ECLI:NL:RBROT:2024:12668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11400681 VV EXPL 24-558 + 11400763 VZ VERZ 24-9627
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rol van de bedrijfsarts in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkneemster en haar werkgever. De werkneemster, die op 1 juni 2024 in dienst trad, meldde zich op 25 september 2024 ziek. De werkgever ontsloeg haar op 15 oktober 2024 op staande voet, onder verwijzing naar werkweigering. De werkneemster verzocht de kantonrechter om dit ontslag te vernietigen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever geen bedrijfsarts had ingeschakeld om de arbeids(on)geschiktheid van de werkneemster vast te stellen. De kantonrechter benadrukte dat het aan de bedrijfsarts is om te bepalen of een werknemer in staat is om te werken, niet aan de werkgever zelf. De werkneemster had expliciet om een verwijzing naar de bedrijfsarts gevraagd, maar de werkgever had hier niet op gereageerd. Hierdoor was er geen rechtsgeldige dringende reden voor het ontslag op staande voet.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de werkgever verplicht was om binnen veertien dagen een afspraak te maken bij een Arboarts voor de werkneemster. De werkgever werd ook veroordeeld om het loon van de werkneemster over de maanden oktober en november 2024 te betalen, evenals haar loon vanaf december 2024, conform de CAO Metaal en Techniek. De kantonrechter legde een dwangsom op voor het geval de werkgever niet tijdig aan deze verplichtingen voldeed. Tot slot werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werkneemster, die in totaal € 504,00 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummers: 11400681 VV EXPL 24-558 + 11400763 VZ VERZ 24-9627
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 2 december 2024
in de zaken van
[naam werkneemster](hierna: ‘werkneemster’),
woonplaats: Rotterdam,
eiseres in het kort geding, verzoekster in de verzoekschriftprocedure,
gemachtigde: mr. B. Özateş,
tegen
[naam werkgever](hierna: ‘werkgever’),
die handelt onder de naam
[naam bedrijf],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde in het kort geding, verweerder in de verzoekschriftprocedure,
die zelf procedeert.
De kantonrechter is mr. C.J. Frikkee en de griffier is mr. T.J. Veth.
Aanwezig zijn werkneemster en werkgever, werkneemster met haar gemachtigde.
De kantonrechter bespreekt de zaak met partijen. Partijen lichten hun standpunt toe en beantwoorden de vragen van de kantonrechter. De griffier maakt aantekeningen van wat wordt gezegd. De kantonrechter doet vervolgens op grond van artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak en deze luidt als volgt.

1.De beoordeling

ontslag op staande voet
1.1.
Werkneemster is op 1 juni 2024 voor de duur van een jaar in dienst getreden van werkgever. Werkneemster heeft zich op 25 september 2024 ziekgemeld. Werkgever heeft werkneemster op 15 oktober 2024 op staande voet ontslagen. Werkgever schrijft die dag in een e-mail aan werkneemster, voor zover nu van belang:
Wij hebben u in onze laatste berichtgeving nogmaals de kans gegeven om uw werkzaamheden full-time/part-time en zelfs vanuit huis op te pakken. U heeft wederom aangepast werk afgewezen. Zoals u eerder zelf toegaf bent u niet ziek, maar kampt u met persoonlijke problemen waardoor u volgens eigen zeggen niet in staat bent om ook maar 50% van uw werkzaamheden op te pakken. Uw persoonlijke omstandigheden vormen geen belemmering om uw werkzaamheden uit te voeren. Tot op heden heeft u alle pogingen die wij hebben gedaan om u alsnog aan het werk te krijgen, in aangepaste vormen geweigerd. Wat als werkweigering wordt gezien. Wij hebben u duidelijk laten weten, dat het meermaals weigeren van de opties die wij u aanbieden om alles alsnog tot een goede einde te laten komen, consequenties met zich meebrengt. En u heeft het tot dit punt laten komen. Wij zien geen reden meer om u als werknemer binnen ons bedrijf te behouden. En middels dit bericht maken wij u kenbaar dat u bij deze per direct ontslagen bent uit uw functie en als sanctie uw loon per direct stop zetten. Indien u het niet eens bent met onze beslissing wil ik u vragen een advocaat in de armen te nemen. Voor verdere communicatie willen wij u naar onze advocaat doorverwijzen, die zal indien nodig namens ons optreden.
1.2.
Werkneemster vraagt dit ontslag op staande voet te vernietigen. De kantonrechter wijst dit verzoek toe. Dat, zoals werkgever werkneemster in zijn ontslagbrief verwijt, sprake zou zijn van werkweigering, is niet gebleken. Als een werkneemster zich ziek meldt en stelt niet in staat te zijn haar werkzaamheden te verrichten, dan is het in de gegeven situatie niet aan de werkgever om zelf te bepalen of dit daadwerkelijk zo is, maar aan de bedrijfsarts. Werkneemster heeft werkgever expliciet gevraagd om een verwijzing naar een bedrijfsarts, omdat zij zich niet in staat voelde om te werken. Werkgever heeft de bedrijfsarts niet ingeschakeld, terwijl daartoe naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden wel reden was. Een (medisch) oordeel over de arbeids(on)geschiktheid van werkneemster is er dus niet. Ook als de kantonrechter er veronderstellenderwijs van uitgaat dat klopt wat werkgever heeft aangevoerd (maar deels door werkneemster is weersproken), namelijk dat werkneemster de dag voor haar ziekmelding haar persoonlijke spullen mee naar huis heeft genomen, waaronder in elk geval een fotolijstje met een of meer foto’s, en zij enige tijd voor haar ziekmelding is aangesproken op haar functioneren, dan rechtvaardigt dit nog niet dat de werkgever ervoor heeft gekozen om na de ziekmelding van werkneemster geen Arbodienst in te schakelen en werkneemster na een sommatie om weer aan het werk te gaan op staande voet heeft ontslagen wegens werkweigering. Er is geen sprake van een rechtsgeldige dringende reden voor ontslag op staande voet.
