ECLI:NL:RBROT:2024:1512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/10/657846 / HA ZA 23-446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over loon en bonus tussen vennootschappen en vennoten, kwalificatie als overeenkomst van opdracht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vennootschap onder firma en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid over de betaling van loon en bonus aan de vennoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomsten tussen partijen gekwalificeerd moeten worden als overeenkomsten van opdracht. De eisers, bestaande uit de vennoten van de vennootschap onder firma, vorderen betaling van achterstallig loon en een bonus op basis van de jaarrekening over 2022. De gedaagden, de besloten vennootschappen, hebben deels verweer gevoerd op basis van verrekening. De rechtbank oordeelt dat het beroep op verrekening deels slaagt, maar dat de bonus moet worden berekend op basis van de jaarrekening. Er is een geschil over de juistheid van de cijfers in de jaarrekening, wat leidt tot een nadere schriftelijke ronde. De rechtbank heeft de procedure aangehouden om partijen de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te beproeven, maar uiteindelijk is er een tussenvonnis gewezen waarin de rechtbank de kwalificatie van de rechtsverhouding bevestigt en de vorderingen van de eisers deels toewijst. De zaak is complex en er zijn verschillende juridische aspecten aan de orde, waaronder de kwalificatie van de overeenkomsten en de berekening van de verschuldigde bedragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657846 / HA ZA 23-446
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiser01],
2.
[eiser02],
3.
[eiser03],
allen gevestigd of wonende te Goingarijp,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
tevens eisers in het incident,
advocaat mr. H.P. van der Veen te Zwolle,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NSD GROUP B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NSD LABELLING GROUP B.V.,
beide gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
tevens verweersters in het incident,
advocaat mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden.
Partijen worden hierna afzonderlijk aangeduid als [eiser01] , [eiser02] , [eiser03] , NSD Group respectievelijk NSD Labelling, en gezamenlijk als [eisende partij01] enerzijds en NSD c.s. anderzijds.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 mei 2023, met producties 1 t/m 16;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 10;
  • de incidentele vordering ex artikel 843a Rv tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, met producties 17 t/m 38;
  • de akte tot in het geding brengen van producties van NSD c.s., met producties 11 t/m 15;
  • de brief van 21 november 2023 van NSD c.s., met producties 16 t/m 19;
  • de mondelinge behandeling op 22 november 2023;
  • de pleitnotities van [eisende partij01] ;
  • de spreekaantekeningen van NSD c.s.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de procedure twee weken aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven. Op de rolzitting van 6 december 2023 heeft [eisende partij01] de rechtbank primair verzocht om een nadere aanhouding van de zaak en subsidiair om haar in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de jaarrekening met betrekking tot 2022. Op dezelfde roldatum heeft NSD c.s. aan de rechtbank bericht dat een nadere aanhouding niet wenselijk is omdat dat tot onnodige vertraging leidt en heeft zij de rechtbank verzocht om vonnis te wijzen. Vervolgens heeft de rechtbank vonnis bepaald in de zaak.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[naam01] (hierna: [naam01] ) is middellijk enig aandeelhouder en bestuurder van HIM B.V.B.A. (hierna: HIM) en HPM 2 B.V. (hierna: HPM 2). HIM is enig aandeelhouder van NSD Group, die op haar beurt enig aandeelhouder is van NSD Labelling.
2.2.
[eiser02] en [eiser03] zijn de vennoten van [eiser01] .
2.3.
Met ingang van 1 april 2019 is [eiser02] via [eiser01] op ad-interim basis aan het werk gegaan bij NSD c.s. in de functie van Algemeen directeur.
Blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is [eiser02] met ingang van 24 april 2019 enig statutair bestuurder van NSD Labelling geworden en met ingang van 11 oktober 2019 statutair bestuurder van NSD Group (naast HPM 2).
2.4.
Op 11 juni 2020 hebben [eiser02] en [naam01] een overeenkomst (hierna: de Uitgangspunten) ondertekend, met daarin – voor zover relevant – de volgende tekst:
“MANAGEMENT CONTRACT NSD GROUP en [naam02]
UITGANGSPUNTEN
1. Het is de doelstelling om de waarde van NSD Group de komende jaren significant te laten groeien. Er wordt een exit beoogd voor 2030, of zo veel eerder als er een goede mogelijkheid is. De strategie is gericht op autonome groei waarbij de bijlage (…) als richtsnoer geldt. (…)
2. [naam02] geeft als CEO en Chairman van de Board van NSD Group leiding aan dit proces tot verkoop.
