ECLI:NL:RBROT:2024:1331

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
C/10/673885 / FA RK 24-1224
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 12 februari 2024 heeft de burgemeester van Nissewaard een crisismaatregel opgelegd aan betrokkene, die op 15 februari 2024 door de officier van justitie werd verzocht te worden voortgezet. De rechtbank ontving het verzoek echter pas op 15 februari, wat niet tijdig was volgens de geldende wetgeving. De rechtbank oordeelde dat de vertraging in de indiening van het verzoek voor rekening van de officier van justitie kwam, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid. In plaats daarvan werd de duur van de voortzetting van de crisismaatregel verkort met de termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis en recentelijk verontrustend gedrag vertoonde. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken minus twee dagen, met specifieke verplichte zorgmaatregelen. De beslissing werd op 16 februari 2024 mondeling gegeven en op 23 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/673885 / FA RK 24-1224
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 16 februari 2024 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene01] ,
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
op dit moment verblijvende te [instelling01] , te [plaats01] ,
advocaat mr. K. Lammers – Roselaar te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 februari 2024, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 12 februari 2024 opgelegde crisismaatregel. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 12 februari 2024;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam01] , psychiater, van 12 februari 2024;
  • het historisch overzicht, waarop geen eerder afgegeven machtigingen staan vermeld;
  • het bericht dat er geen relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene zijn;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam02] , psychiater, en [naam03] , afdelingsarts, beiden verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Feiten

2.1.
Op 12 februari 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Nissewaard een crisismaatregel genomen voor betrokkene voor de periode van 12 februari 2024 om 21.56 uur tot en met 15 februari 2024 om 21.56 uur.
2.2.
Op 15 februari 2024 heeft de officier een verzoekschrift ingediend tot voortzetting van de op 12 februari 2024 opgelegde crisismaatregel.
2.3.
Op 16 februari 2024 heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht toe te lichten waarom in het verzoekschrift staat: ‘De officier van justitie heeft op 15 februari 2024 een afschrift van de crisismaatregel ontvangen alsmede de medische verklaring.’
2.4.
Bij e-mail van 16 februari 2024 heeft de officier van justitie de rechtbank laten weten dat de crisismaatregel door een landelijke ICT-storing niet tijdig op het parket is ontvangen. De crisismaatregel is pas op 15 februari 2024 per e-mail verstuurd naar het Openbaar Ministerie waarna zij de crisismaatregel handmatig hebben aangemaakt in het Openbaar Ministerie Zorginformatiesysteem (OMZIS). Nadat de storing was verholpen is de crisismaatregel alsnog via Khonraad in het systeem ontvangen.

