 328.697,47 -
Subtotaal USD 120.286,19
  • gemiste vracht 26-27 juli 2019 USD 12.925,00 (6)
  • kosten in verband met ladingbeslag
Totaal USD 133.876,49
De vordering in Euro’s is blijkens productie 6 van UAL als volgt opgebouwd:
  • juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten € 54.715,17 (8)
  • buitengerechtelijke kosten Boonk van Leeuwen
Totaal € 66.005,17
2.3.
In het tussenvonnis zijn de posten (1), (2), (3) en (6) vastgesteld als gevorderd, en is ook de daarop in mindering strekkende post ‘door UAL ontvangen betalingen’ vastgesteld. Van post (8) is inmiddels in totaal € 26.708,03 vastgesteld en geoordeeld dat € 9.007,14 zal worden afgewezen. In het tussenvonnis is geoordeeld dat de posten (7) en (9) zullen worden afgewezen.
2.4.
De rechtbank beslist in dit vonnis over de door UAL gevorderde opslag- en handlingkosten in de loshaven groot USD 113.720,44 (post 4), de bijkomende opslagkosten groot USD 27.530,58 (post 5) en de facturen van mr. [naam01] (de Senegalese advocaat) van € 19.000,-- (deel van de juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten, post 8).
2.5.
Partijen hebben akten na tussenvonnis uitgewisseld en aanvullende producties ingediend.
2.6.
UAL heeft daarna in enquête de volgende getuigen doen horen:
  • mevrouw [naam02] (hierna: [naam02] ), [functie01] bij UAL;
  • de heer [naam03] , [functie02] van Thocomar Shipping Agency;
  • de heer [naam04] , [functie03] van France P&I SARL;
  • de heer [naam05] , [functie04] van Senegal P&I SARL;
  • de heer [naam06] , [functie05] van UAL Netherlands B.V..
2.7.
Dumar heeft voorts in contra-enquête de volgende getuigen doen horen:
  • de heer [naam07] , [functie06] bij Marine International Senegal (MIS);
  • de heer [naam08] , [functie07] van Dumar.
2.8.
Beide partijen hebben conclusies na enquête genomen. De relevante onderdelen van de akten en conclusies, aanvullende producties en de getuigenverklaringen komen hierna (voor zover relevant) aan de orde.
Opslag- en handlingkosten loshaven (post 4) en bijkomende opslagkosten (post 5)
2.9.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank UAL toegelaten te bewijzen dat in de loshaven opslag- en handlingkosten groot USD 113.720,44 en bijkomende opslagkosten groot USD 27.530,58 zijn gemaakt en dat deze kosten voor rekening van UAL kwamen, met inachtneming van het overwogene in r.o. 4.11 van het tussenvonnis.
2.10.
In r.o. 4.11 van het tussenvonnis staat (voor zover relevant) het volgende:

De rechtbank zal in het eindvonnis dus uitgaan van de juistheid van de in r.o. 4.7 opgenomen bedragen voor vracht en overliggelden, en acht ook de wijze van de berekening van de schade in het overzicht passend om de schade te begroten.
Anders dan Dumar acht de rechtbank het niet nodig om te verifiëren welke betaling van welke derde strekte tot vergoeding van welk aandeel in welke kostensoort. Voldoende is dat UAL kosten heeft gemaakt die vanwege de door Dumar ingenomen pretense hoedanigheid voor Dumars rekening komen, en die na hetgeen UAL aan betaling van derden heeft kunnen bewerkstelligen onvergoed zijn gebleven.Wel moet komen vast te staan dat de door UAL gestelde en door Dumar betwiste opslag- en handlingkosten loshaven USD 113.720,44 beliepen en de bijkomende opslagkosten USD 27.530,58 en dat deze kosten voor rekening van UAL kwamen. Voor zover ladingontvangers rechtstreeks aan de opslagterminal of het handlingbedrijf hebben betaald, dient UAL uit te leggen en met stukken te onderbouwen hoe dit zich verhoudt tot de door haar terzake opgevoerde kosten en ontvangsten.
2.11.
