ECLI:NL:RBROT:2024:13311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
10-292241-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Opiumwet met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en verstrekken van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 1 november 2023 tot en met 12 september 2024 meermalen schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. De verdachte werd op 12 september 2024 aangehouden, waarbij cocaïne in beslag werd genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij drugs gebruikte en deelde met anderen, zich schuldig had gemaakt aan de handel in cocaïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de verslavingsproblematiek van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding door de reclassering. De verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-292241-24
Datum uitspraak: 24 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .
Raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 – voor zover dat het
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 16 oktober 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het nettogewicht van de verdovende middelen en zal in zoverre de tenlastelegging verbeterd lezen.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er geen sprake is van dealen in drugs. Verdachte beoogde om drugs te gebruiken en te delen met anderen in de gebruikersscene. Het handelsaspect of lucratieve karakter ontbreekt dan ook. Als er al voldoende bewijs is voor het onder 1 ten laste gelegde, dan heeft verdachte in ieder geval de bedoeling van de wetgever niet overtreden.
4.2.2.
Beoordeling
Op 12 september 2024 hebben verbalisanten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) aan zien komen bij de portiek van de flat van verdachte. Kort daarna kwam verdachte de voordeur van zijn woning uitlopen en maakte [medeverdachte 1] contact met hem. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn vervolgens samen de woning binnengelopen en na ongeveer 10 seconden kwam [medeverdachte 1] weer naar buiten. Bij het verlaten van de flat werd [medeverdachte 1] aangehouden. Onder [medeverdachte 1] zijn die ochtend twee bolletjes in beslag genomen die met gebruik van de “TRUNARC” zijn getest op de aanwezigheid van verdovende middelen, met als indicatief resultaat cocaïne.
Diezelfde ochtend – kort na de ontmoeting met [medeverdachte 1] – is de verdachte zijn woning uitgelopen richting het portiek. Bij de nooduitgang kwam verdachte vervolgens weer in beeld. Aldaar stonden [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). De verbalisanten zagen dat de nooddeur openging en dat [medeverdachte 2] vervolgens naar binnen ging. Ongeveer 10 seconden later kwam [medeverdachte 2] weer naar buiten, waarna hij met [medeverdachte 3] wegliep. Vervolgens werden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden. Onder [medeverdachte 2] zijn die ochtend drie bolletjes in beslag genomen die met gebruik van de “TRUNARC” zijn getest op de aanwezigheid van verdovende middelen, met als indicatief resultaat cocaïne.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] op de bewuste ochtend bij hem is geweest en dat verdachte aan hem de twee bolletjes met cocaïne had gegeven in ruil voor een beetje hasj en tien euro. Ook heeft verdachte verklaard dat hij diezelfde ochtend drie bolletjes met cocaïne aan [medeverdachte 2] heeft gegeven.
Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte op 12 september 2024 (opzettelijk) cocaïne heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt. Het ruilen van verdovende middelen voor andere goederen (in dit geval bolletjes cocaïne tegen hasj met bijbetaling van tien euro door [medeverdachte 1] ) valt immers ook onder ‘verkopen’ in de zin van de Opiumwet (HR 14 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1014). Het begrip ‘verstrekken’ houdt in ‘elk feitelijk ter beschikking stellen, ongeacht op welke grond dit geschiedt’ (HR 12 november 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC2714). De begrippen afleveren en verstrekken liggen heel dicht tegen elkaar aan. Een handeling (zoals in dit geval het geven van de bolletjes cocaïne aan [medeverdachte 2] alsook het ruilen van bolletjes cocaïne met [medeverdachte 1] ) kan zowel afleveren als verstrekken opleveren. Dat de verdachte wellicht daadwerkelijk beoogde om drugs te gebruiken en te delen met anderen in de gebruikersscene, waarbij er al dan niet sprake was van enige wederkerigheid, maakt het voorgaande niet anders.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het (opzettelijk) verkopen, afleveren en verstrekken van cocaïne ook voor de volledige ten laste gelegde pleegperiode wettig en overtuigend is bewezen. In de mobiele telefoon van de verdachte is een grote hoeveelheid WhatsApp- en andere berichten aangetroffen waaruit dit kan worden afgeleid. Zo werd onder meer een WhatsApp-gesprek met [medeverdachte 1] aangetroffen dat teruggaat tot 30 mei 2023, waarin [medeverdachte 1] meerdere keren per week aan verdachte een bericht stuurt om af te spreken voor tien of vijftien euro. Ook werd veel afgesproken voor één of twee ‘bier’ waarbij er werd aangegeven of het goed bier was of niet. In de applicatie berichten werd eveneens berichtenverkeer met [medeverdachte 1] aangetroffen dat teruggaat tot 30 september 2018. [medeverdachte 1] stuurde veel berichten om af te spreken en gaf daarbij aan voor één, twee of drie ‘bier’ te komen. De rechtbank acht het aannemelijk – mede ook gezien de (handels)hoeveelheid die bij de verdachte thuis is aangetroffen zoals onder 2 aan hem ten laste is gelegd – dat met ‘bier’ telkens cocaïne wordt bedoeld.
Ook werden berichten aangetroffen van een zekere ‘ [persoon A] ’ die onder meer op 30 oktober 2023 aan verdachte vraagt of hij er nog eentje kan komen halen en aangeeft dat het om ‘superspul’ gaat.
Eveneens werd een WhatsApp-gesprek aangetroffen met [persoon B] van 8 augustus 2024, die zich beklaagt over de kwaliteit van hetgeen door de verdachte aan hem is geleverd en dreigt niet meer bij hem te kopen.
Verder is uit het onderzoek aan de telefoon van de verdachte gebleken dat hij in de week voor zijn aanhouding (van 5 september tot en met 12 september) 184 telefoongesprekken heeft gevoerd die allemaal tussen de 0 en maximaal 50 seconden hebben geduurd. Een aantal van de betrokken telefoonnummers is door de verbalisant bevraagd in de politiesystemen. Hieruit bleek dat een drietal telefoonnummers, waarmee in genoemde periode in totaal 49 gesprekken gevoerd zijn, toebehoorde aan individuen die in de politiesystemen voorkomen, dan wel ambtshalve bij de verbalisant bekend zijn als harddrugsgebruiker.
4.2.3.
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich in de pleegperiode stelselmatig heeft beziggehouden met het verkopen, afleveren en verstrekken van cocaïne.
4.2.4.
Voorwaardelijk verzoek en beoordeling
De verdediging heeft voorwaardelijk verzocht om [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als getuigen te mogen horen, indien het onder 1 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard. Dit om, blijkens de e-mail van de raadsman van 27 november 2024 aan de rechtbank, de door hen afgelegde (en voor verdachte belastende) verklaringen nader te kunnen controleren en om hen te kunnen confronteren met de verklaringen van de verdachte.
De rechtbank wijst dit verzoek af omdat de door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] afgelegde verklaringen niet voor het bewijs zijn gebruikt en de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden van het onder 1 ten laste gelegde door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoeken buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan (HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576).
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1..

