Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van verzoeker op 5 november 2024 mondeling gedaan tijdens de terechtzitting van de hiervoor in 1.1 genoemde zaak,
- het proces-verbaal van de zitting van 5 november 2024 waarin het mondeling wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld,
- de schriftelijke reactie van de rechters van 19 november 2024.
- verzoeker, bijgestaan door mr. Lodder die het woord heeft gevoerd aan de hand van op schrift gestelde spreekaantekeningen die ter zitting zijn overgelegd aan de wrakingskamer en aan de rechters,
- twee van de drie rechters, te weten de voorzitter mr. Althuis en de jongste rechter mr. Shahani
2.Het wrakingsverzoek en de beoordeling
“genoodzaakt ziet om op de zitting van 5 november 2024 het punt van de niet verschenen getuige [naam getuige] andermaal aan de orde te stellen”. De griffie heeft dit e-mailbericht de volgende dag, te weten op 5 november om 8.45 uur, doorgestuurd naar de voorzitter van de rechtbank. Naar aanleiding van dit e-mailbericht heeft de voorzitter van de rechtbank voor aanvang van de terechtzitting de officier van justitie verzocht om de getuige [naam getuige] op te roepen voor de op die dag om 13.30 uur geplande strafzitting, waarbij de rechtbank tevens zijn medebrenging heeft gelast. De griffier van de rechtbank heeft de advocaat van verzoeker hiervan telefonisch op de hoogte gesteld. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 november 2024 is de getuige verschenen, waarna de advocaat van verzoeker op deze zitting heeft verzocht om de zaak aan te houden en te verwijzen naar het kabinet van de rechter-commissaris voor het horen van getuige [naam getuige] . De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. Na een onderbreking van de zitting heeft verzoeker de rechters gewraakt.
- het slechts twee uur van tevoren in kennis stellen van de verdediging dat de getuige alsnog met een bevel medebrenging zal worden opgehaald, terwijl de verdediging dit punt al op 30 juli 2024 bij de rechter-commissaris en op 19 augustus 2024 bij de rechtbank tevergeefs had aangestipt,
- de wijze waarop de rechtbank een door de rechtbank zelf gecreëerd probleem op het bordje van de verdediging legt,
- de lichtzinnige wijze waarop het aanhoudings- en terugverwijzingsverzoek door de rechtbank is afgewezen.
5 november 2024 namens verzoeker is gesteld, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet relevant. Immers, het wel of niet tonen van reflectie vormt geen grond voor wraking, aangezien daaruit niet kan worden afgeleid dat sprake is van vooringenomenheid.