ECLI:NL:RBROT:2024:12685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11200555 VZ VERZ 24-6387
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval en verzoek om voorschotten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker], die betrokken was bij een verkeersongeval op 10 augustus 2023. [verzoeker] was als bestuurder van een personenbus in Rotterdam aangereden door een personenauto, waarvan de eigenaar verzekerd was bij de Franse verzekeringsmaatschappij MATMUT, vertegenwoordigd in Nederland door het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars (NBM). [verzoeker] heeft als gevolg van het ongeval schade geleden, waaronder medische kosten en kosten voor huishoudelijke hulp, en verzoekt NBM aansprakelijk te stellen en om voorschotten te betalen. NBM heeft in een eerdere e-mail aangegeven de aansprakelijkheid niet te betwisten en heeft toegezegd de gevraagde voorschotten te voldoen. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] toegewezen, met uitzondering van een deel van de proceskosten, die zijn gematigd tot € 2.365,50. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11200555 VZ VERZ 24-6387
datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in Dwingeloo,
verzoeker,
gemachtigde: mr. D. Bak, advocaat te Rijswijk,
tegen
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars,
gevestigd in Rijswijk,
verweerster,
gemachtigde: mr. C. Banis, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘NBM’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, dat op 9 juli 2024 op de griffie is ontvangen;
  • de brief van [verzoeker] van 12 november 2024, met aanvullende bijlagen;
  • de e-mail van NBM van 13 november 2024.
1.2.
Op 14 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens [verzoeker] zijn gemachtigde mr. D. Bak aanwezig. Namens NBM was haar gemachtigde
mr. C. Banis aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[verzoeker] is op 10 augustus 2023 als bestuurder van een personenbus betrokken geraakt bij een verkeersongeval in Rotterdam, waarbij hij is aangereden door een personenauto met het (Franse) kenteken [kentekennummer] . De eigenaar van de personenauto is verzekerd bij de Franse verzekeringsmaatschappij MATMUT Mutuelle d’Assurance (hierna: ‘MATMUT’), MATMUT wordt in Nederland vertegenwoordigd door NBM, die op haar beurt DEKRA heeft ingeschakeld voor het regelen van schadegevallen, veroorzaakt door buitenlandse motorvoertuigen.
2.2.
[verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval last te hebben van onder meer schouder- en nekklachten en zowel materiële als immateriële schade te hebben geleden, onder andere bestaande uit medische kosten en kosten voor het inschakelen van huishoudelijke hulp. Volgens [verzoeker] heeft de bestuurder van de Franse personenauto het ongeval veroorzaakt omdat die bestuurder voorrang had moeten verlenen aan [verzoeker] , maar dat niet heeft gedaan. Daarom verzoekt [verzoeker] in deze zaak om (a) voor recht te verklaren dat NBM aansprakelijk is voor het ongeval dat [verzoeker] overkomen is, (b) NBM te veroordelen tot het betalen van een voorschot onder algemene titel van € 2.500,- met rente (c) NBM te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 1.500,- met rente en (d) NBM te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
NBM heeft in haar e-mail van 13 november 2024 aangevoerd dat zij door middel van de e-mail van DEKRA van 27 februari 2024 al heeft medegedeeld de aansprakelijkheid voor het ongeval niet te betwisten. Daarnaast deelt NBM mede dat de door [verzoeker] verzochte voorschotten zullen worden voldaan.
2.4.
De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] toe, maar matigt wel de proceskosten tot een bedrag van € 2.365,50. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
De deelgeschilprocedure
2.5.
De verzoeken van [verzoeker] berusten op artikel 1019w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase naar de rechter te stappen. Het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.
2.6.
In een deelgeschilprocedure kan onder meer de aansprakelijkheidsvraag aan de orde komen. Daarnaast zijn in de wetsgeschiedenis [1] ook uitdrukkelijk geschillen over (tussentijdse) bevoorschotting als voorbeeld van een mogelijk deelgeschil genoemd. Omdat de verzoeken van [verzoeker] naar hun aard geschikt zijn voor behandeling in een deelgeschil en ook voor het overige voldoen aan de daarvoor geldende eisen wordt overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
NBM is aansprakelijk voor de schade van [verzoeker] als gevolg van het ongeval
2.7.