3. Voor de periode 1 mei 2020 tot 1 mei 2024 wordt de combinatie functie CEO en Chairman van de Board vastgelegd in het separate management contract.
4. De basisvergoeding in het separate management contract bedraagt 30.000,= euro per maand. Hierbij wordt er van uit gegaan dat er 25 dagen vakantie wordt opgenomen.
5. Hiernaast heeft [naam02] recht op een percentage van de waardestijging van NSD Group ten opzichte van 4 miljoen euro, zijnde ongeveer het eigen vermogen volgens de jaarrekening 2018.Voor het meerdere tussen 4 mio en 6 mio euro is dit 25%Voor het meerdere tussen 6 mio en 8 mio euro is dit 35%Voor het meerdere boven 8 mio euro is dit 50%
6. NSD Group voert een actieve dividendpolitiek. Bij dividend vanuit het eigen vermogen boven 4 mio euro komen de percentages als in punt 5. toe aan [naam02] .
(…)
10. In het geval van het voortijdig beëindigen van het contract heeft [naam02] recht op uitkering van de percentages van de waardestijging boven 4 mio euro als in punt 5. Zulks te meten volgens het eigen vermogen in de jaarrekening exclusief immateriële activa.
11. In het geval van het voortijdig beëindigen van het contract op verzoek van NSD Group of haar aandeelhouder geldt de beëindigingsvergoeding onder punt 10. Gedurende 3 jaar na de ontbinding op verzoek van NSD Group of haar aandeelhouder heeft [naam02] dan nog recht op zijn percentage, als bedoeld in punt 5., van het positieve verschil van de verkoop opbrengst en het eigen vermogen op het moment van contractbeëindiging.”
2.5.
Op 15 juni 2020 hebben NSD Labelling, als opdrachtgever, en [eiser01] , als opdrachtnemer, een overeenkomst met als titel “
overeenkomst van opdracht0020” (hierna: de Overeenkomst) gesloten. NSD Group heeft de Overeenkomst mede ondertekend als “
in aanwezigheid van”. In de Overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
Overwegende dat:
(…)
d. Partijen uitsluitend met elkaar wensen te contracteren op basis van een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW;
e. Partijen uitdrukkelijk niet beogen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan in de zin van artikel 7:610 e.v. en 7:690 e.v. BW;
(…)
Partijen komen het volgende overeen:
Artikel 1 De opdracht
1.1
Opdrachtnemer verplicht zich voor de duur van de overeenkomst de navolgende werkzaamheden te verrichten: het op ad-interim basis uitvoeren van werkzaamheden in de functie van Algemeen Directeur ai. in de organisatie van de Opdrachtgever.
Artikel 2 Uitvoering van de opdracht
(…)
2.3
Opdrachtgever verstrekt Opdrachtnemer alle bevoegdheid en informatie benodigd voor een goede uitvoering van de opdracht. Opdrachtnemer is bij het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden geheel zelfstandig. Hij/zij verricht de overeengekomen werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding van Opdrachtgever. Opdrachtgever kan wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de opdracht.
Artikel 3 Duur van de overeenkomst
3.1
De opdracht vangt aan op 1 mei 2020 en wordt in eerste instantie aangegaan tot 1 mei 2024 gedurende gemiddeld 3 dagen per week, met de optie tot verlenging.
(…)
Artikel 6 Vergoeding, facturering en betaling
6.1
Opdrachtgever betaalt Opdrachtnemer € 30.000,00 per maand exclusief btw. Jaarlijks te verhogen met 5%. Reiskosten woon-werkverkeer worden vergoed à € 0,60 per kilometer.
6.2
Opdrachtnemer zal voor de verrichte werkzaamheden aan Opdrachtgever een factuur (doen) zenden. (…)
Artikel 9 Wijziging van de overeenkomst
Wijzigingen van en aanvullingen op deze overeenkomst zijn slechts geldig voor zover deze schriftelijk tussen partijen zijn overeengekomen.”
2.6.
Bij aandeelhoudersbesluit van 2 maart 2023 is [eiser02] met onmiddellijke ingang ontslagen als statutair bestuurder van NSD Group en NSD Labelling en is NSD Group benoemd tot statutair bestuurder van NSD Labelling.
2.7.