hij ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­in ­­­­­­­­­­­­de periode van 1 november 2023 tot en met 12 september 2024 te Dordrecht­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ meermalen, ­­­­­­­­­­­­­­­­(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;

2..­

hij op ­­­­­­­­­­­­12 september 2024 te Dordrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer ­­­­­­­­­­­­14,00 gram ­­­­­­*­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­;*22 bolletjes (­­­­­­­­­­­ 11,8 gram­­­­­­)*1 blok (­­­­­­­­­­ 2,2 gram­­­­­­).

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
-
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Bij verdachte thuis zijn door de politie ook 22 bolletjes cocaïne aangetroffen, wat heeft te gelden als een handelshoeveelheid.
Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat dergelijke verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Ook leidt de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. Verder leidt de drugshandel in woonwijken, zoals in dit geval, tot veel ongewenste overlast. Om deze redenen moet streng worden opgetreden tegen de handel in verdovende middelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Verslavingsreclassering GGZ, Fivoor, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 oktober 2024. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Verdachte kampt met jarenlange verslavingsproblematiek. Verdachte gebruikt dagelijks cannabis en driemaal in de week crack (cocaïne). Ook zijn er aanwijzingen voor een gokverslaving. Zijn verslavingsproblematiek in combinatie met het ontbreken van financiële mogelijkheden spelen een rol in het tonen van delictgedrag. Hoewel door verdachte niet erkend, lijkt hij drugsdelicten te plegen om zo in zijn gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft terugkerende psychotische periodes gehad en is meermaals opgenomen geweest in klinieken. Er is geen sprake van zinvolle dagbesteding en er is sprake van schulden, alle risicoverhogende factoren. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een (deels) negatief sociaal netwerk. De tot op heden vanwege drugsdelicten opgelegde straffen lijken niet tot een gedragsverandering te hebben geleid. Positieve factor is dat verdachte in behandeling is bij het FACT team van Fivoor te Dordrecht en medicatie gebruikt.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: de LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Het uitgangspunt van de LOVS voor een
first offendervan het met enige regelmaat verkopen, afleveren en/of verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Bij de verdachte is echter sprake van veelvuldige recidive, hetgeen in strafverzwarende zin meeweegt. Eerdere straffen hebben kennelijk niet het gewenste effect gehad. Het uitgangspunt is dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Tegelijkertijd komt uit het procesdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting het beeld naar voren dat verdachte een rommelaar is en geen keiharde nietsontziende dealer. Zijn verklaring dat hij (ook) samen met zijn afnemers gebruikt en bij hen begrip voor zijn problemen en vriendschap vindt, komt oprecht over. Hij is dus geen geharde (drugs)crimineel die voor de lucratieve (groot)handel gaat. Zijn handelwijze lijkt er voornamelijk op gericht om in zijn eigen verslaving te kunnen voorzien.
Dit alles in aanmerking genomen wil de rechtbank de verdachte een laatste kans bieden om zijn leven te beteren. Zij zal daarom een aanzienlijk deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Een en ander met de voorwaarden die hierna worden genoemd, waaronder begeleiding door de reclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voor het volledig achterwege laten van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding gelet op de ernst van de feiten en de veelvuldige recidive van verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon en geldbedragen terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen zwarte mobiele telefoon van het merk Samsung en de geldbedragen van € 170,- (honderdzeventig euro) en € 40,- (veertig euro) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Fivoor Reclassering (hierna: de reclassering. Op het adres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- de veroordeelde neemt niet deel aan kansspelen (algeheel gokverbod);
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
 een zwarte Samsung telefoon met hoesje,
goednummer [beslagnummer 1] ;
 een geldbedrag van € 170,- (honderdzeventig euro),
goednummer [beslagnummer 2] ;
 een geldbedrag van € 40,- (veertig euro),
goednummer [beslagnummer 3] .
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Putters, voorzitter,
en mr. drs. J.L. Luiten en mr. J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 12 september 2024 te Dordrecht, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, één of meer handels- en/of gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2024 te Dordrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,47 gram*, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;*22 bolletjes (12.64 gram)*1 blok (2.83 gram).