1.3.
Het ontslag op staande voet wordt dus vernietigd. Het verzoek om een verklaring voor recht dat werkgever de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft opgezegd wordt afgewezen, omdat werkneemster daarbij geen belang heeft.
Arboarts en tewerkstelling
1.4.
De kantonrechter wijst het verzoek werkgever ertoe te veroordelen een Arboarts in te schakelen toe, binnen veertien dagen na vandaag. Werkgever moet binnen die termijn, dus uiterlijk op 16 december 2024, een afspraak voor werkneemster maken bij de Arboarts en de datum en het tijdstip doorgeven aan de advocaat van werkneemster. Doet werkgever dit niet tijdig, dan moet hij vanaf 17 december 2024 een dwangsom betalen van
€ 50,00 voor iedere dag dat hij dit niet doet, met een maximum van € 1.000,00. Ter voorkoming van misverstanden merkt de kantonrechter op dat werkgever niet de verplichting heeft om ervoor te zorgen dat werkneemster binnen veertien dagen na vandaag al bij de Arboarts terecht kan, want het is niet zeker dat dit haalbaar is, maar werkgever moet wel binnen veertien dagen laten weten wanneer de afspraak zal plaatsvinden. Ook wordt de werkgever veroordeeld om bij gebleken belastbaarheid werkneemster toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden c.q. passende arbeid, conform het advies van de Arboarts.
loon
1.5.
Werkgever moet aan werkneemster haar loon over de maanden oktober en november 2024 van € 2.737,80 bruto per maand betalen, rekening houdend met één wachtdag. Meer dan één wachtdag in mindering brengen is in strijd met de cao. In de arbeidsovereenkomst staat dat werkneemster bij ziekte recht heeft op 70% van haar loon, maar dat is, in ieder geval voor de maanden oktober en november 2024, eveneens in strijd met de algemeen verbindend verklaarde CAO Metaal en Techniek, waar werkgever zich gedurende de periode van algemeen verbindend verklaring in ieder geval aan moet houden. Anders dan werkneemster stelt is in de arbeidsovereenkomst de cao niet van toepassing verklaard. Dit geldt alleen voor het pensioenreglement (art. 12 van de arbeidsovereenkomst). De rente over het achterstallige loon die werkneemster vraagt is toewijsbaar en dit geldt ook voor de wettelijke verhoging, echter gematigd tot 10%.
1.6.
Werkgever wordt er ook toe veroordeeld het loon van werkneemster vanaf december 2024 aan haar te betalen, op grond van de CAO Metaal en Techniek voor zolang die CAO algemeen verbindend is verklaard, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde komt.
loonspecificaties
1.7.
Werkgever wordt ertoe veroordeeld om aan werkneemster loonspecificaties over oktober en november 2024 te verstrekken. De kantonrechter ziet geen reden om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. Werkgever moet uiteraard ook vanaf december 2024 loonspecificaties verstrekken maar wat die specificaties betreft vraagt werkneemster niet om een veroordeling van werkgever.
proceskosten
1.8.
Werkgever krijgt ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten betalen. Die kosten zijn aan de kant van werkneemster vastgesteld op (2 x € 87,00 = ) € 174,00 aan griffierecht en uit (2 x € 165,00 = ) € 330,00 aan eigen bijdrage, bij elkaar dus € 504,00.
uitvoerbaar bij voorraad
1.9.
De veroordelingen in deze beslissing worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat als deze zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter afgedwongen kan worden dat aan de veroordelingen in deze uitspraak wordt voldaan.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
vernietigt het op 15 oktober 2024 door werkgever aan werkneemster gegeven ontslag op staande voet;
2.2.
veroordeelt werkgever ertoe om binnen veertien dagen na vandaag voor werkneemster een afspraak te maken bij een Arboarts, en bij gebleken belastbaarheid werkneemster toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden c.q. passende arbeid, met een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag dat werkgever niet tijdig aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 1.000,00;
2.3.
veroordeelt werkgever aan werkneemster haar loon over de maanden oktober en november 2024 van € 2.737,80 bruto per maand te betalen, rekening houdend met één wachtdag bij ziekte, met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek van 10%, een en ander met rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf het moment dat werkgever dit loon had moeten betalen tot het moment dat het loon daadwerkelijk betaald is;
2.4.
veroordeelt werkgever aan werkneemster loonspecificaties voor de maanden oktober en november 2024 te verstrekken;
2.5.
veroordeelt werkgever ertoe aan werkneemster haar loon vanaf december 2024 te betalen, met bijkomende vergoedingen waaronder vakantietoeslag, op grond van de CAO Metaal en Techniek voor zolang deze algemeen verbindend is verklaard en daarna conform de wet/de arbeidsovereenkomst, tot het moment waarop rechtsgeldig een einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen;
2.6.
veroordeelt werkgever in de proceskosten, aan de kant van werkneemster een bedrag van € 504,00;
2.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst wat meer of anders gevorderd of verzocht is af.
Dit proces-verbaal is op 6 december 2024 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter. 686