ECLI:NL:RBROT:2024:13436

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
71/174397-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van de invoer van grote partijen cocaïne met een gevangenisstraf van 8 jaar en een geldboete van € 700.000

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de internationale drugshandel. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en een geldboete van € 700.000 voor het medeplegen van de invoer van meerdere grote partijen cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte jarenlang een organiserende en faciliterende rol had gespeeld in de drugshandel, waarbij hij ook deels eigenaar was van de in Nederland ingevoerde cocaïne.

De zaak kwam aan het licht door opsporingsonderzoeken die leidden tot de ontdekking van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne in containers. De verdachte had samen met anderen chatgesprekken gevoerd via een versleuteld communicatieplatform, waarin hij betrokkenheid bij de drugshandel bevestigde. De rechtbank achtte de tenlastelegging, die onder andere het opzettelijk afleveren en vervoeren van cocaïne omvatte, wettig en overtuigend bewezen.

Tijdens de zitting op 9 december 2024 werden procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de verdachte instemde met de strafeis van 8 jaar gevangenisstraf en de geldboete. De rechtbank benadrukte dat de gemaakte procesafspraken een efficiënte en effectieve afdoening van de zaak bevorderden. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de substantiële bijdrage van de verdachte aan de internationale drugshandel en de gevolgen daarvan voor de samenleving. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, maar was wel eerder veroordeeld in de Dominicaanse Republiek voor druggerelateerde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/174397-24
Datum uitspraak: 23 december 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. N.C.J. Meijering, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Het openbaar ministerie (hierna: OM) en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van deze strafzaak. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd en ondertekend op respectievelijk 27 november 2024 en 4 december 2024.
De procesafspraken behelzen – voor zover relevant – het volgende:
- het OM zal ter terechtzitting een strafeis van 8 jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk formuleren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest en uitleveringsdetentie heeft doorgebracht, alsmede een geldboete ter hoogte van € 700.000, subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis;
- het OM zal vorderen dat de rechtbank aan de verdachte de maximale termijn van twee jaar als bedoeld in artikel 24a, derde lid, Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) zal gunnen om de volledige geldboete te betalen;
- de verdediging zal geen onderzoekswensen indienen en zal reeds gedane onderzoekswensen intrekken;
- de verdediging zal geen bewijs- of niet-ontvankelijkheidsverweren voeren.

4.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. G.H. Rip en mr. J. Patist (hierna gezamenlijk aangeduid met: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest en uitleveringsdetentie, alsmede tot een geldboete van € 700.000, subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring feiten
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Nu de verdediging geen (bewijs)verweren heeft gevoerd, zullen deze feiten zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2015 tot en met 2 april 2015 te Cartagena en/of Barranquilla, Colombia en/of in/vanuit de Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk afleveren en vervoeren van een hoeveelheid cocaïne, welke hoeveelheid deel uitmaakte van een of meer partijen cocaïne die in maart 2015 in Cartagena en/of Barranquilla (Colombia) inbeslaggenomen zijn,
voor te bereiden en te bevorderen
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/ zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte samen met zijn mededaders
- via een PGP/Ennetcom account chatgesprekken gevoerd/ informatie uitgewisseld en foto’s/persberichten gedeeld met betrekking tot het transport en de in beslagneming van containers met daarin voornoemde partijen cocaïne en
- met zijn mededaders afspraken gemaakt over de hoeveelheid cocaïne die naar hem, verdachte, vervoerd zou worden en aan hem zou worden afgeleverd en
- in Colombia samen met zijn mededaders een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad en/of gereed gemaakt/gehouden voor verzending naar hem, verdachte.
2.
hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 12 november 2015,
in de Dominicaanse Republiek en in
het Verenigd Koninkrijk en op de route van de Dominicaanse Republiek naar het
Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad ongeveer 47 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 27 december 2019 te Rotterdam, en
vanuit de Dominicaanse Republiek tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (, ongeveer 316,5 kilogram cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 3 februari 2020 via de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ( ongeveer 259 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 2 mei 2020 tot en
met 18 mei 2020 in Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalenopzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht , (in containernummer [containernummer 1] en [containernummer 2] en [containernummer 3] en [containernummer 4] ) een hoeveelheid van telkens ongeveer 20 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet wet behorende lijst 1;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering
In de opsporingsonderzoeken die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 3, 4 en 5 (voor wat betreft de containers [containernummer 2] en [containernummer 4] ) zijn de bewezenverklaarde hoeveelheden cocaïne daadwerkelijk door de opsporingsdiensten in door de verdachte en zijn medeverdachten gebruikte containers aangetroffen. In het opsporingsonderzoek dat heeft geleid tot het onder feit 5 bewezenverklaarde voor wat betreft de containers [containernummer 1] en [containernummer 3] is geen cocaïne aangetroffen. Het bewijs dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd volgt uit chatberichten die via SkyECC zijn verstuurd en waaraan de verdachte heeft deelgenomen. In die chatberichten wordt (onder andere) gesproken over ‘blokken’ en ‘stuks’ en worden foto’s verstuurd van in plastic gewikkelde witte blokken en van (compartimenten van) containers. De blokken op deze foto’s zijn soortgelijk aan de blokken die door de opsporingsdiensten wel zijn aangetroffen en welke vondsten voor het bewijs van feit 5 (voor wat betreft de containers [containernummer 2] en [containernummer 4] ) wordt gebruikt. Van deze blokken is komen vast te staan dat ieder blok 1 kilo cocaïne bevat. Daarnaast wordt in voornoemde chatberichten gesproken over prijzen die passen bij de verkoop-/handelswaarde van cocaïne, zoals die de rechtbank ambtshalve bekend is. Ten slotte springt in het oog dat de deelnemers aan voornoemde chatberichten en de manier waarop met elkaar in die chatberichten wordt gesproken, gelijk zijn aan de wijze waarop tussen de verdachte en anderen is gecommuniceerd over de containers waarin cocaïne is aangetroffen. Aldus is met voldoende zekerheid komen vast te staan dat in de chatberichten die voor het bewijs zijn gebruikt en waarin wordt gesproken over respectievelijk ‘20 stuks’ en ’20 extra in de motor’ (verhuld) wordt gesproken over (steeds) 20 kilo cocaïne (feit 5, containers [containernummer 1] en [containernummer 3] ).
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen daarover hiervoor is overwogen. Het vonnis zal zo nodig worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. Medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;

