ECLI:NL:RBROT:2024:13679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/879864 / HA RK 24-491
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2024 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die zelf procedeerde in een civiele zaak tegen Allianz Benelux N.V. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was, omdat hij kritische vragen had gesteld over het alcoholgebruik van verzoeker en de juistheid van een proces-verbaal van de politie in twijfel had getrokken. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde geen aanwijzing gaven voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De vragen die de rechter stelde, waren onderdeel van zijn regie over de zitting en konden niet als wrakingsgrond dienen. Ook de uitlatingen van de rechter over de waardering van bewijsmiddelen werden niet als gerechtvaardigde grond voor wraking beschouwd, omdat deze betrekking hadden op de inhoudelijke beoordeling van het geschil. Verzoeker had daarnaast nog aanvullende omstandigheden aangevoerd, maar deze konden niet in de beoordeling worden betrokken omdat ze niet gelijktijdig met het wrakingsverzoek waren ingediend. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/879864 / HA RK 24-491
Beslissing van 20 augustus 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
zelf procederend,
strekkende tot de wraking van
mr. V.F. Milders,
rechter in team Kanton 2 van de rechtbank Rotterdam,
hierna: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met nummer 10711690 CV EXPL 23-25955. Die zaak betreft een geschil tussen verzoeker en Allianz Benelux N.V. (hierna: Allianz). Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoeker, op 31 mei 2024 mondeling gedaan tijdens de mondelinge behandeling van de hiervoor in 1.1 genoemde zaak,
  • het proces-verbaal (zittingsaantekeningen) van 31 mei 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld,
  • de schriftelijke reacties van de rechter van 6 juni 2024 en 10 juli 2024,
  • de schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek van 10 juli 2024.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen:
  • verzoeker,
  • de rechter,
  • mr. J.A. Wesdijk van GGN Mastering Credit B.V. (namens Allianz).

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft gezegd dat hij heeft ervaren dat processen-verbaal van de politie vaker niet kloppen. Daarom heeft verzoeker verzocht om bewijs van het proces-verbaal, maar daar ging de rechter niet in mee. De rechter gaat uit van de juistheid van het proces-verbaal en wil daarop zijn oordeel vellen. Dat is vooringenomen.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op het verzoek gereageerd.
2.3.
Na de schriftelijke reactie van de rechter en na ontvangst van het proces-verbaal van de zitting heeft verzoeker een schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek ingediend. Op deze aanvulling wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij/zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.5.
Uit de griffiersaantekeningen van de zitting volgt dat de rechter aan verzoeker kritische vragen heeft gesteld over het vermeende alcoholgebruik van verzoeker (dat voor Allianz de reden is om in de civiele zaak een gedane verzekeringsuitkering terug te vorderen) en over de betwisting van verzoeker op dit punt. Dit kan echter geen gerechtvaardigde grond voor wraking opleveren. De rechter voert namelijk ter zitting de regie en hij heeft daarbij een grote mate van vrijheid bij de bepaling van het verloop en de voortgang van de mondelinge behandeling. Het staat de rechter daarbij vrij om kritische vragen te stellen.
3.6.
Uitlatingen die de rechter op zitting heeft gedaan over de waardering van de zowel door Allianz als door verzoeker aangedragen bewijsmiddelen kunnen evenmin een gerechtvaardigde grond voor wraking opleveren. Dat ziet immers op de inhoudelijke beoordeling van het geschil tussen verzoeker en Allianz. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de door de rechter tijdens de zitting gedane uitlatingen.
3.7.
Verzoeker heeft in zijn schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek nog aangevoerd – kort gezegd – dat er geen rekening is gehouden met een betalingsregeling die verzoeker met Allianz heeft gesloten en dat ook geen rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden (verzoeker leeft onder de armoedegrens, is erkend slachtoffer van de toeslagenaffaire en de zaak heeft grote impact op hem en zijn kinderen).
De wet schrijft voor dat alle wrakingsgronden tegelijk moeten worden ingediend. Daarom kunnen deze nagekomen omstandigheden niet in de beoordeling van het wrakingsverzoek worden betrokken. Ook los daarvan zien deze punten alle op de inhoudelijke beoordeling van het geschil en ook hier geldt dat het niet aan de wrakingskamer is om daarover een oordeel te geven.
3.8.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – niet gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking is daarmee ongegrond en wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
3.9.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. A.J.P. van Essen en mr. M.G.L. de Vette, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Stehouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.