ECLI:NL:RBROT:2024:13059

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
10862949 VZ VERZ 24-56
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een Regelrechterzaak over overlastproblematiek tussen huurder en verhuurder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024, gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [naam 1], en haar verhuurder, Stichting Woonbron. [naam 1] huurt een woning van Woonbron en ervaart overlast van haar buren, wat zij aanvoert als vernielingen, geluidsoverlast, stankoverlast, intimidatie en racisme. Ondanks pogingen tot buurtbemiddeling en mediation, heeft zij geen oplossing kunnen vinden en heeft zij de zaak voorgelegd aan de regelrechter.

Tijdens de zitting op 25 juli 2024 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. [naam 1] vordert dat Woonbron passende maatregelen neemt tegen de buren om de overlast te stoppen, of haar de mogelijkheid biedt om te verhuizen naar andere woonruimte. Woonbron betwist de vorderingen en stelt dat zij voldoende heeft gedaan om aan de verzoeken van [naam 1] tegemoet te komen.

De regelrechter heeft de vorderingen van [naam 1] afgewezen. De rechter oordeelt dat de overlast niet kan worden gekwalificeerd als een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW, omdat de overlast niet objectief is vastgesteld. De geluidsopnames die [naam 1] heeft overgelegd zijn slechts momentopnamen en bieden geen bewijs van structurele overlast. Bovendien zijn andere klachten, zoals stankoverlast en vernielingen, onvoldoende onderbouwd. De rechter concludeert dat Woonbron voldoende heeft geluisterd naar de klachten van [naam 1] en dat zij niet kan worden verplicht tot het treffen van maatregelen.