Het standpunt van UAL houdt in dat zij de lossing en opslag ter hand moest nemen toen bleek dat haar bevrachter dit niet deed, en dat zij hiervoor lokale agent Thocomar aanstelde. Thocomar schakelde ten behoeve en voor rekening van UAL derden in om het schip te lossen, lading op te slaan, trucks te beladen, het uithalen van containers en zo verder. Thocomar maakte in dit verband kosten voor havenbelasting op zakgoed, voor gebruik van weegbruggen, voor transport en opslag, voor kosten van handling en aflevering, voor douanerechten en loodshuur gedurende minimaal twee maanden. Thocomar heeft UAL hiervoor gefactureerd.
Dat deze feitelijke gang van zaken in zoverre juist is, is door Dumar niet bestreden en vindt ook steun in de diverse schriftelijke verklaringen en getuigenverklaringen aan de zijde van UAL. De rechtbank gaat dus van de juistheid van dit standpunt van UAL uit.
Uit de standpunten over en weer en ook uit de verklaring van de heer [naam03] , destijds eigenaar en bestuurder van Thocomar, komt naar voren dat Thocomar niet alleen aan UAL heeft doorberekend hetgeen de door Thocomar ingeschakelde derden aan Thocomar hebben berekend, maar dat Thocomar ook een marge voor haar eigen bemoeienis heeft berekend. Dit acht de rechtbank gebruikelijk en billijk. Nu Thocomar onvoorzien en met spoed allerlei handelingen moest coördineren voor UAL, lag ook in de lijn der verwachting dat Thocomar haar marge niet tot het minimum zou beperken. Welke marge Thocomar concreet hanteerde, en in hoeverre deze redelijk was, hoeft – anders dan Dumar lijkt te menen – UAL niet uit te leggen en hoeft de rechtbank niet te onderzoeken. Evenmin hoeft UAL te laten zien – voor zover dit al mogelijk zou zijn, de verklaringen van mevrouw [naam02] en de heer [naam03] , wijzen daar niet op – hoeveel derden aan Thocomar hebben berekend. Van belang is slechts of UAL kosten heeft gedragen voor de werkzaamheden van Thocomar tot de gestelde hoogte, of de inschakeling van Thocomar als een redelijke vorm van schadebeperking kan worden gezien en of er aanwijzingen naar voren komen dat UAL de hoogte van de kosten onnodig hoog heeft laten oplopen. Dergelijke aanwijzingen ziet de rechtbank niet.
2.12.
Over de omvang van de opslag- en handlingkosten – waarvoor UAL USD 113.720,44 vordert – is het volgende gebleken.
Thocomar heeft op 9 juli 2019 per e-mail aan UAL een kostenopgave gedaan voor de door haar te verrichten werkzaamheden (bijlage 2 bij de schriftelijke verklaring van de heer [naam06] ). De kostenopgave beliep € 102.358,63 inclusief 18 % BTW (€ 86.744,60 exclusief lokale BTW). UAL heeft dit – naar de heer [naam06] schriftelijk heeft verklaard – tegen de wisselkoers van dat moment omgerekend naar USD 113.720,44 omdat onder de charter in Amerikaans dollars zou worden afgerekend.
Volgens de heer [naam06] van UAL was Thocomar de enige partij die het werk kon verrichten voor UAL en moest UAL daarom akkoord gaan met de kostenopgave. De kosten waren al lager dan eerder gedacht omdat het was gelukt om lossing van containers op de containerterminal te vermijden. Lossing op de containerterminal zou volgens [naam06] tot hogere kosten hebben geleid. De kostenopgave van Thocomar is besproken en akkoord bevonden op een bijeenkomst in Dakar op 13 juli 2019, waarbij in ieder geval aanwezig waren de heer [naam06] van UAL, de heer [naam03] van Thocomar, de heer [naam07] van MIS (naar hij verklaarde mede namens CAIG) en een vertegenwoordiger van Senegal P&I. De heer [naam05] verklaart, maar de heer [naam07] betwist, dat hij namens Senegal P&I aanwezig was. Dit strookt met de eerder door de heer [naam05] afgelegde schriftelijke verklaring, en de rechtbank acht de heer [naam05] ook geloofwaardig op dit punt. Dat een andere persoon namens Senegal P&I aanwezig was, is verder niet uitgewerkt of aannemelijk geworden uit de stukken. De rechtbank gaat er dus vanuit dat de heer [naam05] inderdaad aanwezig was. De hoogte van de opgegeven kosten leidde op dat moment niet tot discussie of bezwaar, zo blijkt uit de verklaringen van [naam06] en [naam03] en de schriftelijke verklaring van de heer [naam05] . Uit de verklaring van de heer [naam07] komt niet naar voren dat er wel bezwaar werd gemaakt.