De Uitgangspunten en de Overeenkomst zijn op 2 maart 2023 door NSD c.s. met onmiddellijke ingang opgezegd en geëindigd.

3.De vordering in het incident

3.1.
[eisende partij01] vordert – samengevat weergegeven – om, bij vonnis, NSD c.s. te veroordelen tot het binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eisende partij01] verstrekken van (een afschrift van) de auditfiles behorende bij de jaarcijfers 2022 van de groepsvennootschappen van NSD c.s. (NSD Group, NSD Labelling, Labellord B.V., NSD International Operations B.V., NSD International NL B.V., Club Gusto B.V., NSD Eitipost B.V.B.A., The Simpson Label Company Ltd., NSD International GmbH, NSD International CZ s.r.o Phoenix en Den Oudsten B.V., NSD International B.V., NSD International BDV B.V., NSD International Trading B.V. en NSD International Poland Sp.zo.o.), althans NSD c.s. te veroordelen tot het geven van een machtiging om de auditfiles van voormelde groepsvennootschappen van NSD c.s. op te vragen bij de accountant van NSD c.s. (Bentacera), een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
NSD c.s. concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.De vorderingen in conventie

4.1.
[eisende partij01] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat tussen [eisende partij01] en NSD c.s. sprake is van een als overeenkomst van opdracht te kwalificeren rechtsverhouding;
en om NSD c.s. hoofdelijk te veroordelen:
II. tot betaling aan [eisende partij01] van een bedrag groot € 48.400,- uit hoofde van achterstallig loon tot 1 maart 2023, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. tot betaling aan [eisende partij01] van een bedrag groot € 1.045.621,50 uit hoofde van achterstallige bonusbetaling tot en met 31 december 2022, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. tot het doen van een door een registeraccountant goedgekeurde opgave van het geconsolideerde resultaat van NSD Group over de periode tussen 1 januari 2023 en 2 maart 2023 en de balans per 2 maart 2023, en wel op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat deze opgave na betekening van het te wijzen vonnis achterwege blijft;
V. tot betaling aan [eisende partij01] van het op basis van de onder IV. bedoelde opgave aan [eisende partij01] toekomende bedrag, te berekenen op:
in het geval dat het geconsolideerde eigen vermogen van NSD Group per 2 maart 2023 lager is dan of gelijk is aan € 6.475.000,-: 35% van het verschil tussen het geconsolideerde eigen vermogen van NSD Group per 2 maart 2023 en het geconsolideerde eigen vermogen van NSD Group per 31 december 2023;
in het geval dat het geconsolideerde eigen vermogen van NSD Group per 2 maart 2023 hoger is dan € 6.475.000,-: € 133.350,- plus 50% van het verschil tussen het geconsolideerde eigen vermogen van NSD Group per 2 maart 2023 en € 6.475.000,-;
telkens vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. tot betaling aan [eisende partij01] van een bedrag groot € 12.409.578,50, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
NSD c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisende partij01] – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De vordering in reconventie

5.1.
NSD c.s. vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eisende partij01] hoofdelijk te veroordelen:
I. tot betaling aan NSD Labelling van een bedrag van € 31.001,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2.
[eisende partij01] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van NSD c.s. in haar vordering althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van NSD c.s. – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6. De beoordeling
In conventie
Kwalificatie van de Uitgangspunten en de Overeenkomst (vordering I.)
6.1.
NSD c.s. voert geen verweer tegen dit gedeelte van de vordering. Partijen zijn het erover eens dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat zij hebben beoogd een overeenkomst van opdracht te sluiten. Desalniettemin heeft [eisende partij01] belang bij toewijzing van de vordering. Zij stelt terecht dat, ook als partijen het eens zijn over de kwalificatie van hun rechtsverhouding, de rechtbank daar ambtshalve anders over kan oordelen. Daarover wordt het volgende overwogen.
6.2.
Allereerst is van belang om de twee overeenkomsten te onderscheiden.
De Uitgangspunten zijn, blijkens de daarin vermelde namen, aangegaan tussen NSD Group en [eiser02] . [eiser01] , [eiser03] en NSD Labelling komen er als partij niet in voor. [naam01] en [eiser02] worden dan ook geacht de Uitgangspunten te hebben getekend namens NSD Group respectievelijk voor zichzelf.
