In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Ross Lovell B.V. De werknemer, die als leerling-kok in dienst was, werd op 5 augustus 2024 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde op een incident waarbij de werknemer aandrong op betaling van zijn fooi en overuren, en een ongepast WhatsApp-bericht naar zijn werkgever stuurde. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet een te vergaande maatregel was, gezien de omstandigheden waaronder het was gegeven. De werknemer had al aangegeven zijn contract niet te willen verlengen en zou op vakantie gaan, wat de situatie verzachtte. De kantonrechter vernietigde het ontslag en wees de verzoeken van de werknemer om betaling van loon, vakantietoeslag en overuren toe, met een wettelijke verhoging van 20%. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de werkgever opgelegd. De uitspraak benadrukt dat ontslag op staande voet slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden gegeven, en dat alle omstandigheden van het geval in overweging moeten worden genomen.