De rechtbank stelt dan ook vast dat UAL aan Thocomar initieel € 102.358,63 voor opslag en handling was verschuldigd. Zij zal ook onderzoeken of dit bedrag is betaald.
Op 12 juli 2019 liet Thocomar aan UAL weten dat zij inmiddels het equivalent van € 6.097,96 van MIS had ontvangen. Thocomar verzocht om overmaking van € 60.000,--, gevolgd door overmaking binnen enkele dagen van het op basis van haar
Pro Forma Disbursement Accountresterende saldo van € 49.941,95 (bijlagen 4 en 5 bij de schriftelijke verklaring van de heer [naam06] , in verbinding met de schriftelijke verklaring van de heer [naam03] ).
Op 12 juli 2019 heeft UAL via bankoverschrijving € 60.000,-- aan Thocomar overgemaakt (bijlagen 3a en 3b bij de schriftelijke verklaring van de heer [naam06] ). Op 17 juli 2019 heeft UAL via bankoverschrijving € 49.941,95 aan Thocomar overgemaakt (bijlagen 6 en 7 bij de schriftelijke verklaring van de heer [naam06] , in verbinding met de schriftelijke verklaring van de heer [naam03] ).
In totaal heeft UAL in de periode tot 17 juli 2019 € 116.039,95 aan Thocomar betaald (€ 6.097,96 + € 60.000,-- + € 49.941,95). De heer [naam06] heeft in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat dit bedrag onder andere zag op de opslag- en handlingkosten van € 102.359,-- (omgerekend USD 113.720,44) en de rechtbank ziet gelet op de hiervoor weergegeven stukken en omstandigheden geen reden dit te betwijfelen.
2.13.
Over de omvang van bijkomende opslagkosten, waarvoor UAL USD 27.530,58 vordert, is het volgende gebleken.
[naam03] van Thocomar meldde op 20 juli 2019 aan UAL dat er vertraging was met de vrachtwagens en dat hij in verband met overwerk en het inzetten van dubbele ploegen nog eens € 15.000,-- nodig. UAL ging na protest akkoord, en merkte op dat zij al eerder € 6.000,-- extra had toegezegd. Thocomar heeft € 21.000 exclusief 18 % lokale BTW, € 24.780,- inclusief BTW, gefactureerd voor extra transportkosten, overwerkkosten en extra arbeidskosten, waarop UAL haar Senegalese advocaat mr. [naam01] heeft geïnstrueerd om vanuit de door hem voor UAL van derden ontvangen gelden aan Thocomar het factuurbedrag te betalen. Een en ander blijkt uit de schriftelijke verklaring van de heer [naam06] en bijlagen 8, 9 en 10 daarbij, in verbinding met de schriftelijke verklaring van de heer [naam03] ). UAL heeft het bedrag van € 24.780,-- inclusief BTW omgerekend tot USD 27.530,58 en dit door tussenkomst van mr. [naam01] voldaan uit de inmiddels voor de vracht ontvangen gelden (zie de citaten uit de verklaring van de heer [naam06] in de conclusie na enquête onder 2.3 en 2.9).
2.14.
Dumar heeft betoogd dat de
Final Disbursement Account– waarvan de heer [naam03] heeft verklaard dat deze bestaat - moet worden overgelegd door UAL, omdat anders niet vaststaat dat de gevorderde handling- en opslagkosten inderdaad zoveel bedroegen als gevorderd. De rechtbank verwerpt dit standpunt, omdat uit de hierboven weergeven getuigenverklaringen en bewijsstukken afdoende blijkt hoe de kosten zijn ontstaan, bepaald en door of ten laste van UAL betaald. Dat de
Final Disbursement Accountlager uitviel dan de
Pro Forma Disbursement Accountplus nakomende extra kosten, en dat dit uiteindelijk heeft geleid tot een (plicht tot) terugbetaling aan UAL, is niet concreet gesteld of aannemelijk geworden. Niets in de onder ede afgelegde verklaringen biedt steun voor die gedachte.