De Overeenkomst hangt, gelet op artikel 3 en 4 van de Uitgangspunten, duidelijk samen met de Uitgangspunten, maar is gesloten tussen [eiser01] en NSD Labelling. Hoewel NSD Group de Overeenkomst mede heeft ondertekend, heeft zij dat enkel gedaan in hoedanigheid van ‘aanwezige partij’. De Overeenkomst bevat ook geen bepalingen waaruit rechten of verplichtingen van NSD Group voortvloeien.
De partijen bij de twee overeenkomsten zijn dus strikt genomen niet dezelfde, ook al ligt de zeggenschap over NSD c.s. en [eiser01] feitelijk bij [naam01] respectievelijk [eiser02] . Dat NSD Group in oktober 2022 interim-dividend heeft uitgekeerd aan [naam01] en naar aanleiding daarvan NSD Labelling een bonusuitkering heeft verricht aan [eiser01] uit hoofde van de Uitgangspunten, is – zonder nadere toelichting die ontbreekt – onvoldoende om te concluderen dat daarmee een wijziging van contractspartijen is beoogd. Een derde kan betalingen verrichten namens een contractspartij, een derde kan ook betalingen ontvangen namens een contractspartij.
6.3.
De rechtbank begrijpt dat de overeenkomsten een uitwerking zijn van een door [naam01] en [eiser02] beoogde constructie. Die constructie hield in dat [eiser02] werd ingezet als bestuurder van NSD c.s. om de resultaten van de ondernemingen te verbeteren, mede in het kader van het voornemen van [naam01] om de onderneming van NSD Group tegen een zo hoog mogelijke prijs te verkopen aan een derde.
6.4.
In de Uitgangspunten staat de beoogde verkoop van NSD Group centraal. Daarin is immers bepaald dat [eiser02] wordt aangetrokken om het proces tot verkoop te begeleiden en welke vergoeding [eiser02] ontvangt voor zijn werkzaamheden. Verder is van belang dat [eiser02] zijn werk zelfstandig kon indelen. Dat hij regelmatig overleg had met [naam01] en hem op de hoogte hield van de gang van zaken binnen de organisatie, past binnen de verplichtingen van de opdrachtnemer in de zin van artikel 7:403 BW. Dat [naam01] instructies gaf aan [eiser02] die deze opvolgde, past binnen de instructiebevoegdheid van de opdrachtgever in de zin van artikel 7:402 lid 1 BW. Van een gezagsverhouding, zoals is vereist voor de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst ex artikel 7:610 lid 1 BW, kan niet worden gesproken. Dat leidt tot de conclusie dat de Uitgangspunten zijn aan te merken als een overeenkomst van opdracht.
6.5.
In de Overeenkomst is uitgewerkt dat [eiser02] via [eiser01] te werk werd gesteld bij NSD Labelling als algemeen directeur tegen betaling van een vaste, maandelijkse
fee. [eiser01] zond daartoe maandelijks een factuur aan NSD Labelling en droeg daarover btw af. NSD Labelling heeft nimmer sociale premies of loonbelasting ingehouden. [eiser02] had geen aanspraak op doorbetaling van vakantie-, ziekte- of verlofdagen. Net als in de positie van bestuurder van NSD Group kon [eiser02] als bestuurder van NSD Labelling zijn werk zodanig zelfstandig indelen dat ook hier niet kan worden gesproken van een gezagsverhouding. Aldus is de Overeenkomst eveneens te kwalificeren als een overeenkomst van opdracht.
6.6.
Bij eindvonnis zal vordering I. worden toegewezen in die zin dat de Uitgangspunten en de Overeenkomst worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 lid 1 BW. De rechtbank kiest ervoor om die beslissing nu “onder de streep” in het dictum van deze uitspraak nog niet op te nemen, om te voorkomen dat dit vonnis geldt als een deelvonnis en mogelijk complicaties rijzen ten aanzien van een eventueel hoger beroep. Hetzelfde geldt voor de hierna volgende beslissingen ten aanzien van de verschillende onderdelen van de tussen partijen gerezen geschilpunten.
Gevorderde vergoeding van € 12.409.578,50 (vordering VI.)
6.7.
[eisende partij01] vordert dit bedrag op grond van artikel 7:411 BW. Lid 1 van dit artikel bepaalt dat, indien de overeenkomst van opdracht eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, de opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon.
6.8.
Voormeld artikel is bedoeld ter bescherming van de opdrachtnemer voor het geval de overeenkomst van opdracht is geëindigd en de opdrachtgever daarbij in beginsel geen loon is verschuldigd. Die situatie doet zich hier echter niet voor.
