ECLI:NL:RBROT:2024:13217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
C/10/678493 / HA ZA 24-376
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypothecaire geldlening en kosten bij betalingsachterstand

In deze zaak is eiseres, eigenaar van een appartementsrecht in Rotterdam, in conflict met Obvion N.V. over kosten die in rekening zijn gebracht na een betalingsachterstand op een hypothecaire geldlening. Eiseres had de woning gefinancierd met een lening bij Obvion, die de overeenkomst heeft opgezegd en de volledige lening heeft opgeëist. Eiseres betwist de kosten die Obvion in rekening heeft gebracht, stellende dat deze kosten niet verschuldigd zijn op basis van de algemene voorwaarden van Obvion, die volgens haar een oneerlijk beding bevatten in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten die Obvion in rekening heeft gebracht, rechtmatig zijn en dat het beding in de algemene voorwaarden niet als oneerlijk kan worden aangemerkt. De rechtbank wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/678493 / HA ZA 24-376
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.P. Harten te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
OBVION N.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. P.K.J. van der Wal te Rosmalen.
Partijen worden hierna [eiseres] en Obvion genoemd.

1.Korte aanduiding van de zaak

[eiseres] is eigenaar van het appartementsrecht van de woning aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de woning). De aankoop van de woning is gefinancierd met een hypothecaire geldlening bij Obvion. Obvion heeft de overeenkomst met [eiseres] opgezegd, de volledige lening opgeëist en kosten in rekening gebracht vanwege een betalingsachterstand van [eiseres] en gelegde beslagen op de woning. Partijen verschillen van mening of Obvion deze kosten bij [eiseres] in rekening mag brengen. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit het geval is en dat artikel 10 van de Obvion Compact Hypotheek Algemene Voorwaarden versie april 2017 (hierna: de algemene voorwaarden) geen oneerlijk beding is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn). De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] daarom af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van de kantonrechter van 12 april 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de brieven van 23 mei 2024 en 26 juni 2024 van de rechtbank, met een oproep voor de mondelinge behandeling en met een zittingsagenda;
  • de brief van 15 juli 2024 van mr. Van der Wal, met producties 25 tot en met 27;
  • het B16 formulier van 27 augustus 2024 van mr. Van der Wal, waarbij vonnis is verzocht.
2.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak naar de rol verwezen in verband met overleg tussen partijen. [eiseres] heeft zich hierover vervolgens niet uitgelaten. Obvion heeft, bij gebreke aan overleg tussen partijen, om vonnis verzocht. Daarna heeft de rechtbank bepaald dat er een vonnis komt.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] heeft ten behoeve van de aankoop van de woning op 11 augustus 2017 een hypothecaire geldlening afgesloten bij Obvion voor een bedrag van € 114.971,00.
Tot zekerheid van de betaling daarvan heeft [eiseres] aan Obvion een eerste recht van hypotheek verleend op haar woning.
3.2.
Op de hypothecaire geldlening zijn de algemene voorwaarden van Obvion van toepassing. Artikel 10 van die algemene voorwaarden luidt als volgt:

