ECLI:NL:RBROT:2024:12865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
11339215 VZ VERZ 24-8481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet in arbeidsrelatie met discussie over fooi en overuren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Ross Lovell B.V. De werknemer, die als leerling-kok in dienst was, werd op 5 augustus 2024 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde op een incident waarbij de werknemer aandrong op betaling van zijn fooi en overuren, en een ongepast WhatsApp-bericht naar zijn werkgever stuurde. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet een te vergaande maatregel was, gezien de omstandigheden waaronder het was gegeven. De werknemer had al aangegeven zijn contract niet te willen verlengen en zou op vakantie gaan, wat de situatie verzachtte. De kantonrechter vernietigde het ontslag en wees de verzoeken van de werknemer om betaling van loon, vakantietoeslag en overuren toe, met een wettelijke verhoging van 20%. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de werkgever opgelegd. De uitspraak benadrukt dat ontslag op staande voet slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden gegeven, en dat alle omstandigheden van het geval in overweging moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11339215 VZ VERZ 24-8481
datum uitspraak: 18 december 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker](hierna: ‘werknemer’),
woonplaats: [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
verzoeker,
gemachtigde: mr. E.P. Koevoets,
tegen
Ross Lovell B.V.(hierna: ‘werkgever’),
vestigingsplaats: Ridderkerk,
verweerster,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van werknemer, met bijlagen.
1.2.
De eerste zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2024. Op die zitting, waarvoor werkgever per brief door de rechtbank was opgeroepen, is werkgever zonder bericht niet verschenen. Daarom is een nieuwe datum bepaald op 11 december 2024, waarbij rekening is gehouden met de wens van werkgever (zoals bleek uit de correspondentie) om de zitting op een woensdag te plannen. Werkgever is met een deurwaardersexploot opgeroepen voor deze zitting, maar is weer niet verschenen. Werknemer en zijn gemachtigde waren wel aanwezig. De zaak is met de aanwezigen besproken en de griffier heeft aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil

2.1.
Werknemer is op 29 september 2022 bij werkgever in dienst getreden als leerling-kok. Zijn contract is verlengd tot 31 augustus 2024. Werknemer is op 5 augustus 2024 door werkgever op staande voet ontslagen. Werknemer vraagt om vernietiging van dit ontslag op staande voet en veroordeling van werkgever tot betaling van een aantal bedragen.
2.2.
Werkgever heeft niet gereageerd en dus ook geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