Artikelen 10 en 11 van de Uitgangspunten voorzien in een vergoeding aan [eiser02] wanneer de Uitgangspunten voortijdig worden beëindigd. Daarbij geldt dat, anders dan [eisende partij01] meent, uit de Uitgangspunten geen verplichting voor NSD Group voortvloeit om tot daadwerkelijke verkoop van de onderneming over te gaan.
In de Overeenkomst is tussen NSD Labelling en [eiser01] overeengekomen dat het loon van [eiser01] is vastgesteld op een maandelijks vast bedrag. Het loon is dus niet afhankelijk van de volbrenging van een opdracht of het verstrijken van een bepaalde (project)tijd.
In beide gevallen is artikel 7:411 BW derhalve niet van toepassing. Dat betekent dat dit gedeelte van de vordering bij eindvonnis zal worden afgewezen.
Achterstallig loon tot 1 maart 2023 (vordering II.)
6.9.
Vaststaat dat NSD Labelling het loon van [eiser01] over februari 2023 niet heeft uitbetaald. NSD c.s. voert echter aan dat zij het gevorderde bedrag van € 40.000,- exclusief btw (oftewel € 48.400,- inclusief btw) niet verschuldigd is, omdat zij dat heeft verrekend met een drietal posten. Na verrekening dient [eisende partij01] in de visie van NSD c.s. juist een bedrag van € 31.001,60 exclusief btw aan NSD Labelling te betalen.
6.10.
De eerste post heeft betrekking op een voorschotfactuur van 5 april 2019 ad € 15.000,- exclusief btw. [eisende partij01] betwist niet dat dat bedrag nog door [eiser01] moet worden terugbetaald aan NSD Labelling, maar voert aan dat die verrekening moet geschieden bij de eindafrekening. Dit verweer houdt geen stand. De Overeenkomst is – zoals door NSD c.s. is gesteld en door [eisende partij01] niet is betwist – per 2 maart 2013 geëindigd, zodat er per die datum een eindafrekening zal moeten komen. Verrekening van dit bedrag is dan ook terecht.
6.11.
De tweede post betreft de hoogte van het overeengekomen loon van [eiser01] uit hoofde van de Overeenkomst. Conform de overeengekomen jaarlijkse loonsverhoging van 5% bedroeg het loon van [eiser01] in augustus 2022 een bedrag van € 33.075,- exclusief btw en exclusief reiskosten per maand. Met ingang van 1 september 2022 heeft NSD Labelling het bedrag van € 40.000,- exclusief btw ter zake van loon en reiskosten uitbetaald aan [eiser01] . [eisende partij01] stelt dat de loonsverhoging met [naam01] mondeling was overeengekomen. Daartegenover voert NSD c.s. aan dat de verhoging eenzijdig door [eiser01] is doorgevoerd en niet geldig is omdat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 9 van de Overeenkomst, zodat [eiser01] een bedrag van € 41.550,- als onverschuldigd terug moet betalen.
6.12.
De vraag is of de loonsverhoging rechtsgeldig is overeengekomen, nu er geen schriftelijke vastlegging is. Bij e-mail van 5 oktober 2022 heeft [eiser02] de factuur van [eiser01] voor de maand september 2022 aan [eiser03] (die als office manager werkzaam was bij NSD c.s.) verzonden. Daarbij deelde [eiser02] mee dat de reiskosten niet meer afzonderlijk werden gefactureerd en dat het loon in overleg met [naam01] was aangepast. Ter zitting is aan de kant van NSD c.s. verklaard dat [eiser03] de betreffende factuur aan [naam01] had voorgelegd en dat, hoewel [naam01] toen tegenover [eiser03] te kennen gaf geen loonsverhoging te hebben toegezegd, haar toch instrueerde om de factuur uit te betalen. Aldus werd die factuur betaald na goedkeuring door [naam01] . De latere facturen zijn eveneens uitbetaald zonder dat NSD c.s. bezwaar maakte tegen de loonsverhoging. Naar het oordeel van de rechtbank kan NSD c.s. onder die omstandigheden (het niet voldaan zijn aan) het schriftelijkheidsvereiste niet achteraf (zes maanden later) nog tegenwerpen aan [eisende partij01] Het verrekeningsverweer van NSD c.s. slaagt dan ook niet ten aanzien van deze post.
6.13.
