ECLI:NL:RBROT:2024:1384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10757604 CV EXPL 23-4041
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde leasetermijnen en geschil over kilometervergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Veer 4 Wheels B.V. en [gedaagde01] over onbetaalde leasetermijnen van een Volkswagen Polo. [gedaagde01] had een leaseovereenkomst afgesloten voor een bedrag van € 317,09 per maand, maar heeft tien termijnen onbetaald gelaten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat zij drie van die termijnen grotendeels had betaald. Ook is niet gebleken dat er een afspraak was gemaakt over verrekening van minder gereden kilometers dan de overeengekomen 15.000 per jaar. De rechter heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de openstaande leasetermijnen, inclusief rente en proceskosten. De vordering van Veer, die een totaalbedrag van € 3.725,57 vorderde, werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] in verzuim was met de betaling en dat zij geen recht had op verrekening van kilometers, omdat er geen duidelijke afspraken over waren gemaakt. De proceskosten werden eveneens aan [gedaagde01] opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10757604 CV EXPL 23-4041
Vonnis van de kantonrechter
datum uitspraak: 8 februari 2024
in de zaak van
VEER 4 WHEELS B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde mr. GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna Veer en [gedaagde01] genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 oktober 2023 met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de zitting van 11 januari 2024.

2.De samenvatting

[gedaagde01] leasete een Volkswagen Polo van Veer voor € 317,09 per maand en heeft tien termijnen onbetaald gelaten. Zij heeft onvoldoende onderbouwd dat zij drie van die termijnen wel grotendeels heeft betaald. Niet is vast komen te staan dat partijen hebben afgesproken dat de minder gereden kilometers dan de afgesproken 15.000 per jaar verrekend zouden worden. [gedaagde01] mocht de betaling van de termijnen daarnaast niet opschorten. [gedaagde01] wordt daarom veroordeeld om de tien termijnen te betalen. Zij moet ook de proceskosten betalen. Dat de gemachtigde van Veer niet zou hebben gereageerd op haar verweer maakt dat niet anders.

3.Wat is er gebeurd

3.1.
Op 16 januari 2019 sloten partijen een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde01] een Volkswagen Polo (hierna: ‘de auto’) leaset van Veer voor een bedrag van € 317,09 per maand. De looptijd van de leaseovereenkomst bedroeg 48 maanden.
3.2.
[gedaagde01] heeft tien termijnen niet (in het geheel) betaald.

4.Het geschil

4.1.
Veer vordert dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om € 3.725,57 aan Veer te betalen met rente en (proces)kosten. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 3.170,90, buitengerechtelijke kosten van € 410,38 en vervallen rente van € 144,29.
Veer stelt dat [gedaagde01] nagelaten heeft om tien leasetermijnen te betalen. Daardoor is een betaalachterstand van € 3.170,90 ontstaan. [gedaagde01] is met betaling in verzuim.
4.2.
[gedaagde01] wil dat de vordering wordt afgewezen. Zij betwist wat Veer stelt; met name is de hoofdsom te hoog; die moet € 2.239,81 zijn. Als verweer voert zij het volgende aan.
a. De gemachtigde van Veer heeft niet gereageerd het bezwaar van [gedaagde01] ;
b. [gedaagde01] beroept zich op verrekening met € 4.074,85 wegens te weinig verreden kilometers.