2.15.
Dumars betwisting van het standpunt dat 18 % belasting is betaald wordt ook verworpen, nu in de
Pro Forma Disbursement Accounten de begeleidende e-mail op de verplichting om het bedrag met 18 % BTW te vermeerderen wordt gewezen en de stukken aantonen dat die verhoging vervolgens ook is betaald.
2.16.
Dat UAL kosten heeft gemaakt op de wijze en tot de omvang als door haar gesteld, acht de rechtbank dan ook bewezen.
Dat er rechtstreekse betalingen zijn geweest door ladingontvangers aan het opslagbedrijf - hetgeen erop zou kunnen duiden dat bepaalde kosten niet voor rekening van UAL zijn gekomen omdat derden deze hebben gedragen - is door UAL ontkend en de stukken bevatten onvoldoende aanwijzingen om desondanks aan te nemen dat UAL de gestelde kosten niet zelf heeft gedragen.
2.17.
De rechtbank begrijpt dat UAL de aanvankelijk door Thocomar begrote kosten heeft willen omslaan over de ladingontvangers naar rato van de door hen te ontvangen tonnages. Dat UAL betalingen heeft ontvangen van ladingbelanghebbenden of andere derden, is in het tussenvonnis al vastgesteld en de omvang daarvan staat in deze fase dan ook niet langer ter discussie. Voor zover Dumar daarover klaagt, is dat te laat. De rechtbank ziet onvoldoende concrete aanleiding om daarop nu terug te komen.
2.18.
De slotsom van dit onderdeel is dat UAL het bewijs heeft geleverd en dat de posten (4) en (5) kunnen worden toegewezen als gevorderd.
Kosten mr. [naam01] (onderdeel van post 8)
2.19.
De rechtbank heeft UAL toegestaan om zich bij akte (al dan niet na bewijslevering door getuigen) uit te laten over het vermelde in r.o. 4.13 in het tussenvonnis.
2.20.
In r.o. 4.13 van het tussenvonnis staat (voor zover relevant) het volgende:

Over de facturen van de Senegalese advocaat in Dakar in totaal groot € 19.000,00 (het laatste deel van de post juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten) heeft Dumar opgemerkt dat deze zijn werk niet goed heeft gedaan en er ook met een deel van het geld vandoor lijkt te zijn gegaan. Dumar heeft hierbij verwezen naar de specificatie opgenomen in de factuur van France P&I. Daaruit blijkt van problemen met de Senegalese advocaat. UAL heeft dit niet weersproken en ook geen nadere toelichting gegeven in reactie op dit verweer van Dumar. Van UAL wordt verwacht dat zij in dit licht nader en waar mogelijk met stukken onderbouwd toelicht in hoeverre de kosten berekend voor de Senegalese advocaat gelet op de kennelijk gerezen problemen redelijk zijn en voor rekening van Dumar moeten komen.”
2.21.
UAL heeft ter verdere onderbouwing van deze kosten het volgende gesteld. Mr. [naam01] heeft twee facturen aan UAL gestuurd voor uitgevoerde werkzaamheden: een op 16 juli 2019 ten bedrage van € 14.000,-- en een op 26 juli 2019 ten bedrage van € 5.000,--.
De facturen zien op de werkzaamheden die mr. [naam01] heeft verricht in verband met het beslag op het schip in Senegal, meer specifiek, het leggen van beslag op de lading, het opstellen en indienen van processtukken, het voeren van onderhandelingen en een kort geding voor de opheffing van het beslag op het schip. Mr. [naam01] werd geconfronteerd met een complexe situatie en heeft daar veel werk aan gehad. De kosten van mr. [naam01] zoals door hem gedeclareerd zijn redelijk en waren onvermijdelijk. De latere problemen bij de afwikkeling doen hieraan niet af.
2.22.
