ECLI:NL:RBROT:2024:1343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10906727
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding met toewijzing van loonvordering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2024 een verstekvonnis gewezen in een kort geding. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.F. van Dijk, heeft een loonvordering ingediend tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 2 februari 2024, en op 13 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden waarbij de eiseres en haar dochter aanwezig waren om te vertalen. De gedaagde is verstek verleend omdat zij niet op de zitting aanwezig was.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoed aanwezig is om de eis in kort geding toe te wijzen, zoals bepaald in artikel 254 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De gewijzigde eis van de eiseres is toegewezen, met uitzondering van de gevraagde wettelijke verhoging, omdat deze niet expliciet was geëist in het petitum. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.616,- bruto aan loon, € 1.404,- bruto per maand voor de toekomst, en andere verschuldigde bedragen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot het aanmelden van de eiseres bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn en het afdragen van ingehouden pensioenpremies, met een dwangsom van € 50,- per dag bij overschrijding van de termijn. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.066,05. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en alle andere vorderingen zijn afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C.J. Frikkee.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10906727 VV EXPL 24-54
datum uitspraak: 20 februari 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.F. van Dijk,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam [handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 2 februari 2024, met bijlagen 1 tot en met 14.
1.2.
Op 13 februari 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met [eiseres01] , in het bijzijn van haar dochter [naam01] , die heeft vertaald, en de gemachtigde. [gedaagde01] is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.

2.De beoordeling

Toewijzing gewijzigde eis
2.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiseres01] volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis is op zitting verminderd (punt VI van de dagvaarding). De gewijzigde eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv). De gevraagde dwangsom wordt, anders dan geëist, bepaald op € 50,- per dag en gemaximeerd op € 2.500,-. Het op de zitting gedane verzoek om [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW, wordt niet gehonoreerd. De wettelijke verhoging is weliswaar in het lichaam van de dagvaarding genoemd, maar niet geëist (in het petitum). Voor zover het verzoek moet worden opgevat als een eisvermeerdering kan dit niet worden gehonoreerd omdat [gedaagde01] niet in de procedure verschenen is. Daarom blijft dit buiten de beoordeling.
Proceskosten
2.2.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres01] op € 140,05 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.066,05. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.3.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiseres01] van:
  • € 5.616,- bruto aan loon over de maanden september, oktober, november en december 2023;
  • € 1.404,- bruto per maand aan loon voor 27 uur per week en het overige dat [gedaagde01] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn, op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, vanaf 1 januari 2024;
  • € 750,- netto aan ingehouden voorschot;
  • € 761,60 (exclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over alle voornoemde bedragen vanaf de data van opeisbaarheid daarvan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot aanmelding van Aslan bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn binnen vijf werkdagen na vandaag en eveneens binnen vijf werkdagen na vandaag tot afdracht aan dat fonds van op het loon reeds ingehouden pensioenpremies over de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 april 2023, beiden op straffe van dwangsom van € 50,- per dag voor iedere dag dat de termijn van vijf werkdagen overschreden wordt, met een maximum van € 2.500,-;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] worden vastgesteld op € 1.066,05;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
465