ECLI:NL:RBROT:2024:12942
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontheffing van arbeidsverplichtingen en tegenprestatie op grond van de Participatiewet
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de ontheffing van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.B. Jobse, heeft in eerste instantie een ontheffing gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam voor de periode van 1 november 2023 tot en met 30 april 2024. Dit besluit werd genomen op 24 november 2023. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een gegrondverklaring van het bezwaar op 15 april 2024, waarbij de ontheffing werd verlengd tot 23 november 2025. Eiser stelt dat hij vanwege zijn medische situatie minimaal vijf jaar ontheven had moeten worden van de arbeidsverplichtingen.
De rechtbank heeft de zaak op 19 november 2024 behandeld. Eiser ontving een uitkering op basis van de Pw en had eerder al een ontheffing gekregen. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiser en dat de duur van de ontheffing in overeenstemming is met het gevoerde beleid. De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het college niet in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen. De rechtbank wijst erop dat de beoordelings- en beleidsruimte van het college bij het bepalen van de termijn van de ontheffing van belang is, en dat de bestuursrechter deze terughoudend dient te toetsen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 december 2024.