Dumar heeft haar betwisting dat de kosten voor mr. [naam01] , die zijn werk niet goed zou hebben uitgevoerd, voor vergoeding in aanmerking komen gehandhaafd. Zij voert aan dat er geen onderbouwing is van het standpunt dat er kosten waren gemoeid met het beslag op het schip in Senegal. Ook heeft Dumar in haar antwoordakte na tussenvonnis samengevat aangevoerd dat (de hoogte van) de kosten van mr. [naam01] alsnog worden betwist bij gebreke van een urenspecificatie en het op die manier niet na is te gaan waar het werk van mr. [naam01] precies uit heeft bestaan en of die kosten noodzakelijk en redelijk waren.
2.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Dumar heeft de hoogte van de kosten van mr. [naam01] alsnog betwist maar dat is in dit stadium van de procedure te laat. De facturen van mr. [naam01] waren al eerder, voor de mondelinge behandeling, in het geding gebracht. Toen heeft Dumar de hoogte niet betwist maar had haar betwisting betrekking op de gestelde gerezen problemen met mr. [naam01] . Omdat de betwisting van de hoogte van de facturen te laat is, zal de rechtbank hieraan voorbij gaan.
2.24.
Verder geldt dat UAL inmiddels meer toelichting op de kosten van mr. [naam01] heeft gegeven. Uit de getuigenverhoren blijkt dat mr. [naam01] in het kader van schikkingen met de ladingontvangers gelden voor UAL heeft ontvangen en dat hij die, na enige discussie, uiteindelijk wel heeft afgedragen aan UAL. De kosten waarvan UAL betaling vordert staan hier feitelijk los van, want de vordering van UAL ziet op het honorarium van mr. [naam01] voor zijn werkzaamheden in verband met de lading en het schip. Dat wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring van mevrouw [naam02] :
“such payments were to be made to our locally appointed attorney, me [naam01] , who had agreed to collect and hold these funds in his third party account. Once the funds were collected and all cargo was released we requested [naam01] to release the collected funds back to UAL. Unfortunately this payment took a much longer time due to various reasons including currency restrictions and banking procedures. We had no problem with mr. [naam01] original assistance nor with his invoices.”
en haar verklaring als getuige:
“Het klopt dat de advocaat [naam01] alles heeft afgedragen wat hij moest betalen aan UAL, zij het dat daarvoor wat druk van de plaatselijke Law Society nodig was.
Ik heb als juridisch adviseur veel met dit soort werk van advocaten in de regio te maken. (…) De tarieven verschillen nog wel, maar dit soort factuurbedragen is niet ongewoon voor zulk werk. Mr. [naam01] heeft verschillende dingen voor ons gedaan in dit dossier. Hij gaf ons het advies dat we nodig hadden rondom het beslag op het schip, de vrijgave van het schip, was betrokken bij alle verwikkelingen en ook bij de uiteindelijk tot stand gebrachte schikking.”
2.25.
De verklaring van de heer [naam04] is in lijn met de hiervoor weergegeven verklaringen van mevrouw [naam02] . [naam04] heeft verklaard dat hij aanvankelijk heel tevreden was over de prestaties van mr. [naam01] , maar dat dat later anders werd omdat mr. [naam01] geld van UAL achterhield dat met behulp van de orde van advocaten uiteindelijk wel aan UAL is afgedragen.
2.26.
Gelet op het feit dat er een retentierecht is uitgeoefend en ladingontvangers beslag hebben gelegd op het schip, acht de rechtbank begrijpelijk dat UAL een Senegalese advocaat heeft ingeschakeld om haar belangen te behartigen. UAL heeft voldoende toegelicht dat mr. [naam01] werkzaamheden heeft verricht in het belang van UAL. Redelijk en gebruikelijk is dat hij daarvoor wordt betaald. De vordering van UAL ziet ook niet op (eventuele) kosten in verband met de discussie met mr. [naam01] over de afdracht van schikkingsbedragen, maar op het honorarium dat mr. [naam01] heeft gefactureerd voor zijn werkzaamheden. De rechtbank acht dit onderdeel van post (8) dus toewijsbaar als gevorderd.
2.27.
Voor post (8) ‘juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten’ zal dus worden toegewezen € 45.708,03 (€ 5.135,87 + € 21.572,16 + € 19.000,--, zie ook r.o. 2.3 hierboven en r.o. 4.12 van het tussenvonnis).