De laatste post ziet op de reiskosten van [eiser02] . Volgens NSD c.s. heeft [eiser01] over de periode van december 2021 t/m augustus 2022 ten onrechte een bedrag van € 14.451,60 exclusief btw aan reiskosten in rekening gebracht, doordat [eiser02] de reisafstand van Arnhem naar Drachten declareerde terwijl hij feitelijk vanuit Goingarijp – dat veel dichterbij ligt – reisde. [eisende partij01] betwist dat en stelt dat [eiser02] pas in september 2022 is verhuisd naar Goingarijp.
6.14.
Blijkens artikel 6.1 van de Overeenkomst wordt de reiskostenvergoeding vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk gereisde kilometers. Het ligt op de weg van [eisende partij01] om aan te tonen dat [eiser02] , zoals hij stelt, in de periode van december 2021 t/m augustus 2022 steeds vanuit Arnhem reisde naar Drachten. De enkele overlegging van de verhuisfactuur van 27 augustus 2022 is onvoldoende om die stelling te dragen. Dat de (resterende) inboedel van Arnhem naar Goingarijp is verhuisd in augustus 2022, doet niet af aan het feit dat [eiser02] in 2021 al beschikte over de woning in Goingarijp en van daaruit kon reizen naar Drachten. Daarbij komt dat [eiser02] ter zitting heeft erkend dat hij ook weleens vanuit Goingarijp vertrok maar toch steeds heeft gespecificeerd dat hij vanuit Arnhem reisde. Duidelijk is dus dat er meer kilometers zijn gedeclareerd dan er daadwerkelijk zijn gemaakt. Bij gebrek aan een gedegen onderbouwing aan de kant van [eisende partij01] wordt NSD c.s. op dit punt in het gelijk gesteld.
6.15.
Uit het voorgaande vloeit voort dat op het loonbedrag van € 40.000,- het voorschotbedrag van € 15.000,- en de teveel uitbetaalde reiskostenvergoeding van € 14.451,60 in mindering moeten worden gebracht. Dat leidt tot een bedrag van € 10.548,40.
Rekening houdend met de btw daarover, is NSD Labelling gehouden tot betaling aan [eiser01] van het bedrag van € 12.763,56 inclusief btw ter zake van achterstallig loon. De gevorderde handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over dit bedrag zal bij eindvonnis, als onbestreden gelaten, worden toegewezen vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
6.16.
Er is geen grondslag om deze vordering jegens [eiser02] en [eiser03] toe te wijzen. NSD Labelling is de Overeenkomst aangegaan met [eiser01] , die als v.o.f. een vermogen heeft dat is afgescheiden van het vermogen van de vennoten in privé. Het overeengekomen loon komt alleen ten goede van dit afgescheiden vermogen.
De bonus over de periode tot 2 maart 2023 (vorderingen III. t/m V.)
6.17.
Uit artikel 5 in combinatie met artikel 10 van de Uitgangspunten vloeit voort dat [eiser02] , in het geval van het voortijdig beëindigen van het contract, recht heeft op een bedrag dat gelijk is aan een percentage van de waardestijging van het eigen vermogen exclusief immateriële activa in de jaarrekening van NSD Group ten opzichte van € 4.000.000,-. Welk percentage wordt gehanteerd, is afhankelijk van de mate van waardestijging.
6.18.
[eisende partij01] vordert op grond hiervan een bonus op basis van de stand van het eigen vermogen per ultimo 2022 en de stand per 2 maart 2023.
Bonus per ultimo 2022
6.19.
Het onder III. gevorderde bedrag van € 1.045.621,50 heeft [eisende partij01] berekend op basis van een eigen vermogenstand van € 7.619.000,-. Deze stand is opgebouwd uit de hoogte van het eigen vermogen ultimo 2022, vermeerderd met een bedrag ter zake van inkoop eigen aandelen en een bedrag in verband met een dividenduitkering. Dit uitgangspunt is onjuist. Het door [eisende partij01] opgegeven eigen vermogen is gebaseerd op voorlopige cijfers en kan om die reden al niet als basis worden gebruikt. Verder valt niet in te zien waarom het bedrag waarvoor eigen aandelen zijn ingekocht en de dividenduitkering bij het eigen vermogen horen te worden opgeteld. Artikel 6 van de Uitgangspunten biedt NSD Group ruimte om dividenduitkeringen te doen onder gelijktijdige compensatie aan [eiser02] , hetgeen ook is gebeurd. Ten aanzien van de inkoop van aandelen heeft NSD c.s. aangevoerd dat dit zag op de overname van de resterende aandelen in NSD Group door [naam01] , zodat dat bedrag niet bij [naam01] terecht is gekomen. [eisende partij01] heeft haar stelling op dat punt daarna niet nader toegelicht of onderbouwd.
