ECLI:NL:RBROT:2024:13130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
11346615 VC 24-444 en 11346616 VC 24-445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging door curator voor afstand van vorderingsrecht en legitieme portie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een curator. De curator verzocht om machtiging om namens de onder curatele gestelde afstand te doen van een vorderingsrecht dat voortvloeit uit een ouderlijke boedelverdeling, en om geen aanspraak te maken op de legitieme portie in de nalatenschap van de moeder van de onder curatele gestelde. De verzoeker, die de curator vertegenwoordigt, stelt dat het in het belang van de onder curatele gestelde is om deze afstand te doen, omdat zij door haar verstandelijke beperking niet in staat is om met het geld om te gaan. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het niet in het belang van de onder curatele gestelde is om afstand te doen van het vorderingsrecht, omdat dit zou leiden tot een aanzienlijke vermogenstoename die zij niet kan benutten. De rechter heeft daarbij ook de wens van de ouders om de onder curatele gestelde niet te laten erven in overweging genomen, maar benadrukt dat de belangen van de onder curatele gestelde voorop moeten staan. De verzoeken zijn afgewezen, omdat het niet noodzakelijk, nuttig of wenselijk is om de gevraagde machtigingen te verlenen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. dr. P.G.J. van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummers: 11346615 VC 24-444 en 11346616 VC 24-445
registernummer: CB 22273
datum uitspraak: 12 december 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[naam curator], in zijn hoedanigheid van curator van mevrouw [persoon 1] ,
[persoon 2],
[persoon 3],
verzoekers,
gemachtigde: mr. A.C. de Bakker.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift (ontvangen op 24 september 2024), met bijlagen.
1.2.
Op 2 december 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam curator] , [persoon 2] en [persoon 3] en namens mr. A.C. de Bakker de heer [persoon A] .

2.De beoordeling

2.1.
[naam curator] (hierna: de curator) is sinds 5 april 1988 curator van mevrouw [persoon 1] , geboren op [geboortedatum] 1966 (hierna: [voornaam persoon 1] ). [persoon 2] (hierna: [voornaam persoon 2] ) en [persoon 3] (hierna: [voornaam persoon 3] ) zijn de zussen van [voornaam persoon 1] . [voornaam persoon 2] is tevens benoemd tot toeziend curator. [voornaam persoon 3] is met de curator getrouwd.
2.2.
Op 7 oktober 1999 is de heer [naam erflater] (hierna: erflater) overleden. Hij was de vader van [voornaam persoon 1] , [voornaam persoon 2] en [voornaam persoon 3] . Op [overlijdensdatum] is mevrouw [naam erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Zij was de moeder van [voornaam persoon 1] , [voornaam persoon 2] en [voornaam persoon 3] .
2.3.
Erflater heeft in zijn testament gebruik gemaakt van de ouderlijke boedelverdeling (artikel 1167 (oud) BW), waardoor [voornaam persoon 1] een niet opeisbare vordering op erflaatster heeft gekregen van fl. 127.915,- (€ 58.045,27), met rente tot datum overlijden van erflaatster van 7,15%. Deze vordering is door het overlijden van erflaatster opeisbaar geworden en bedraagt met rente € 159.999,93. Na het overlijden van erflaatster en de verkoop van haar woning, is een bedrag van € 58.045,27 overgemaakt naar de bankrekening van aan [voornaam persoon 1] .
2.4.
Erflaatster heeft [voornaam persoon 1] in haar testament onterfd, zodat [voornaam persoon 1] alleen aanspraak kan maken op de legitieme portie. Erflaatster heeft bij leven op papier aan [voornaam persoon 2] en [voornaam persoon 3] ieder € 100.000,- geschonken. De rente hierover van 6% per jaar is jaarlijks aan [voornaam persoon 2] en [voornaam persoon 3] uitgekeerd.
2.5.
Verzoekers vragen een machtiging (toestemming) voor de curator om namens [voornaam persoon 1] afstand te doen van haar vorderingsrecht (uit hoofde van de door erflater gemaakte ouderlijke boedelverdeling) op de gezamenlijke erfgenamen, zulks ten gunste van de erfgenamen van erflaatster. Verzoekers vragen daarnaast een machtiging voor de curator om als wettelijk vertegenwoordiger van [voornaam persoon 1] geen aanspraak te maken op haar legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster.
2.6.
De kantonrechter begrijpt dat verzoekers artikel 1:386 lid 1 in samenhang gelezen met artikel 1:345 BW aan hun verzoek ten grondslag leggen. De kantonrechter geeft slechts machtigingen indien dit hem in het belang van de onder curatele gestelde noodzakelijk, nuttig of wenselijk blijkt te zijn (artikel 1:386 lid 1 in samenhang gelezen met artikel 1:356 BW).
2.7.
Verzoekers hebben in hun verzoekschrift en tijdens de zitting toegelicht dat [voornaam persoon 1] vanwege haar zware verstandelijke beperking (syndroom van Down met cognitieve vermogens vergelijkbaar met een kind van ongeveer vijf jaar) niets heeft aan het geld, omdat zij beschikt over voldoende inkomen om in haar levensonderhoud te voorzien. Volgens verzoekers kan [voornaam persoon 1] nog niet blij worden gemaakt met bijvoorbeeld een dagje uit en speelt haar leven zich af in de zorginstelling waarin zij verblijft. Het gevolg hiervan zal daarom zijn dat wat [voornaam persoon 1] heeft verkregen uit de nalatenschap van haar vader en de legitieme portie in de nalatenschap van haar moeder, ongebruikt op haar rekening zal blijven staan en zal verdampen aan eigen bedrage. Dit hebben erflater en erflaatster volgens verzoekers nooit gewild, want erflaatster heeft [voornaam persoon 1] daarom onterfd in haar testament uit 2014.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat hoewel er begrip kan bestaan voor het standpunt van verzoekers, uitsluitend de belangen van [voornaam persoon 1] mogen meewegen. Het is niet in het belang van [voornaam persoon 1] om afstand te doen van het vorderingsrecht afkomstig uit de nalatenschap van erflater en om geen aanspraak te maken op de legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster, omdat zij daardoor een aanzienlijke vermogenstoename zou mislopen. Dat het niet de wil van erflater en erflaatster was dat [voornaam persoon 1] zou erven, omdat haar deel waarschijnlijk grotendeels zal opgaan aan de eigen bijdrage, maakt dit niet anders. Bovendien kan niemand in de toekomst kijken en zou [voornaam persoon 1] , bijvoorbeeld in de situatie dat zij een andere of aanvullende behoefte aan (al of niet particuliere) kostbare zorg zou krijgen, baat kunnen hebben bij een ruimere financiële armslag.
2.9.
De verwijzing van verzoekers naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 maart 2014 (ECLI:NL:RBZWB:2014:1975) leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat het in die zaak ging om een rechthebbende van 85 jaar oud met een fors vermogen, terwijl [voornaam persoon 1] 58 jaar oud is en een eigen vermogen heeft van ongeveer € 20.000,- (exclusief het vaderlijk erfdeel), is de kantonrechter van oordeel dat ook door een vermogenstoename te voorkomen, medewerking wordt verleend aan het frustreren van de wettelijke regeling van de eigen bijdrage.
2.10.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de verzoeken afwijzen en de gevraagde machtigingen niet verlenen, omdat dit niet in het belang van [voornaam persoon 1] noodzakelijk, nuttig of wenselijk is.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
31688
Tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.