Door DEKRA is - namens NBM - al in haar e-mail aan de gemachtigde van [verzoeker] van 27 februari 2024 medegedeeld dat de aansprakelijkheid voor het ongeval niet wordt betwist. Dat standpunt heeft NBM in deze procedure herhaald. Gelet daarop zal de kantonrechter voor recht verklaren dat NBM aansprakelijk is voor de ten gevolge van het ongeval van 10 augustus 2023 door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade.
NBM moet € 2.500,- als voorschot onder algemene titel aan [verzoeker] betalen
2.8.
[verzoeker] heeft verzocht NBM te veroordelen tot betaling van een voorschot op de vergoeding van de door hem geleden schade. Ter onderbouwing daarvan heeft [verzoeker] een voorlopige schadestaat (per 7 juli 2024) en diverse medische stukken en facturen overgelegd. Uit die stukken is voldoende aannemelijk geworden dat de schade die [verzoeker] ten gevolge van het ongeval heeft geleden hoger is dan het verzochte voorschot van € 2.500,-. NBM heeft dat ook niet betwist. Ondanks het feit dat [verzoeker] NBM voorafgaand aan dit deelgeschil meerdere malen heeft verzocht tot betaling van het voorschot over te gaan heeft NBM daar telkens niet (inhoudelijk) op gereageerd, terwijl zij ook niet tot betaling is overgegaan. Pas na indiening van het verzoek door [verzoeker] heeft NBM - één dag voor de zitting van 14 november 2024 - toegezegd dat zij het voorschot zal betalen. Daarom wordt NBM veroordeeld het bedrag van € 2.500,- als voorschot onder algemene titel aan [verzoeker] te betalen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld.
NBM moet € 1.500,- als voorschot op de buitengerechtelijke kosten aan [verzoeker] betalen
2.9.
[verzoeker] heeft ook verzocht om toekenning van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten. Het uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid en de hoogte van de geleden (letsel)schade te bepalen, worden vergoed door de aansprakelijke partij, voor zover het redelijk en noodzakelijk was daarvoor deskundige bijstand in te roepen en de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets). Niet in geschil is dat het in het algemeen redelijk is om bij letselschade deskundige rechtsbijstand in te roepen, zodat aan de eerste redelijkheidstoets is voldaan.
2.10.
Ter onderbouwing van de redelijkheid van de omvang van de kosten heeft [verzoeker] een factuur van 29 maart 2024 van € 1.815,- inclusief btw overgelegd, door middel van welke factuur de door zijn gemachtigde tot dat moment gewerkte uren zijn gedeclareerd. De hoogte daarvan komt de kantonrechter niet bovenmatig of onredelijk voor en is door NBM ook niet betwist. NBM heeft bovendien, in reactie op het verzoekschrift van [verzoeker] , toegezegd ook dit voorschot te zullen betalen. Daarom wordt NBM veroordeeld € 1.500,- aan voorschot op de buitengerechtelijke kosten aan [verzoeker] te betalen. De wettelijke rente over dat bedrag wordt toegewezen op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld.
NBM moet € € 2.365,50 inclusief btw aan kosten van dit deelgeschil aan [verzoeker] betalen
2.11.
Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd.
2.12.
[verzoeker] begroot de kosten van dit deelgeschil op € 3.176,25 inclusief btw. Daarbij gaat hij uit van 10,5 uren aan werkzaamheden voor haar gemachtigde (één uur voor dossierstudie en jurisprudentieonderzoek, 2,7 uren voor het opstellen en finaliseren van het verzoekschrift, twee uur voor de voorbereiding van de zitting, de zitting zelf - inclusief reistijd - en het nabespreken van de zitting met [verzoeker] en 4,8 uur aan overleg en correspondentie) tegen een tarief van € 250,00 per uur.
2.13.
Indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, komen de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking. Van die situatie is in dit geval echter geen sprake. Voldoende gebleken is namelijk dat DEKRA de nodige steken heeft laten vallen voor wat betreft de communicatie met de gemachtigde van [verzoeker] . Hoewel het ongeval al op 10 augustus 2023 heeft plaatsgevonden heeft DEKRA pas op 27 februari 2024 per e-mail (namens NBM) medegedeeld dat de aansprakelijkheid niet wordt betwist. Ondanks meerdere verzoeken van [verzoeker] om een voorschot aan hem te betalen, is DEKRA daartoe in de daaropvolgende maanden niet overgegaan.
2.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [verzoeker] op 8 juli 2024 dan ook op terechte gronden tot de onderhavige deelgeschilprocedure overgegaan. Het feit dat de gemachtigde van [verzoeker] pas op 19 juni 2024 aanvullende medische informatie over [verzoeker] aan DEKRA heeft toegezonden maakt dit niet anders. Gebleken is immers dat, ook na ontvangst van die aanvullende medische informatie én nadat [verzoeker] op 8 juli 2024 zijn verzoekschrift had ingediend, DEKRA maandenlang niets van zich heeft laten horen en pas op 13 november 2024 - kennelijk onder druk van de naderende zitting - heeft medegedeeld dat de voorschotten alsnog aan [verzoeker] zullen worden betaald.
2.15.
Bij de beoordeling van de vraag of de omvang van de begrote kosten redelijk is neemt de kantonrechter in aanmerking dat DEKRA al op 27 februari 2024 per e-mail heeft medegedeeld dat de aansprakelijkheid voor het ongeval niet wordt betwist. Op dat punt had [verzoeker] in zijn verzoekschrift dan ook kunnen volstaan met vermelding van het feit dat [verzoeker] op 10 augustus 2024 een ongeval is overkomen en dat de aansprakelijkheid door of namens NBM is erkend. Desondanks wijdt [verzoeker] ruim drie pagina’s van zijn verzoekschrift aan de feiten en omstandigheden omtrent het ongeval en de daaropvolgende correspondentie, alvorens te vermelden dat de aansprakelijkheid door NBM al is erkend. In dat licht bezien acht de kantonrechter het gestelde totaal van 2,7 bestede uren voor het opstellen en finaliseren van het verzoekschrift bovenmatig.
2.16.
Het voorgaande geldt ook voor de gestelde tijdsbesteding van één uur aan dossierstudie en jurisprudentieonderzoek. Mede gelet op de geringe complexiteit van de zaak heeft [verzoeker] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het in dit geval noodzakelijk was dergelijk onderzoek te verrichten. [verzoeker] heeft ter zitting weliswaar gesteld dat zijn gemachtigde vanwege het internationale karakter van deze zaak nader heeft moeten onderzoeken tegen welke instantie hij het verzoek in deze deelgeschilprocedure diende te richten, maar de kantonrechter is van oordeel dat de daaraan bestede uren - vooral gelet op het feit dat de gemachtigde van [verzoeker] een gespecialiseerd letselschadeadvocaat is - in redelijkheid niet bij NBM in rekening kunnen worden gebracht. De relatief eenvoudige aard van de zaak brengt tevens met zich dat ook het aantal van 4,8 bestede uren aan overleg en correspondentie de kantonrechter enigszins bovenmatig voorkomt.
2.17.
Rekening houdend met de hiervoor genoemde omstandigheden zal de kantonrechter de totale tijdsbesteding in redelijkheid begroten op 7 uur. Een uurtarief van € 250,-, te vermeerderen met 21% btw, acht de kantonrechter redelijk. Al met al begroot de kantonrechter de kosten zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv aan de kant van [verzoeker] op
€ 2.117,50,- inclusief btw en € 248,- aan griffierecht, dus in totaal € 2.365,50 inclusief btw. NBM wordt veroordeeld om dit bedrag aan [verzoeker] te betalen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat NBM aansprakelijk is voor de ten gevolge van het ongeval van 10 augustus 2023 door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade;
3.2.
veroordeelt NBM om aan [verzoeker] te betalen € 2.500,- als voorschot onder algemene titel met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt NBM om aan [verzoeker] te betalen € 1.500,- als voorschot op de buitengerechtelijke kosten met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
begroot de kosten van [verzoeker] zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 2.365,50 inclusief btw en veroordeelt NBM om dat bedrag aan [verzoeker] te betalen;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 10, 16, 20 en 21