Conclusie, rente, beslagkosten en proceskosten
2.28.
Per saldo zal de rechtbank Dumar veroordelen tot betaling aan UAL van USD 133.211,19, berekend als volgt:
  • vracht USD 147.000,00
  • overliggelden laadhaven USD 20.732,64
  • overliggeld loshaven 5 tot en met 25 juli 2019 USD 140.000,00
  • opslag- en handlingkosten loshaven USD 113.720,44
  • bijkomende opslagkosten USD
Subtotaal USD 448.983,66
  • door UAL ontvangen betalingen USD 328.697,47 –
  • Subtotaal USD 120.286,19
  • gemiste vracht 26-27 juli 2019 USD
Totaal USD 133.211,19
en van € 45.708,03 voor juridische kosten in Dakar en reis- en verblijfkosten.
2.29.
De gevorderde wettelijke rente over USD 133.211,19 en over € 45.708,03 zal met ingang van de dag van dagvaarding worden toegewezen.
2.30.
UAL vordert Dumar te veroordelen tot betaling van de beslagkosten en de proceskosten. De vordering ter zake van de beslagkosten omvat niet langer de kosten van het bewijsbeslag. UAL heeft deze vordering in haar conclusie na enquête ingetrokken om deze elders te vervolgen.
De beslagkosten zijn gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 790,28 voor verschotten, € 639,-- aan griffierecht en € 1.929,-- voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.929,--), in totaal € 3.358,28.
2.31.
Dumar zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het voor salaris advocaat toegepaste tarief per punt is € 1.929,- omdat de vordering in totaal, berekend naar de wisselkoers van heden, niet meer beloopt dan € 195.000,- zodat tariefgroep V geldt. Het aantal punten is 6 (1 dagvaarding, 0,5 akte ter comparitie, 1 mondelinge behandeling, 0,5 akte na mondelinge behandeling, 0,5 akte na tussenvonnis, 1 enquête, 0,5 voortzetting enquête, 0,5 contra-enquête, 0,5 conclusie na enquête).
De kosten aan de zijde van UAL in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 103,58
- griffierecht € 3.492,--
- getuigentaxen € nihil
- salaris advocaat € 11.574,-- (6,0 punten × tarief € 1.929,-)
- nakosten €
173,--(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 15.342,58.
2.32.
Bij het wijzen van dit vonnis is gebleken dat door een administratieve vergissing per abuis aan beide zijden tot nog toe slechts € 639,-- griffierecht is geheven (voor UAL verrekend met het griffierecht voor het beslagrekest). Na de eiswijzigingen aan de zijde van UAL beliepen de vorderingen USD 133.876,-- plus € 66.005,-- zodat het griffierecht in november 2020 had moeten zijn verhoogd tot € 4.131,-- per zijde. Het verschil van € 3.492,-- voor UAL respectievelijk € 3.492,-- voor Dumar wordt aan iedere partij alsnog in rekening gebracht.
in voorwaardelijke reconventie
2.33.
Dumar heeft voorwaardelijke vorderingen ingesteld voor het geval de rechtbank de vorderingen van UAL zou afwijzen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis (onder 4.17) reeds vastgesteld dat de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld niet is vervuld, zodat aan de behandeling van de reconventionele vorderingen niet wordt toegekomen.
2.34.
UAL heeft in haar conclusie na enquête verzocht om toekenning van 1 punt aan salaris advocaat conform tarief V. Aangezien de vordering in reconventie niet wordt behandeld kan geen van beide partijen als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Een kostenveroordeling in reconventie blijft daarom achterwege (zie ook: Hoge Raad, 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673).

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Dumar om aan UAL te betalen een bedrag van USD 133.211,19 en € 45.708,03, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over deze bedragen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
3.2.
verstaat dat de vordering tot vergoeding van de kosten van het bewijsbeslag is ingetrokken en veroordeelt Dumar in de verdere beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.358,28;
3.3.
veroordeelt Dumar in de proceskosten aan de zijde van UAL van € 15.342,58, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Dumar niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 90,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in voorwaardelijke reconventie
3.6.
verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
3266/1885