ECLI:NL:RBROT:2024:12666
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel ontvangen AIO en de juridische grondslagen voor terugvordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) ontvangen, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De zaak betreft de terugvordering van € 1.527,07 aan teveel ontvangen AIO over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder de AIO van eisers heeft herzien op basis van achteraf ontvangen middelen, namelijk teruggaven van inkomstenbelasting die eisers pas na afloop van de betreffende jaren hebben ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de terugvordering terecht is, omdat de AIO over de betreffende periode correct is uitbetaald zonder rekening te houden met deze achteraf ontvangen middelen.
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de terugvordering onterecht is, omdat verweerder zich op een verkeerde juridische grondslag baseert. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de terugvordering is gebaseerd op artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, van de Participatiewet (Pw), wat de bevoegdheid van de verweerder om bijstand terug te vorderen bevestigt. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over dringende redenen om van terugvordering af te zien, verworpen. De rechtbank concludeert dat de gevolgen van de terugvordering niet onevenredig nadelig zijn voor eisers, ondanks hun hoge zorgkosten in de betreffende periode.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,-, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.