2.primair,

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;

3.primair,

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

4.primair,

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

5.primair,

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Totstandkoming van de procesafspraken
De officier van justitie en de raadsman van de verdachte hebben in het voortraject de mogelijkheid besproken van het maken van procesafspraken met betrekking tot de afdoening van de strafzaak. Naar aanleiding van deze gesprekken is met instemming van beide partijen een overeenkomst opgemaakt en door de officier van justitie, de raadsman en de verdachte ondertekend, respectievelijk op 27 november 2024 en 4 december 2024.
Inhoud van de procesafspraken
De door de procespartijen getekende overeenkomst is op voorhand aan de rechtbank overgelegd. Op de zitting van 9 december 2024 zijn de procesafspraken door de procespartijen formeel aan de rechtbank kenbaar gemaakt en uitvoerig met de procespartijen besproken.
Beoordeling van de procesafspraken
De rechtbank heeft jegens partijen tijdens de zitting benadrukt dat de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en dat de rechtbank de procesafspraken kan afwijzen indien er op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor een vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de te eisen straf niet passend acht.
De rechtbank heeft op de zitting van 9 december 2024 de procesafspraken die de verdachte en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt met de verdachte besproken.
De rechtbank is mede op grond van de bespreking ter terechtzitting van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten (HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252). Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken een gevangenisstraf geëist voor de duur van 8 jaar maanden met aftrek van voorarrest, en een geldboete ter hoogte van
€ 700.000, subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van de strafmaat
De verdediging heeft aangevoerd dat de proceshouding van de verdachte in zijn voordeel dient mee te wegen. De verdachte heeft oprecht te kennen gegeven schoon schip te willen maken en erkent zijn betrokkenheid en het verwerpelijke van zijn handelen. Gelet op het milieu waarbinnen dit zich afspeelt, is dit zeer uitzonderlijk, zodat dit zwaarder dient mee te wegen. Daarnaast is de verdachte in de Dominicaanse Republiek in 2015 veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf. Dat is in dezelfde periode als de feiten in deze zaak, waarbij hem vervolgens door de autoriteiten zo goed als alles is afgepakt. De detentieomstandigheden in de Dominicaanse Republiek zijn extreem zwaar.
Ook de totaal bewezenverklaarde hoeveelheid verdovende middelen dient te worden meegewogen in de hoogte van de straf. De verdachte is niet bepaald de grote cocaïnedealer, zoals hij in de media wordt afgespiegeld. De grote negatieve media-aandacht en de connectie met andere grote criminelen in de internationale cocaïnehandel hebben daarnaast ook een zeer nadelig effect op de verdachte, temeer nu de informatie in de media veelal onjuist is gebleken. Het heeft ook tot gevolg gehad dat de verdachte – naar de mening van de verdediging ten onrechte – in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) is geplaatst. Het behoeft geen betoog dat verblijf in de EBI een grote verzwaring van de detentie meebrengt.
Dit alles zou ertoe moeten leiden dat aan de verdachte een lagere gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd, dan door de officier van justitie is gevorderd.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidings- en bevorderingshandelingen voor de invoer en het afleveren van een (forse) hoeveelheid cocaïne in Nederland en aan de invoer van meerdere partijen cocaïne van in totaal ongeveer 700 kilogram. Uit het dossier valt af te leiden dat de verdachte jarenlang een grote rol heeft gespeeld in de internationale drugshandel. Hij had een organiserende, faciliterende en coördinerende rol bij het invoeren van de partijen cocaïne. De verdachte was daarbij ook voor een deel eigenaar van de getransporteerde cocaïne.
Met zijn handelen heeft de verdachte een substantiële bijdrage geleverd aan de grootscheepse internationale drugshandel en zich hiermee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De internationale drugshandel zorgt wereldwijd voor ernstig geweld en ontwrichting van de samenleving en van mensenlevens. Daarnaast gaan er enorme hoeveelheden crimineel geld in om dat leidt tot corruptie en besmetting van het legale financiële verkeer. Verder worden veelal jonge mensen ingeschakeld voor het verrichten van strafbare gedragingen die – al dan niet onder invloed van geld of dreiging met geweld – het criminele pad opgaan. De verdachte heeft zich hier niet om bekommerd en heeft zich alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 november 2024 blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel is hij in 2019 in de Dominicaanse Republiek veroordeeld voor aan drugshandel gerelateerde feiten.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in andere zaken van dit type worden opgelegd. Kijkend naar de ernst van de feiten is een forse gevangenisstraf op haar plaats.