5.De beoordeling

[gedaagde01] moet nog € 3.170,90 aan leasetermijnen betalen
5.1.
[gedaagde01] wordt veroordeeld tot betaling van € 3.170,90 aan Veer. Hieronder zal uitgelegd worden waarom de kantonrechter tot dit oordeel komt.
5.2.
[gedaagde01] heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij niet € 3.170,90, maar € 2.239,81 onbetaald heeft gelaten. De betalingsherinneringen van Veer van 7 december 2022 en 1 februari 2023 die [gedaagde01] heeft overgelegd zijn onvoldoende om vast te kunnen stellen dat zij drie termijnen (deels) betaald heeft. Van die betalingsherinneringen kan weliswaar worden afgeleid dat [gedaagde01] drie van de tien door Veer gevorderde termijnen gedeeltelijk heeft betaald, maar op latere betalingsherinneringen van 14 maart, 4 april en 28 april 2023 worden deze betalingen door [gedaagde01] niet meegenomen. Tijdens de mondelinge behandeling gaf Veer aan dat de door haar gevorderde hoofdsom klopt. Het had op de weg van [gedaagde01] gelegen om nader te onderbouwen dat zij een deel van de gevorderde hoofdsom had betaald, maar dit heeft zij nagelaten. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde01] tien termijnen in het geheel onbetaald heeft gelaten.
5.3.
In haar verweer schreef [gedaagde01] dat Veer de schade aan de auto niet goed heeft afgehandeld en dat Veer nog een royementsverklaring moet sturen aan [gedaagde01] . Misschien bedoelde [gedaagde01] hiermee dat zij daarom de termijnen (nog) niet hoefde te betalen. Tijdens de zitting heeft Veer hierover gezegd dat niet Veer, maar [gedaagde01] nalatig was in de afhandeling van de schade aan de auto, omdat zij contact had moeten opnemen met [bedrijf01] om een afspraak te maken en dit niet gedaan heeft. De royementsverklaring kan [gedaagde01] daarnaast nog steeds aanvragen volgens Veer. [gedaagde01] heeft hier niet op gereageerd. [gedaagde01] had dus geen reden haar betaling op te schorten
[gedaagde01] moet wettelijke rente betalen
5.4.
De wettelijke rente [1] is steeds verschuldigd vanaf de laatste dag van de maand
waarin betaald had moeten worden, omdat zij per die datum in verzuim is gekomen met de betaling van de termijn.
[gedaagde01] moet € 410,38 aan buitengerechtelijke kosten betalen
5.5.
De incassokosten van € 410,38 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen [2] .
[gedaagde01] heeft geen vordering op Veer
5.6.
[gedaagde01] stelt dat zij recht heeft op vergoeding van niet verreden kilometers. Ter onderbouwing hiervan heeft zij de een door partijen ondertekende koopopdracht overgelegde waarin staat dat de kosten per kilometer € 0,212 bedragen. Daarnaast wijst [gedaagde01] naar de algemene voorwaarden, waar de volgende bedingen in staan:

5.2 Voor meer of minder gereden kilometers dan het overeengekomen kilometers per jaar zal een extra kilometerkostenverrekening plaatsvinden. De verrekenprijs per kilometer meer of minder wordt vermeld op de operationele leaseovereenkomst per voertuig. Cliënt dient aan het einde van iedere periode van twaalf maanden en aan het einde van de leaseduur de gereden aantal kilometer informatie aan V4W te verstrekken.
(…)
14.5
Bij de beëindiging van de leaseovereenkomst vindt de afrekening plaats van de totaal gereden kilometers tegen de in de leaseovereenkomst vermeld[e] verrekenprijs. Bepalend zijn de kilometers op de kilometerteller vermeerderd met de gereden kilometers van eventuele vervangende voertuigen gedurende de leaseduur.
5.7.
[gedaagde01] bedoelt zich misschien op verrekening te beroepen. Zij stelt alleen dat zij recht heeft op een kilometervergoeding omdat zij 20.000 kilometer ‘te weinig’ gereden heeft. Veer betwist dat is afgesproken dat zij daarvoor betaald zou worden en [gedaagde01] is niet naar de zitting gekomen om meer informatie te geven over de overeenkomst. Uit de stukken blijkt niet zonder meer dat zo’n afspraak is gemaakt, dus die afspraak komt niet vast te staan. Bovendien kan alleen maar worden verrekend als er een concreet bedrag bekend is en daarvan is hier geen sprake. Ook hierover heeft [gedaagde01] geen uitleg gegeven op de zitting. Zij kan dus geen bedrag in mindering brengen op het bedrag dat zij moet betalen.
[gedaagde01] wordt in de proceskosten veroordeeld
5.8.
[gedaagde01] wordt in het ongelijk gesteld. Daarom moet zij haar eigen kosten dragen en de kosten van Veer vergoeden. Dat de gemachtigde van Veer niet op haar bezwaar heeft gereageerd maakt dit niet anders, omdat [gedaagde01] terecht gedagvaard is. De kosten van Veer die [gedaagde01] moet vergoeden zijn als volgt:
- dagvaarding € 109,85
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde
€ 476,00+ (2 punten van elk € 238,00)
€ 1.072,85
5.9.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad volgt dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten en wettelijke rente over de nakosten. [3]
5.10.
Dit vonnis wordt zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad verklaard [4] .

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling van € 3.725,57;
6.2
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die tot vandaag aan de kant van Veer worden begroot op € 1.072,85;
6.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:119 BW
2.Artikel 6:96 BW
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853
4.Artikel 233 Rv