In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 17 december 2024 een beschikking gegeven inzake de opheffing van het beschermingsbewind over de goederen van betrokkene, geboren in 1991. De bewindvoerder, benoemd op 12 juli 2023, heeft verzocht om ontslag en om het bewind op te heffen, omdat betrokkene onacceptabel gedrag vertoont. Op 12 december 2024 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend om het bewind op te heffen, waarop betrokkene niet heeft gereageerd. De kantonrechter heeft besloten om niet te wachten op een reactie van betrokkene, gezien de spoedeisendheid van de situatie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene ernstige beledigingen en dreigende taal heeft geuit aan de bewindvoerder, wat de relatie onherstelbaar heeft beschadigd. De bewindvoerder heeft veel geduld gehad, maar het gedrag van betrokkene maakt het onwerkbaar voor elke bewindvoerder. De kantonrechter heeft daarom besloten het bewind per 18 december 2024 op te heffen en heeft bepaald dat de bewindvoerder eindrekening en verantwoording moet afleggen aan de kantonrechter, niet aan betrokkene. Tevens is betrokkene gewezen op de mogelijkheid om in de toekomst een nieuwe bewindvoerder aan te stellen, maar dit zal alleen in uitzonderlijke gevallen worden overwogen.
De beschikking is uitgesproken door mr. C.J. Frikkee en tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de datum van de beschikking.