ECLI:NL:RBROT:2024:12945
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een echtpaar, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De rechtbank behandelt de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers per 1 augustus 2023, alsook de terugvordering van een bedrag van € 4.781,06. De intrekking is gebaseerd op het feit dat eiser als zelfstandig ondernemer is gaan werken, waardoor het recht op bijstand niet meer kan worden vastgesteld. Daarnaast heeft het college een deel van het terugvorderingsbedrag gebruteerd, wat resulteert in een nieuw terugvorderingsbedrag van € 5.231,24. Eisers hebben tegen het besluit van het college bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 november 2024, waarbij eisers en hun gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden door niet alle benodigde gegevens te verstrekken over hun inkomsten. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin het begrip 'dringende redenen' ruimer is uitgelegd. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, omdat het college geen aandeel heeft gehad in de ontstane situatie en de terugvordering noodzakelijk is om gemeenschapsgeld op een rechtvaardige wijze te besteden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eisers ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.