In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2024, gaat het om een huurovereenkomst tussen een consument, aangeduid als [gedaagde01], en een handelaar, aangeduid als [eiseres01]. De huurder, [gedaagde01], heeft financiële problemen en kan de huur niet meer volledig betalen. De huurprijs was aanvankelijk € 1000,- per maand, maar is verhoogd naar € 1.033,83 per maand. Tijdens de zitting is afgesproken dat [gedaagde01] de woning op 15 januari 2024 zal verlaten. De huurachterstand bedraagt tot en met november 2023 € 5.663,38.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de huurovereenkomst en de algemene bepalingen oneerlijke bepalingen bevatten, zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De rechter oordeelt dat zowel de huurprijswijzigingsbepaling als het boetebeding oneerlijk zijn. De huurprijswijzigingsbepaling geeft de verhuurder de mogelijkheid om de huurprijs eenzijdig te verhogen met meer dan wettelijk is toegestaan, wat in strijd is met de bescherming van de huurder. Het boetebeding, dat een boete van € 10,- per dag oplegt voor niet-tijdige betaling, is ook oneerlijk omdat het in verhouding tot de wettelijke rente buitensporig hoog is.
De rechter ontbindt de huurovereenkomst en veroordeelt [gedaagde01] om de woning uiterlijk op 15 januari 2024 te ontruimen. Daarnaast moet [gedaagde01] een gebruiksvergoeding van € 1.000,- per maand betalen tot de ontruiming. De kantonrechter wijst ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 425,27 toe en legt de proceskosten op aan [gedaagde01]. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.