Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser01] ,
[eiser02],
1.De procedure
2.De feiten
VESTIGING ERFDIENSTBAARHEID
3.Het geschil
in conventie
meer subsidiair
4.De beoordeling
in reconventie
€ 1.196,00(2,0 punten × tarief € 598,00)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen, [eiser01] en [eiser02], en [gedaagde01]. De eisers, wonend in Rotterdam, vorderen dat de gedaagde de strook grond, die zij als hun eigendom beschouwen, ontruimt. De gedaagde, die ook in Rotterdam woont, stelt dat zij door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van deze strook grond. De rechtbank heeft op 31 januari 2024 vonnis gewezen in deze zaak, waarin de vorderingen van de eisers zijn afgewezen en de vorderingen van de gedaagde zijn toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde eigenaar is van de betwiste grond, omdat de toenmalige eigenaar deze grond al in bezit had genomen vóór of in mei 1988, en dat de eisers hun recht op terugvordering van de grond hebben verbeurd door verjaring. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de erfdienstbaarheid die in 2022 is gevestigd, nietig is, omdat de gemeente Rotterdam op dat moment geen eigenaar meer was van de strook grond. De proceskosten zijn voor rekening van de eisers, die als in het ongelijk gestelde partijen zijn aangemerkt.