ECLI:NL:RBROT:2024:13096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/4072
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in beroep tegen registratie in de Fraude Signalering Voorziening

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [plaatsnaam], een beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar verzoek om de gevolgen van haar registratie in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) te onderzoeken. De Dienst Toeslagen heeft in een brief aangegeven dat er geen nadelige gevolgen zijn en dat de brief geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft op 23 december 2024 geoordeeld dat de brief inderdaad geen besluit is en dat zij daarom onbevoegd is om het beroep van eiseres te behandelen.

Eiseres had op 1 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de Dienst Toeslagen in de gelegenheid te stellen vragen schriftelijk te beantwoorden. Na het indienen van nadere stukken door partijen, heeft de rechtbank besloten geen nadere zitting te houden en het onderzoek te sluiten.

De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of zij bevoegd is om het beroep te behandelen. Het niet-tijdig nemen van een besluit wordt gelijkgesteld aan een besluit, maar de rechtbank concludeert dat de brief van de Dienst Toeslagen geen rechtsgevolg heeft en dus geen besluit is. Hierdoor is de rechtbank niet bevoegd om het beroep te behandelen. De uitspraak concludeert dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4072

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [naam gemachtigde 2] en [naam gemachtigde 3] ).

Samenvatting

1. Eiseres heeft een verzoek ingediend om de nadelige gevolgen van haar registratie in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) te onderzoeken. De Dienst Toeslagen heeft in een brief gereageerd dat geen sprake is van dergelijke nadelige gevolgen en dat eiseres niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming. Volgens de Dienst Toeslagen is de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft daarop een beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar verzoek. De rechtbank komt tot het oordeel dat de brief inderdaad geen besluit is en dat de rechtbank daarom niet bevoegd is het beroep van eiseres te behandelen.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 1 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar verzoek de gevolgen van haar registratie in de FSV te onderzoeken.
2.1.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.
2.3.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de Dienst Toeslagen gelegenheid te geven vragen van de rechtbank schriftelijk te beantwoorden. Partijen hebben nadere stukken overgelegd. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een nadere zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
3. De FSV was een hulpmiddel bij het verwerken van belastingaangiften en aanvragen van toeslagen. Bij het gebruik van de FSV zijn fouten gemaakt. Eiseres heeft zich op 19 april 2022 gemeld bij de Dienst Toeslagen omdat zij vermoedde dat zij onterechte gevolgen had ondervonden van haar registratie in de FSV. In de brief van 27 mei 2023 van de Dienst Toeslagen aan eiseres staat dat na onderzoek is gebleken dat de FSV-registratie van eiseres niet heeft geleid tot een aangepaste behandeling van haar aangiftes of aanvragen en dat zij daarom niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming.
Is de rechtbank bevoegd het beroep van eiseres te behandelen?
4. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is het beroep van eiseres te behandelen.
4.1.
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. [1] Het niet-tijdig nemen van een besluit wordt gelijkgesteld aan een besluit. [2] Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. [3]
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de melding van 19 april 2022 geen aanvraag en is de brief van 27 mei 2023 geen besluit. De rechtbank licht dit hierna toe.
4.2.1.
Uit het dossier blijkt niet dat eiseres met de melding van 19 april 2022 iets anders heeft beoogd dan een onderzoek van de Dienst Toeslagen naar de eventuele nadelige gevolgen van haar FSV-registratie. Uit de brief van 27 mei 2023 volgt dat de Dienst Toeslagen dat onderzoek heeft verricht en met die brief eiseres over de uitkomst van dat onderzoek heeft geïnformeerd. De brief beantwoordt dus volledig aan het verzoek dat met de melding is gedaan.
4.2.2.
In de brief van 27 mei 2023 staat verder dat eiseres niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming. Er is geen publiekrechtelijke regeling op grond waarvan de Dienst Toeslagen een tegemoetkoming kan toekennen in verband met de nadelige gevolgen van een FSV-registratie. De Dienst Toeslagen kan zich wel op grond van artikel 82 van de Algemene verordening gegevensbescherming [4] aansprakelijk achten voor een inbreuk op die verordening en een schadevergoeding betalen. [5] In andere gevallen heeft de Dienst Toeslagen op die grondslag een schadevergoeding van € 375,- of € 750,- toegekend. [6]
4.2.3.
Omdat de melding van 19 april 2022 geen verzoek tot schadevergoeding is, moet de mededeling in de brief van 27 mei 2023 dat eiseres geen recht heeft op een financiële tegemoetkoming worden gezien als een spontane weigering om schade te vergoeden. De brief voldoet daarom niet aan de definitie van een zuiver schadebesluit. Daarvan is alleen sprake als een bestuursorgaan op een daartoe strekkend verzoek een schriftelijke beslissing neemt over de vergoeding van schade die zou zijn veroorzaakt bij de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid. [7]
4.2.4.
De brief van 27 mei 2023 is ook anderszins geen besluit. De brief heeft geen rechtsgevolg. Het oordeel of de Dienst Toeslagen verplicht is een schadevergoeding te betalen aan eiseres vanwege haar FSV-registratie is in beginsel voorbehouden aan de burgerlijke rechter. [8] Uit de brief volgt alleen dat de Dienst Toeslagen zich niet aansprakelijk acht jegens eiseres. De rechtsverhouding tussen eiseres en de Dienst Toeslagen is met die mededeling niet gewijzigd. Met de brief heeft de Dienst Toeslagen ook niet een publiekrechtelijke bevoegdheid uitgeoefend. De brief voldoet dus niet aan de definitie van een besluit zoals omschreven in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4.2.5.
Hiervoor is overwogen dat de brief van 27 mei 2023 volledig beantwoordt aan het verzoek dat met de melding van 19 april 2022 is gedaan. De Dienst Toeslagen heeft de melding dus volledig afgehandeld. Omdat de brief geen besluit is, is de melding ook geen aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
4.3.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet bevoegd is het beroep van eiseres te behandelen. Het is namelijk niet mogelijk beroep in te stellen bij de bestuursrechter tegen het niet-tijdig nemen van een beslissing die geen besluit is. [9]

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet inhoudelijk behandelen. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van G. Machwirth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:1 van de Awb.
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
3.Artikel 1:3, eerste en derde lid, van de Awb.
4.Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
5.Vgl.
6.
7.ABRvS 19 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY4259, r.o. 2.6.1.
8.Vgl. ABRvS 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1375 en ABRvS 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2891.
9.Dat volgt uit de artikelen 8:1 en 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.