3.Beoordeling

Ontvankelijkheid
3.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze persoon op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen. De geldigheidsduur van de crisismaatregel bedraagt ten hoogste drie dagen. Indien de officier van justitie na ontvangst van de in artikel 7:2, tweede lid, Wvggz bedoelde bescheiden van oordeel is dat ten aanzien van betrokkene de grondslag voor het nemen van een crisismaatregel aanwezig is, dient hij uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst van deze stukken bij de rechter een verzoekschrift in voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene. Op grond van artikel 7:8 Wvggz beslist de rechter binnen drie dagen, te rekenen vanaf de dag na die van het indienen van het verzoekschrift door de officier, op het verzoekschrift van de officier.
3.2.
De advocaat van betrokkene stelt zich op het standpunt dat de officier het verzoekschrift te laat heeft ingediend, zodat de officier niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot voortzetting van de op 12 februari 2024 opgelegde crisismaatregel. De advocaat voert aan dat zij de crisismaatregel van betrokkene diezelfde dag, dus op 12 februari 2024, in Khonraad heeft zien staan. Voorts voert de advocaat aan dat zij op 12 februari 2024 piketdienst had en van alle andere zaken ook de stukken had ontvangen.
3.3.
Alhoewel de officier van justitie verklaart de stukken pas op 15 februari 2024 te hebben ontvangen, blijkt uit het voorgaande dat de stukken door de burgemeester wel op 12 februari 2024 aan de officier zijn gestuurd. De rechtbank is van oordeel dat een storing in de systemen van het Openbaar Ministerie voor rekening en risico van de officier komen. Hieruit volgt dat het verzoek uiterlijk op 13 februari 2024 had moeten zijn ingediend. De rechtbank heeft het verzoek echter pas op 15 februari 2024 om 16.29 uur ontvangen. Het verzoek is dan ook niet tijdig ingediend, maar wel nog gedurende de looptijd van de crisismaatregel.
3.4.
Uit de artikelsgewijze toelichting bij artikel 7:7 Wvggz in de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wvggz (kamerstuk 32399, nr. 25) blijkt dat de procedure van de artikelen 7:7 Wvggz tot en met 7:10 Wvggz overeenkomt met de procedure voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling onder de Wet Bopz. De in artikel 7:7 Wvggz genoemde termijn komt dan ook overeen met de in artikel 27 genoemde termijn van de Wet Bopz. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2016 (ECLI:NL:HR:2016:997) blijkt dat er zich onder zowel de Krankzinnigenwet als de Wet Bopz een soortgelijk geval heeft voorgedaan. In dit arrest is bepaald dat het gevolg van de overschrijding van de termijn waarbinnen de officier van justitie het inleidend verzoekschrift had moeten indienen niet leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in zijn verzoek, maar tot verkorting van de termijn waarvoor de verzochte machtiging wordt verleend, of indien de omvang van de overschrijding daartoe aanleiding geeft, tot afwijzing van het verzoek. Dat betekent dat de rechtbank bij de termijn van de voortzetting van de crisismaatregel rekening dient te houden met de verstreken termijn van twee dagen.
3.5.
Gelet op het voorgaande is de officier ontvankelijk in zijn verzoek tot voortzetting van de op 12 februari 2024 opgelegde crisismaatregel.
Inhoudelijke beoordeling
3.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De afdelingsarts vertelt dat betrokkene in 2016 een periode verward is geweest waarvoor de huisarts tijdelijk Risperdal heeft voorgeschreven. In december 2023 heeft de huisarts weer Risperdal voorgeschreven en is betrokkene in de thuissituatie herstart met het nemen van deze medicatie. Sinds twee onderbeenamputaties in november 2023 is er bij betrokkene namelijk sprake van toenemende gedragsveranderingen. Er is sprake van seksuele ontremming, agressie, impulsief gedrag en een overmatige overheersende en ongegronde jaloezie en overtuiging dat de partner ontrouw is. De psychiater deelt mede dat betrokkene met een psychotisch toestandsbeeld is opgenomen waarbij betrokkene denkt dat zijn partner vreemd gaat en dat zij hem heeft vervangen voor een vibrator. In de thuissituatie was er sprake van toenemende agressie naar zijn naaste omgeving. Betrokkene heeft zijn partner met zijn prothese geslagen en diverse spullen naar haar gegooid. Ook heeft betrokkene spullen naar zijn dochter gegooid en wilde haar fysiek aanvallen vanuit zijn rolstoel. Sinds enkele weken is betrokkene ook naar de thuiszorg agressief en fysiek dreigend waardoor verschillende medewerkers de woning huilend hebben verlaten en niet meer terug willen komen. De psychiater deelt mede dat betrokkene een doodswens heeft waardoor hij in hongerstaking is en ook de medicatie voor zijn hartproblemen en diabetes staakte. Betrokkene heeft hiervoor dwangmedicatie gekregen. Het toestandsbeeld is de afgelopen dagen verbeterd sinds hij antipsychotica krijgt. Betrokkene heeft inmiddels weer contact met zijn vrouw en zijn excuses aangeboden. Omdat er bij betrokkene mogelijk (ook) sprake is van vasculaire hersenschade staat er in maart 2024 een MRI-scan gepland voor verdere diagnostiek.
3.7.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van disruptieve, impulsbeheersings- en/of andere gedragsstoornissen. Betrokkene lijdt aan het syndroom van Othello waarbij er sprake is van algehele ontremming met forse gedragsstoornissen, nog onduidelijk in welk kader. Mogelijk is er sprake van vasculaire frontale hersenschade, dan wel een aanpassingsstoornis na twee onderbeenamputaties. Betrokkene is tevens bekend met hartproblemen en diabetes.
3.8.
Namens betrokkene bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek. Betrokkene herkent zich niet in de psychiatrische stoornis en ook het ernstig nadeel is afgewend. Betrokkene is inmiddels gestabiliseerd en heeft zijn excuses aan zijn partner aangeboden. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de advocaat en overweegt daartoe het volgende. Volgens de psychiater is het toestandsbeeld van betrokkene de afgelopen dagen verbeterd, maar dat betekent niet dat betrokkene voldoende is gestabiliseerd. Een deel van de waangedachten zijn namelijk nog steeds aanwezig. Daarnaast acht de psychiater het voorzienbaar dat betrokkene zijn medicatie zal staken als hij nu met ontslag naar huis zal gaan. De psychiater acht voortzetting van de crisismaatregel verder noodzakelijk voor verdere diagnostiek. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de medische verklaring en de toelichting van de psychiater en afdelingsarts voldoende dat er bij betrokkene vermoedelijk sprake is van een psychiatrische stoornis en daaruit voortvloeiend onmiddellijk dreigend ernstig nadeel.
3.9.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
3.10.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het opnemen in een accommodatie.
3.11.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
3.12.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Betrokkene vertelt dat hij niks mankeert en hij wil niet in de instelling blijven. Hij vertelt dat hij de hongerstaking vol zal houden totdat hij de instelling mag verlaten. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.13.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.14.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend. Gezien wat is overwogen onder 3.4, zal de machtiging een geldigheidsduur hebben van drie weken min twee dagen na vandaag.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene01]voornoemd;
4.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 3.10. kunnen worden getroffen;
4.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 maart 2024;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 16 februari 2024 mondeling gegeven door mr. D.I. Hendriks-van Wel, rechter, in tegenwoordigheid van J.C. Hannewijk, griffier, en op 23 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.