De rechtbank heeft oog voor de omstandigheid dat de officier van justitie en de verdediging procesafspraken hebben gemaakt die hebben geleid tot de eis van de officier van justitie.
Daarbij overweegt de rechtbank dat het voorstel vastgelegd in de procesafspraken een efficiënte en voortvarende behandeling en een effectieve afdoening van de zaak dient. De voorgestelde strafmaat, zoals door de officier van justitie ter zitting gevorderd in lijn met de gemaakte procesafspraken, staat in een redelijke verhouding tot de ernst van de zaak.
Hoewel de rechtbank de proceshouding van de verdachte waardeert en in positieve zin meeweegt, ziet de rechtbank gelet op de ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, geen aanleiding om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de overige door de raadsman aangevoerde omstandigheden. De rechtbank vindt dat daarmee voldoende rekening is gehouden in de strafeis van de officier van justitie.
Alles afwegend, bezien tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf van acht jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest en uitleveringsdetentie en een geldboete van € 700.000 passend en geboden. De rechtbank zal overeenkomstig de procesafspraken bepalen dat de geldboete in termijnen kan worden voldaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24, 24a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 12 van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren, alsmede tot een
geldboete van € 700.000,-- (zegge: zevenhonderdduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
360 (driehonderdzestig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de
geldboetein 8 (acht) gedeelten mag worden voldaan, te weten:
- ( de eerste) zes termijnen van € 150,-- (zegge: honderdvijftig euro);
- één termijn van € 100,-- (zegge: honderd euro);
- één termijn van € 699.000,-- (zegge: zeshonderdnegenennegentigduizend euro);
de termijn voor de betaling wordt gesteld op 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en in uitleveringsdetentie op de Dominicaanse Republiek is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. C. Sikkel en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 2 april 2015 te Cartagena en/of Barranquilla, althans in Colombia en/of in/vanuit de Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, welke hoeveelheid deel uitmaakte van een of meer partijen cocaïne die in maart 2015 in Cartagena en/of Barranquilla (Colombia) inbeslaggenomen zijn,
voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte samen met zijn mededader(s)
- via een PGP/Ennetcom account chatgesprekken gevoerd/ informatie uitgewisseld en foto’s/persberichten gedeeld met betrekking tot het transport en/of de in beslagneming van (een) container(s) met daarin voornoemde partij(en) cocaïne en/of
- met zijn mededader(s) afspraken gemaakt over de hoeveelheid cocaïne die naar hem, verdachte, vervoerd zou worden en/of aan hem zou worden afgeleverd en/of
- in Colombia samen met zijn mededader(s) een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad en/of gereed gemaakt/gehouden voor verzending naar hem, verdachte.
(artikel 10a Opiumwet - Zaak Victoria I)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 12 november 2015,
althans op of omstreeks 12 november 2015, in de Dominicaanse Republiek en/of in
het Verenigd Koninkrijk en/of op de route van de Dominicaanse Republiek naar het
Verenigd Koninkrijk,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad
ongeveer 47 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Zaak Victoria Il);
(art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 mei 2015 tot en met
23 november 2015 te Londen, althans in het Verenigd Koninkrijk en/of in/vanuit de
Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, en/ of vervoeren van ongeveer 4 7
kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te
bereiden en/of te bevorderen,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen,
mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen
van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte, samen met zijn mededader(s)
- via (een) PGP/Ennetcom account(s) chatgesprekken gevoerd met betrekking tot
- het transport en/of de transportkosten van een container met daarin jumpstarters
en/of accu's en voornoemde partij cocaïne en/of
- de aankoop en/of het prepareren en/of het vullen van de jumpstarters/accu's
en/of
- in de Dominicaanse Republiek een partij cocaïne (van ongeveer 47 kilo) aanwezig
gehad en/of gereed gemaakt/gehouden voor verzending naar het Verenigd
Koninkrijk;
(Zaak Victoria Il)
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 27 december 2019 te Rotterdam, althans in Nederland en/of
vanuit de Dominicaanse Republiek
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (daaronder mede