6.20.
NSD c.s. heeft in de loop van de procedure de (door de accountant goedgekeurde) jaarrekening over 2022 overgelegd. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat het eigen vermogen per ultimo 2022 € 4.094.436,- bedraagt. Onder aftrek van de materiële activa leidt dat tot een bedrag van € 4.058.714,-. Op basis daarvan komt de bonus volgens NSD c.s. op een bedrag van € 14.678,50 exclusief btw (25% van € 58.714,-).
6.21.
[eisende partij01] plaatst gemotiveerd vraagtekens bij de cijfers in de jaarrekening over 2022 en stelt dat het bedrag aan eigen vermogen in werkelijkheid hoger is. Zij vordert om die reden in het incident dat NSD c.s. de auditfiles behorende bij de jaarrekening 2022 aan [eisende partij01] verstrekt. [eisende partij01] wenst met die stukken te kunnen verifiëren of het eigen vermogen in de jaarrekening op juiste wijze is samengesteld. NSD c.s. maakt geen bezwaar tegen verstrekking van de gevraagde informatie en de rechtbank begrijpt dat partijen al afspraken hebben gemaakt voor een review door [eisende partij01] van de bij de jaarrekening behorende achterliggende stukken bij de accountant van NSD c.s.
6.22.
Aldus is in geschil de vraag of voor de berekening van de bonus per ultimo 2022 moet worden uitgegaan van de cijfers van de door NSD c.s. overgelegde jaarrekening over 2022. NSD c.s. meent dat die jaarrekening op correcte wijze tot stand is gekomen en wijst erop dat de jaarrekening is voorzien van een goedkeurende verklaring van de accountant en is vastgesteld door de aandeelhoudersvergadering. Ook is zij gemotiveerd ingegaan op de vraagtekens die [eisende partij01] heeft geplaatst bij bepaalde cijfers. De rechtbank is van oordeel dat [eisende partij01] de gelegenheid dient te krijgen om haar stelling dat de post eigen vermogen in de jaarrekening over 2022 niet klopt en hoger zou moeten zijn, nader te onderbouwen zodra zij alsnog kan beschikken over de hiervoor onder r.o. 6.21. bedoelde informatie. [eisende partij01] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om bij akte na tussenvonnis exact en gemotiveerd aan te geven waarop zij, althans haar accountant, baseert dat de post eigen vermogen in de jaarrekening over 2022 niet klopt en hoeveel hoger die haars inziens zou moeten zijn. NSD c.s. zal daar bij antwoordakte op mogen reageren. De rechtbank acht niet onaannemelijk dat zij zich over die geschilpunten vervolgens zal willen laten voorlichten door een onafhankelijke deskundige.
Bonus o.b.v. de stand per 2 maart 2023
6.23.
[eisende partij01] vordert, kort gezegd, een door een registeraccountant goedgekeurde opgave van het geconsolideerde resultaat van NSD Group over de periode van 1 januari tot 2 maart 2023 en de balans per 2 maart 2023 alsook uitbetaling van de bonus op basis van die opgave.
6.24.
NSD c.s. voert aan dat zij niet gehouden is om de bonus te berekenen per 2 maart 2023. De bonus moet bij de beëindiging worden berekend op basis van de laatste jaarrekening op dat moment en dat is in dit geval de jaarrekening over 2022.
6.25.
De rechtbank leidt uit artikel 10 van de Uitgangspunten af dat als basis voor de berekening van de bonus moet worden uitgegaan van de cijfers in de jaarrekening. NSD c.s. stelt terecht dat een jaarrekening één keer per jaar, vaak aan het einde van het jaar volgend op het boekjaar, pleegt te worden opgemaakt. Daarbij wordt steeds de stand van het eigen vermogen per 31 december vastgesteld. De stand van het eigen vermogen gedurende het jaar kan daaruit niet worden afgeleid. De Uitgangspunten bieden dan ook geen grondslag voor toewijzing van de vordering tot het opstellen van het geconsolideerde resultaat en de balans per 2 maart 2023, noch voor het afwachten van de definitieve jaarrekening over 2023. Dat partijen kennelijk niet hebben gesproken over de gevolgen voor de berekening van de bonus als de Uitgangspunten gedurende het jaar voortijdig eindigen, is geen reden om af te wijken van de bewoordingen van artikel 10 van de Uitgangspunten. Dit artikel brengt, uitgaande van een redelijke uitleg, met zich dat de bonus van [eiser02] , onder de gegeven omstandigheden, moet worden berekend op basis van de cijfers in de jaarrekening van NSD Group over 2022.
6.26.
De vorderingen (IV. en V.) ten aanzien van de bonus per 2 maart 2023 zullen bij eindvonnis worden afgewezen.
Eventuele benoeming van een deskundige
6.27.
Zoals overwogen onder r.o. 6.22. is denkbaar dat de rechtbank het noodzakelijk acht een deskundige te benoemen om haar voor te lichten over de vraag of de jaarrekening van NSD Group over 2022, gelet op het debat van partijen daarover zoals dat mede zal blijken uit de nog te nemen akte en antwoordakte, op juiste boekhoudkundige wijze tot stand is gekomen en, als dat naar het oordeel van de deskundige niet het geval is, van welke cijfers moet worden uitgegaan bij de berekening van de bonus.
6.28.
Tegen deze achtergrond zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen om zich bij eerdergenoemde akte en antwoordakte (ook), bij voorkeur na overleg en eenparig, uit te laten over:
- de wenselijkheid van een deskundigenbericht;
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
6.29.
Nu [eisende partij01] de bewijslast draagt van de stellingen die zij aan de vordering ter zake van de bonus ten grondslag legt, dient het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door [eisende partij01] te worden betaald. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet dragen.
6.30.
De rechtbank verzoekt partijen in onderling overleg (ook) overeenstemming te bereiken over de persoon die eventueel als deskundige gaat optreden (en die bereid is de benoeming tot deskundige te aanvaarden). Voor zover partijen daarover geen overeenstemming bereiken, kunnen zij ermee volstaan dat bij akte en antwoordakte mede te delen. Dan zal de rechtbank, zo nodig, zelf een deskundige benaderen.
In reconventie
6.31.
De vordering in reconventie is spiegelbeeldig aan vordering II. in conventie.
In r.o. 6.15. is beslist dat NSD Labelling een bedrag van € 12.763,56 inclusief btw ter zake van achterstallig loon dient te betalen aan [eiser01] . Vordering II. in conventie zal bij eindvonnis dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Dat betekent tegelijkertijd dat NSD Labelling geen vordering heeft op [eiser01] (c.s.) en dat de vordering in reconventie bij eindvonnis zal worden afgewezen.
6.32.
NSD c.s. zal bij eindvonnis als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie inclusief nakosten. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eisende partij01] voor wat betreft het salaris van de advocaat op € 786,- (2 punten x tarief € 786,- x 0,5).
6.33.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal bij eindvonnis worden toegewezen zoals dan te vermelden in de beslissing.
In het incident
6.34.
[eisende partij01] vordert in het incident dat NSD c.s. de auditfiles behorende bij de jaarrekening 2022 verstrekt, zodat [eisende partij01] de juistheid van de cijfers kan verifiëren. Zoals vermeld onder r.o. 6.21. heeft NSD c.s. zich bereid verklaard daar medewerking aan te verlenen. Partijen hebben ook een afspraak gemaakt voor een review door [eisende partij01] van de bij de jaarrekening behorende achterliggende stukken bij de accountant van NSD c.s. Nog niet bekend is echter of die review daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en of dat heeft geleid tot een wijziging in de standpunten van partijen.
6.35.
De rechtbank verzoekt [eisende partij01] om zich bij de te nemen akte ook uit te laten over de stand van zaken op dit punt, of zij de vordering in het incident nog wenst te handhaven en, zo ja, wat haar belang nog is bij die vordering. NSD c.s. zal bij antwoordakte op de nadere stellingen van [eisende partij01] mogen reageren.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 27 maart 2024voor akte uitlaten aan de zijde van [eisende partij01] over hetgeen is overwogen onder r.o. 6.22., 6.28., 6.30. en 6.35.;
7.2.
verstaat dat NSD c.s. vervolgens op een termijn van vier weken bij antwoordakte zal mogen reageren;
7.3.
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. W.J.J. Wetzels en mr. J.T.P. Pot. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.
2091 / 1729 / 1404 / 3682