Artikel 10Kosten
1. Wat betaalt de hypotheekgever aan kosten?
a. Alle kosten van vestiging, instandhouding en uitoefening van het recht
van hypotheek. Waaronder kosten van doorhaling, rangwisseling en
vernieuwing van de hypothecaire inschrijving.
b. Kosten van (her)taxatie of inspectie van het onderpand.
c. Alle kosten die Obvion maakt in verband met behoud en instandhouding
van het onderpand.
d. Alle door Obvion betaalde verzekeringspremies, omslagen, lasten en
belastingen met betrekking tot het onderpand.
e. Alle kosten van vestiging, instandhouding en uitoefening van de
pandrechten die aan Obvion zijn verleend.
f. Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die Obvion maakt in
verband met haar recht van hypotheek of pandrechten en om haar rechten
uit te oefenen en te beschermen.
g. Alle kosten die Obvion maakt in verband met het beveiligen van het
onderpand.
h. Alle kosten die Obvion maakt in het kader van het beheer, de ontruiming,
het onder zich nemen en de executie van het onderpand.
i. Alle vergoedingen die Obvion vaststelt in verband met het beheer van het
onderpand. Als Obvion deze kosten heeft betaald, is de hypotheekgever
verplicht deze meteen aan Obvion te betalen als Obvion daarom verzoekt.
2. Het recht van hypotheek strekt onder meer tot zekerheid voor terugbetaling
van alles wat de geldnemer/hypotheekgever aan Obvion verschuldigd is op
basis van de akte van geldlening.”
3.3.
In de hypotheekakte zijn ook de zogenoemde “Onderfpacht- en Koopcomfortbepalingen versie 1 mei 2012” opgenomen. Deze bepalingen voorzien in een terugkoopregeling. Op grond van de terugkoopregeling is de particuliere koper (in dit geval [eiseres] ) verplicht om de ondererfpacht bij een voorgenomen vervreemding aan de woningcorporatie (in dit geval Woonbron) te koop aan te bieden en is Woonbron verplicht om de ondererfpacht terug te kopen. In het kader van deze terugkoopregeling wordt de waarde van de woning of de waarde van het appartement inclusief (onder)grond getaxeerd door (een) onafhankelijke taxateur(s). De terugkoopprijs zal gelijk zijn aan de waarde van de woning of het appartement.
3.4.
Bij brief van 10 augustus 2022 heeft Obvion de overeenkomst met [eiseres] opgezegd en het openstaande bedrag (€ 103.156,59) opgeëist vanwege een betalingsachterstand (per 10 augustus 2022 van € 3.278,27, exclusief deurwaarders- en incassokosten) en de op de woning gelegde beslagen (door Mental Support Rotterdam B.V. en de Vereniging van Eigenaars [naam VvE] te Rotterdam).
3.5.
In de periode van 4 oktober 2022 tot en met 23 januari 2023 hebben (de advocaten van) partijen met elkaar gecorrespondeerd over de betalingsachterstand op de hypothecaire geldlening, de beslagen op de woning, al dan niet vrijwillige verkoop van de woning, de terugkoopregeling van de woning en de door Obvion in dat verband gemaakte kosten.
3.6.
Daarnaast heeft (de advocaat van) Obvion met (de advocaat van) Woonbron gecorrespondeerd in januari, februari en november 2023 over het beslag op de woning en de terugkoopregeling.
3.7.
[eiseres] heeft de betalingsachterstand op de hypothecaire geldlening en de door Obvion bij haar in rekening gebrachte kosten onbetaald gelaten.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert (na eiswijziging ter zitting) - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat zij op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomst van hypothecaire geldlening geen kosten is verschuldigd, als bedoeld in artikel 10 van de algemene voorwaarden van Obvion, met veroordeling van Obvion in de proceskosten.
4.2.
Het verweer van Obvion strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiseres] in haar vordering of het afwijzen van deze vordering, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [eiseres] in de werkelijke kosten van de procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De (verdere) beoordeling