ontslag op staande voet

3.1.
Werkgever schrijft op 5 augustus 2024 aan werknemer:
Naar aanleiding van uw bezoek van [werkgever], tijdens het diner afgelopen vrijdagavond 2 augustus en de hierna gezonden app dele wij u mede, dat wij de arbeidsovereenkomst met u per direct opzeggen. Wij verlenen u zodoende ontslag op staande voet. Hieraan ligt het volgende ten grondslag.
Om 20.20 uur stond u onverwachts in de keuken en aan de bar tijdens diner. U verzocht om uw fooi over de maand juli. Ondergetekende heeft u medegedeeld dat er geen contant geld in huis was en dat er gepind moest worden en dat het bedrag er maandag 5 augustus zou zijn. U bleef aandringen dat het dinsdag 30 juli beloofd is en dat er op 31 juli fooi betaald zou worden. De heer [persoon A] heeft aangegeven dat hij dat niet beloofd kan hebben omdat dat bedrag pas op 1 augustus bekend zou zijn. De heer [persoon A] heeft u meerdere malen verzocht het pand te verlaten. U heeft dat niet gedaan. U bent naar de keuken gegaan en bleef provocerend met de pet op de in deuropening staan en belemmerde de heer [persoon A] uit te serveren. De heer [persoon B] , die ook druk bezig was met diner heeft u ook verzocht het pand te verlaten.
Voorts heeft u daarna een app gestuurd, om 23.18 uur, met de volgende tekst: “Waag het niet om de morgen voor 23:59 het fooi te betalen anders weet ik je te vinden. En de uren van 2022 en 22023 zou ik ook maar eens achteraan gaan, anders neem ik andere maatregelen”, waardoor de heer [persoon A] zich bedreigd voelt en op maandag 5 augustus aangifte heeft gedaan bij handhaving gemeente Ridderkerk en melding bij de landelijke politie.
Met voornoemde handelswijze heeft u het vertrouwen dat wij in u als leerling kok hadden ernstig en onherstelbaar beschadigd. Voorstaande feiten vormen voor ons een dringende reden voor ontslag.
3.2.
Als waar is wat in de ontslagbrief staat, en werknemer betwist in ieder geval de tekst van de app die hij volgens de ontslagbrief heeft verstuurd niet, dan is dit niet zoals het hoort te gaan. Of de teksten ‘
Ik weet je te vinden’ en ‘
Anders neem ik andere maatregelen’ door werkgever als serieuze bedreiging opgevat moeten worden of niet: er gaat in ieder geval een bepaalde dreiging van uit en het is niet de bedoeling dat een werknemer dit soort dingen aan zijn werkgever schrijft.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een ontslag op staande voet een ultimum remedium is. Gelet op de verstrekkende gevolgen van zo’n ontslag voor de werknemer mag dit alleen bij uitzondering worden gegeven. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, moeten alle omstandigheden van het geval - in onderling verband en samenhang - in aanmerking worden genomen. In de gegeven omstandigheden rechtvaardigt wat er is gebeurd geen ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst het verzoek van werknemer om het ontslag op staande voet te vernietigen daarom toe. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
3.4.
Op het moment dat werknemer ontslagen is zou hij sowieso niet meer werken voor werkgever. Werknemer had namelijk zelf aangegeven geen verlenging te willen van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die tot 31 augustus 2024 zou duren, en hij zou tussen 5 augustus en 31 augustus 2024 vakantiedagen opnemen. Daar komt bij dat op het moment van het incident al enige tijd discussie bestond over de betaling van de overuren van werknemer (het gaat om een substantieel bedrag) én er komt bij dat werknemer zijn fooi over juli 2024 nog niet had gekregen, terwijl naar de kantonrechter begrijpt op de 1e van iedere maand duidelijk is hoe hoog die fooi is. Werkgever weigerde op 2 augustus 2024 de fooi aan werknemer uit te betalen, terwijl werkgever wist dat werknemer op het punt stond om met vakantie te gaan. Nogmaals: de gebruikte woorden zijn niet goed, werknemer erkent dit ook, maar dat werknemer op de avond van 2 augustus 2024 enigszins verhit gereageerd heeft is niet onbegrijpelijk. Een ontslag op staande voet is in de gegeven situatie dan ook een te vergaande maatregel.
vergoedingen
3.5.
Werknemer vraagt werkgever te veroordelen een aantal vergoedingen aan hem te betalen: loon over augustus, vakantietoeslag en overuren, met wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente. Werkgever voert hier geen verweer tegen en wat werknemer vraagt komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Zij wijst deze verzoeken daarom toe, zij het dat de wettelijke verhoging ambtshalve wordt gematigd tot 20% en alleen wordt toegewezen over het loon over de maand augustus en de overuren. De reden hiervoor is dat werknemer ook een aandeel heeft gehad in de beslissing van werkgever om hem op staande voet te ontslaan, door het versturen van zijn ongepaste appbericht, en omdat de overuren voor een deel zijn opgebouwd in de periode waarin werkgever in handen was van een andere eigenaar (dus bij de rechtsvoorganger van werkgever). De verzochte rente over de vakantietoeslag en de overuren wordt toegewezen vanaf 1 oktober 2024 (een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst).
buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
Werknemer stelt buiten de rechter om geprobeerd te hebben de zaak op te lossen en hij heeft correspondentie overgelegd die dit onderbouwt. De kantonrechter wijst de vergoeding van € 740,07 die werknemer hiervoor vraagt toe.
proceskosten
3.7.
Werkgever krijgt ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten betalen. Die kosten bestaan aan de kant van werknemer uit € 248,00 aan griffierecht, € 529,00 aan salaris voor zijn gemachtigde, € 111,42 aan kosten om werkgever met deurwaardersexploot op te roepen om te verschijnen op de zitting en € 135,00 aan nakosten. Dit is bij elkaar € 1.023,42. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking door een deurwaarder uitgereikt moet worden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het door werkgever op 5 augustus 2024 aan werknemer gegeven ontslag op staande voet;
4.2.
veroordeelt werkgever aan werknemer € 1.802,68 bruto aan loon voor augustus 2024 te betalen, vermeerderd met 20% wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (BW), een en ander te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment dat een en ander betaald had moeten zijn tot het moment waarop een en ander volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt werkgever aan werknemer € 432,64 bruto aan vakantietoeslag te betalen, met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 oktober 2024 tot het moment waarop dit bedrag volledig is betaald;
4.4.
veroordeelt werkgever aan werknemer € 2.632,22 bruto aan overuren over 2022, 2023 en 2024 te betalen, vermeerderd met 20% wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW, met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 oktober 2024 tot het moment waarop dit bedrag volledig is betaald;
4.5.
veroordeelt werkgever aan werknemer € 740,07 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
4.6.
veroordeelt werkgever in de proceskosten, aan de kant van werknemer € 1.023,42.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
686