begrepen invoer als bedoeld in artikel l lid 4 van de Opiumwet), ongeveer 316,5
kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Zaak Oostvoorne)
(art 2 ahf/ ond A Opiumwet )
subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 november 2019
tot en met 18 februari 2020 te Rotterdam en/of Oostvoorne, althans in Nederland
en/of in de Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens)
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, (verder) vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 316,5 kilogram
cocaïne, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te
bereiden en/of te bevorderen,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen,
mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en /of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen
van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte, samen met zijn mededader(s)
- via Sky ECC chatgesprekken gevoerd met betrekking tot
- het transport van de container met daarin voornoemde partij cocaïne en/of de
inbeslagname van de (sport)tassen met daarin voornoemde partij cocaïne en /of
- de aanhouding van de uithalers van de cocaïne en/of
- in de Dominicaanse Republiek een partij cocaïne (van ongeveer 316 kilo) aanwezig
gehad en/of gereed gemaakt/gehouden voor verzending naar de haven van
Rotterdam;
(Zaak Oostvoorne)
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet)
4.
hij op of omstreeks 3 februari 2020 via de Westerschelde, althans via de Nederlandse
territoriale wateren, in Nederland en/of in België en/of vanuit de Dominicaanse
Republiek
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (daaronder mede
begrepen invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) ongeveer 259
kilogram cocaïne, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Zaak Koffie)
(art 2 ahf/ond A Opiumwet)
subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 oktober 2019 tot en
met 22 februari 2020 in de Nederlandse territoriale wateren en/of in de
Westerschelde, althans in Nederland en/of in/vanuit de Dominicaanse Republiek
en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer
ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of
buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 259 kilogram cocaïne,
in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in
elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen en/ of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/ of om
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
immers heeft hij, verdachte samen met zijn mededader(s)
- via Sky ECC chatgesprekken gevoerd en foto's gedeeld met betrekking tot
- het transport en/of de locatie en/of bergplaats/verstopplaats van een container
met daarin voornoemde partij cocaïne en/of
- het leeghalen van de container met daarin een (dek)lading koffie en voornoemde
partij cocaïne en/of
- het zoeken naar voornoemde partij cocaïne en /of
- in de Dominicaanse Republiek een partij cocaïne (van ongeveer 259 kilo) aanwezig
gehad en/of gereed gemaakt/gehouden voor verzending naar de haven van
Antwerpen (via de Westerschelde);
(Zaak Koffie)
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet)
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 mei 2020 tot en
met 18 mei 2020 in Rotterdam, althans in Nederland en/of vanuit de Dominicaanse
Republiek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
(daaronder mede begrepen invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet)
en/ of heeft verkocht en/ of afgeleverd en/ of verstrekt en/ of vervoerd, althans
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in containernummer [containernummer 1]
en/of [containernummer 2] en/of [containernummer 3] en/of [containernummer 4] ) een hoeveelheid
van telkens ongeveer 20 kilogram cocaïne,
althans (telkens) een hoeveelheid een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel vermeld op de bij de Opiumwet wet behorende lijst 1, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Zaak Twintig)
(art 2 ahf/ond A Opiumwet)
subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april 2020 tot en
met 18 mei 2020 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Brazilië en/of in/vanuit
de Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens)
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, (verder) vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van telkens een partij van ongeveer
20 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te
bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen en/ of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en / of om
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
immers heeft hij verdachte samen met zijn mededader(s)
via Sky ECC chatgesprekken gevoerd en foto's gedeeld met betrekking tot
-het transport en/of de locatie en/of leeghalen van voornoemde containers met
daarin voornoemde partijen cocaïne en/of
- de bergplaatsen/verstopplaatsen van de cocaïne en /of
- het zoeken naar de plaats waar voornoemde partijen cocaïne zich bevonden;
(Zaak Twintig)
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet)