ECLI:NL:RBROT:2024:12942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 5321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontheffing van arbeidsverplichtingen en tegenprestatie op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de ontheffing van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.B. Jobse, heeft in eerste instantie een ontheffing gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam voor de periode van 1 november 2023 tot en met 30 april 2024. Dit besluit werd genomen op 24 november 2023. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een gegrondverklaring van het bezwaar op 15 april 2024, waarbij de ontheffing werd verlengd tot 23 november 2025. Eiser stelt dat hij vanwege zijn medische situatie minimaal vijf jaar ontheven had moeten worden van de arbeidsverplichtingen.

De rechtbank heeft de zaak op 19 november 2024 behandeld. Eiser ontving een uitkering op basis van de Pw en had eerder al een ontheffing gekregen. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiser en dat de duur van de ontheffing in overeenstemming is met het gevoerde beleid. De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het college niet in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen. De rechtbank wijst erop dat de beoordelings- en beleidsruimte van het college bij het bepalen van de termijn van de ontheffing van belang is, en dat de bestuursrechter deze terughoudend dient te toetsen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.B. Jobse),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. A. Hielkema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem verleende ontheffing van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Met het besluit van 24 november 2023 (het primaire besluit) heeft het college eiser ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie voor de periode van
1 november 2023 tot en met 30 april 2024.
1.2.
Met het besluit van 15 april 2024 heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Pw. Met een besluit van 24 februari 2023 is eiser vanaf 24 februari 2023 tot en met 23 augustus 2023 ontheven van de arbeidsverplichtingen. Op 31 oktober 2023 heeft de gemachtigde van eiser namens eiser een aanvraag ingediend om ontheffing van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie. Met het primaire besluit heeft het college eiser van 1 november 2023 tot en met 30 april 2024 ontheven van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie. Met het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaren gegrond verklaard. Het college heeft de periode waarin eiser wordt ontheven van zijn arbeidsverplichtingen en tegenprestatie gecorrigeerd naar een periode van twee jaar, te weten 24 november 2023 tot en met 23 november 2025. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser vanwege medische belemmeringen en/of dringende sociale redenen niet in staat is om aan deze verplichtingen te voldoen.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij gelet op zijn medische situatie minimaal vijf jaar ontheven had moeten worden van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie. Eiser verwijst naar de UWV beoordelingen die hebben plaatsgevonden en de door hem overgelegde stukken. Volgens eiser is het aanvragen van een nieuwe ontheffingsperiode zeer belastend voor hem.
4. Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw – voor zover van belang – is de belanghebbende verplicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.
Op grond van artikel 9, tweede lid, van de Pw kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie. De verplichting tot re-integratie geldt bij een dergelijke ontheffing nog wel.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), bijvoorbeeld de uitspraak van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1668, komt het college beoordelings- en beleidsruimte toe bij de bepaling van de termijn van een tijdelijke ontheffing als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Pw. Dit betekent dat de bestuursrechter de duur van de ontheffing terughoudend dient te toetsen.
5. De rechtbank ziet in de beroepsgronden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat hij in overeenstemming met het gevoerde beleid een ontheffing voor de (maximale) duur van twee jaar kon verlenen. Het college heeft hierbij betrokken het door de gemeente opgestelde klantenprofiel van 27 juli 2023. Uit het klantenprofiel blijkt dat eiser voorlopig geen arbeidsmogelijkheden heeft en ook een maatwerkvoorziening vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen. Door eiser een ontheffing van twee jaar te verlenen heeft het college voldoende rekening gehouden met de omstandigheden van eiser. Het college kan hierdoor ook een vinger aan de pols bij eiser houden. Een medisch onderzoek was onder deze omstandigheden niet nodig. Anders dan eiser meent, vormen de overgelegde rapportages van de (bezwaar)verzekeringsarts en de (bezwaar)arbeidsdeskundige in het kader van WIA-beoordelingen ook geen grond voor een ander oordeel. Daaruit blijkt weliswaar dat eiser per einde wachttijd tijdelijk niet beschikte over duurzaam benutbare mogelijkheden, maar dat er later wel voldoende geschikte functies voor hem te duiden zijn en dat hij 0%, respectievelijk 4,07% arbeidsongeschikt is. Verder is niet gebleken van omstandigheden die noopten tot afwijking van het beleid.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024.
De rechter is verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.