De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het griffierecht van € 87,- wordt door beide partijen samen betaald, ieder voor de helft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10862949 VZ VERZ 24-56
datum uitspraak: 13 december 2024
Vonnis van de regelrechter/kantonrechter
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. C.C.J.L. Huurman – Ip Vai Ching, advocaat te Rotterdam,
tegen
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
gemachtigde: mr. E. Piepers-Westermeijer, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘[naam 1]’ en ‘Woonbron’ genoemd. De zaak wordt op basis van artikel 96 Rv behandeld door de ‘Rotterdamse Regelrechter’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het aanmeldformulier ‘Zaak voor de Regelrechter’ van [naam 1];
  • de e-mails van de zijde van [naam 1] van 23 juli 2024 (met bijlagen), 16 oktober 2024 en 4 november 2024;
  • de e-mails van de zijde van Woonbron van 23 juli 2024 (met een bijlage), 14 oktober 2024 en 12 november 2024.
1.2.
Op 25 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en haar dochter, bijgestaan door de gemachtigde mevrouw mr. C.C.J.L. Huurman;
  • [naam 2], sociaal beheerder bij Woonbron, bijgestaan door mevrouw mr. N. Glen-Boedhram namens de gemachtigde.
1.3.
Na de zitting hebben partijen nader met elkaar onderhandeld over een eventuele regeling, maar daarover hebben zij geen overeenstemming kunnen bereiken en vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd.
1.4.
Partijen hebben verklaard dat zij zich nadrukkelijk het recht voorbehouden om tegen deze uitspraak hoger beroep aan te tekenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[naam 1] huurt de woning aan [adres] van Woonbron. Zij woont daar sinds 2003. [naam 1] ervaart overlast van de buren op nummer [nummer 1] en [nummer 2]. Zij voert aan dat het daarbij gaat om vernielingen, geluidsoverlast, stankoverlast, intimidatie en racisme. Buurtbemiddeling en mediation hebben niet tot een oplossing geleid. Partijen leggen de zaak daarom voor aan de regelrechter.
2.2.
[naam 1] vordert in deze procedure primair dat Woonbron passende maatregelen treft tegen de buren om de overlast te stoppen. Subsidiair vordert [naam 1] dat Woonbron haar de mogelijkheid biedt om te verhuizen naar andere passende woonruimte. Meer subsidiair verlangt [naam 1] dat Woonbron anderszins maatregelen treft ter vermindering en/of voorkoming van geluidsoverlast.
2.3.
Woonbron is het niet eens met de vorderingen van [naam 1]. Zij stelt dat zij genoeg heeft gedaan om aan de verzoeken van [naam 1] tegemoet te komen.
2.4.
De vorderingen van [naam 1] worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom en zal, voor zover van belang, nader worden ingegaan op de stellingen van partijen.
Geen gebrek
2.5.
Als sprake is van overlast, kan een huurder van de verhuurder verlangen dat de verhuurder in actie komt en adequate maatregelen treft om de overlast tegen te gaan. Het moet dan wel gaan om overlast die dermate ernstig is dat deze wordt gekwalificeerd als een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten. De aanwezigheid van een gebrek moet op objectieve wijze vastgesteld kunnen worden. Naar het oordeel van de regelrechter is in deze zaak niet vast komen te staan dat sprake is van overlast die moet worden aangemerkt als een gebrek zoals hiervoor bedoeld. De redenen daarvan zijn als volgt.
2.6.
De regelrechter begrijpt dat [naam 1] en haar dochter al jarenlang overlast van de buren ervaren. [naam 1] heeft geluidsopnames in het geding gebracht waarop onder meer een wasdroger, harde muziek en een doorspoelend toilet te horen zijn. De regelrechter kan zich voorstellen dat deze geluiden voor [naam 1] en haar dochter hinderlijk zijn, maar tot op zekere hoogte moeten zij wel leefgeluiden van de buren, zoals stemmen en voetstappen, accepteren. Dat geldt temeer nu de woning waar zij woont al wat ouder, en daardoor gehoriger, is. De overgelegde audiobestanden zijn enkel momentopnamen. Hieruit volgt niet dat sprake is van structurele overlast of overschrijding van geluidsnormen. Bovendien hebben de geluidsopnamen slechts betrekking op een beperkte periode in het jaar 2021 en één dag in 2023 en zijn zij dus ook niet van een recente datum (bijvoorbeeld van vlak voor de zitting).
2.7.
De andere waarnemingen van [naam 1], zoals de stankoverlast, zijn niet objectief bevestigd door bijvoorbeeld de brandweer of de politie. De vermeende vernielingen en pesterijen zijn door [naam 1] onvoldoende onderbouwd. Zo volgt de kantonrechter [naam 1] niet in haar stelling dat een geluidsopname van het volkslied van Denemarken in de periode dat het Nederlands elftal in het kader van het EK tegen Denemarken speelde duidt op pesterijen door de zoon van de buren. De overgelegde stukken bieden onvoldoende aanknopingspunten om deze conclusie te rechtvaardigen.
2.8.
Dat Woonbron naar de bezwaren van [naam 1] heeft geluisterd en haar klachten serieus heeft genomen, blijkt volgens de regelrechter onder meer uit de poging tot mediation die is ondernomen en de andere woningen die in de periode na de zitting aan [naam 1] zijn aangeboden. Woonbron heeft diverse malen een passende woning aangeboden, maar [naam 1] is daar niet op ingegaan. De regelrechter leidt hieruit af dat [naam 1] zelf de keuze heeft gemaakt om in haar huidige woning te blijven.
2.9.
Woonbron wordt ook niet veroordeeld tot het treffen van maatregelen ter vermindering en/of voorkoming van geluidsoverlast. Het had op de weg van [naam 1] gelegen om concreet te omschrijven welke maatregelen of acties zij in dit verband verlangde van Woonbron, maar [naam 1] heeft dat niet gedaan. De regelrechter is daarom van oordeel dat [naam 1] deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Woonbron heeft in haar e-mail van 12 november 2024 nog vermeld dat er een renovatie van de woning wordt gepland waarna leefgeluiden minder hoorbaar zullen zijn. Wellicht is dit alsnog een oplossing voor de geluidsproblematiek waar beide partijen zich in kunnen vinden.
2.10.
Op grond van vorenstaande overwegingen concludeert de kantonrechter tot afwijzing van de vorderingen van [naam 1].
Partijen moeten ieder hun eigen proceskosten dragen
2.11.
De regelrechter bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt en dat het griffierecht van € 87,- door partijen samen betaald moet worden, in die zin dat iedere partij € 43,50 betaalt.

3.De beslissing

De regelrechter/kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen van [naam 1] af;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt en bepaalt tevens dat iedere partij € 43,50 aan griffierecht moet betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
43416