5.1.
Bij vonnis van 12 april 2024 heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om de onderhavige zaak te behandelen en de zaak verwezen naar het team handel en haven van deze rechtbank, omdat, naar het oordeel van de kantonrechter, de vordering een hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00 (artikel 93 Rv).
5.2.
Tussen partijen is na de eiswijziging nog in geschil of [eiseres] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst de door Obvion bij haar in rekening gebrachte kosten is verschuldigd, te weten € 3.177,59 (facturen: producties 16 tot en met 20 van Obvion).
5.3.
Volgens [eiseres] is zij de door Obvion bij haar in rekening gebrachte kosten niet verschuldigd. Daarbij stelt zij zich op het standpunt dat artikel 10 van de algemene voorwaarden als een oneerlijk beding kwalificeert in de zin van de Richtlijn en daarom voor (ambtshalve) vernietiging in aanmerking komt. Het heeft er volgens [eiseres] veel van weg dat Obvion een ongelimiteerde mogelijkheid heeft om allerhande kosten bij haar in rekening te brengen, waardoor niet langer sprake is van een evenwichtige verhouding tussen consument en professional. Ook heeft Obvion, gelet op de terugkoopregeling met Woonbron, nodeloos kosten gemaakt en die kan Obvion dus niet bij [eiseres] in rekening brengen.
5.4.
Volgens Obvion is er geen sprake van een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn met betrekking tot de kosten. Hoewel de hoogte van het bedrag van de kosten geen limiet kent, is er wel een limiet ten aanzien van het soort kosten. Het gaat daarbij om kosten die verband houden met de niet nagekomen verplichtingen van [eiseres] uit hoofde van de hypothecaire geldlening, zoals deurwaarderkosten, recherchekosten, makelaars/taxatiekosten en advocaatkosten.
Van artikel 10 van haar algemene voorwaarden kan niet gezegd worden dat zij in strijd met de goede trouw is en tot een verstoord evenwicht tussen [eiseres] en Obvion leidt. In dit verband heeft Obvion aangegeven dat zij geen hypotheken verstrekt zonder tussenkomst van een onafhankelijk adviseur en voorafgaand aan de hypotheekofferte aan de consument (in dit geval [eiseres] ) een voorbeeldofferte verstrekt waarin alle bepalingen, bedingen en voorwaarden staan die gaan gelden in de echte offerte. De houding van [eiseres] , het niet meewerken aan een onderhandse verkoop en inpandige taxatie en het niet reageren op verzoeken van Obvion om informatie, hebben ertoe geleid dat Obvion de hiervoor genoemde kosten heeft moeten maken.
5.5.
Vast staat dat [eiseres] geldt als consument en Obvion als professionele partij. Ook staat vast dat niet over het kostenbeding is onderhandeld. Verder gaan partijen er in dit geding van uit dat het kostenbeding geen kernbeding is als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de Richtlijn en artikel 6:231 aanhef en onder a BW. Het kostenbeding valt daarmee onder de werking van de Richtlijn.
5.6.
Volgens artikel 3 lid 1 van de Richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
In het licht van de Richtlijn en volgens vaste rechtspraak (zie arrest van de Hoge Raad van 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1830) moet de rechter bij de beoordeling van de vraag of een beding (on)eerlijk is alle relevante omstandigheden van het geval ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in aanmerking nemen waarbij rekening moet worden gehouden met de aard van de goederen of diensten waarop deze overeenkomst betrekking heeft. Ook moet de rechter toetsen of zo’n schriftelijk beding met een consument duidelijk en begrijpelijk is opgesteld (transparantievereiste).
5.7.
[eiseres] heeft haar beroep op een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn niet anders onderbouwd dan door in algemene bewoordingen te stellen dat het kostenbeding (in de algemene voorwaarden van Obvion) het evenwicht tussen haar als consument en Obvion als professional aanzienlijk verstoort. Gelet op wat de rechtbank hiervoor in 5.6 heeft overwogen met betrekking tot de door de rechter te hanteren toets of al dan niet sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn is de rechtbank van oordeel dat het kostenbeding geen aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen met zich brengt.
5.8.
[eiseres] heeft de hypotheekachterstand erkend. Volgens artikel 7:128a lid 2 BW is de consument (in dit geval [eiseres] ) aan de kredietgever (in dit geval Obvion) een vergoeding verschuldigd wegens niet-nakoming van haar uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, zij het dat deze vergoeding niet hoger mag zijn dan de vergoeding van de schade die de kredietgever (Obvion) als gevolg van de niet-nakoming heeft geleden. Hiermee wordt de werking van het onderhavige kostenbeding begrenst. De door Obvion bij [eiseres] in rekening gebrachte kosten (€ 3.177,59) zijn bovendien niet bovenmatig en vallen dus binnen de reikwijdte van artikel 7:128a lid 2 BW. De in dit artikel bedoelde begrenzing ziet, anders dan [eiseres] heeft gesteld, niet alleen op de buitengerechtelijke kosten.
5.9.
Overigens komt het kostenbeding in de algemene voorwaarden ook niet voor op de grijze en zwarte lijst als bedoeld in de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Dat is een omstandigheid die de rechtbank betrekt bij haar oordeel over de oneerlijkheid van het beding.
5.10.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de processtukken en het verhandelde ter zitting worden afgeleid dat Obvion de kosten niet nodeloos heeft gemaakt. Er is een hypotheekachterstand en er liggen twee beslagen op de woning (zie 3.4). Omdat er tussen [eiseres] en Woonbron een terugkoopregeling geldt (zie 3.3), heeft er tussen Obvion en Woonbron overleg plaatsgehad en is niet tot een executoriale verkoop van de woning overgegaan toen medewerking van [eiseres] aan een onderhandse verkoop van de woning uitbleef. Obvion heeft daardoor kosten gemaakt. De mededeling van [eiseres] tijdens de zitting dat de terugkoop van de woning door Woonbron zo goed als rond is, doet daar niet aan af.
5.11.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank de vordering van [eiseres] om voor recht te verklaren dat zij de kosten op grond van artikel 10 van de algemene voorwaarden niet verschuldigd is, afwijst.
Proceskosten
5.12.
[eiseres] moet de proceskosten betalen, omdat zij in het ongelijk is gesteld. Obvion heeft verzocht om [eiseres] te veroordelen in de daadwerkelijk door haar gemaakte kosten van deze procedure, omdat sprake is van onrechtmatig handelen dan wel misbruik van procesrecht door [eiseres] . In plaats van uitleg te vragen over wat de kosten van artikel 10 algemene voorwaarden behelzen, is [eiseres] rauwelijks tot dagvaarding overgegaan terwijl Obvion iedere onduidelijkheid over die kosten had kunnen wegnemen. Het was voor [eiseres] dus niet noodzakelijk om tot dagvaarding over te gaan. Ook nadien heeft [eiseres] de procedure nodeloos voortgezet door niet in te gaan op verzoeken van Obvion om informatie en nader overleg.
5.13.
In het algemeen geldt dat voor toewijzing van de daadwerkelijke proceskosten bijzondere omstandigheden zijn vereist. Daarvan kan sprake zijn bij misbruik van procesrecht of wanneer het instellen van een vordering of het voeren van verweer, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, onrechtmatig handelen oplevert. De lat ligt dus hoog.
5.14.
Hoewel deze procedure mogelijk had kunnen worden voorkomen, is er geen sprake van buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht, als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV/828). [eiseres] wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure op grond van het gangbare liquidatietarief.
Deze kosten bestaan uit:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 2.149,00*
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.015,00
* € 614,00 voor de conclusie van antwoord, € 1.228,00 voor het bijwonen van de zittingen en
€ 307,00 voor de antwoordakte, met producties 21 tot en met 24. De procedure bij de kantonrechter is hierin verdisconteerd.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Obvion, vastgesteld op € 3.015,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet zij € 90,00 extra aan Obvion betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
verklaart 6.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.
1451/1918