ECLI:NL:RBROT:2024:12665

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11112173 CV EXPL 24-13044
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst na vondst van wapens en drugs in huurwoning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en twee huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst na de vondst van wapens en drugs in de huurwoning. Op 23 december 2023 heeft de politie de woning doorzocht en in een scooter twee vuurwapens en in een boodschappentas zeven kilo hasj aangetroffen. Woonbron heeft daarop de kantonrechter verzocht de huurovereenkomst te ontbinden en de huurders te veroordelen tot ontruiming van de woning.

[gedaagde 1] heeft betwist dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de wapens en drugs en heeft aangevoerd dat deze spullen toebehoorden aan [gedaagde 2]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 2] de hoofdverantwoordelijke is voor de tekortkomingen in de huurovereenkomst, maar heeft geoordeeld dat de tekortkoming van [gedaagde 1] niet ernstig genoeg is om de huurovereenkomst met haar te ontbinden. De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met de aanwezigheid van twee minderjarige kinderen in de woning en de omstandigheden rondom de relatie tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

De kantonrechter heeft de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde 2] wel ontbonden, omdat hij van mening is dat de aanwezigheid van de wapens en drugs de woning in het criminele circuit heeft betrokken, wat risico's met zich meebrengt voor de omgeving. De rechter heeft de proceskosten van [gedaagde 1] voor rekening van Woonbron gesteld, terwijl [gedaagde 2] de proceskosten van Woonbron moet vergoeden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11112173 CV EXPL 24-13044
datum uitspraak: 13 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gemachtigde: mr. M.W. Kox,
eiseres,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: Rotterdam,
gemachtigde: mr. M. Šćulić,
2.
[gedaagde 2],
woonplaats: Krimpen aan den IJssel,
die niet is verschenen,
gedaagden.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 12 november 2024 is de zaak tijdens een zitting met de partijen en de gemachtigden besproken.
1.3.
[gedaagde 2] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend (artikel 139 Rv).

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren een woning van Woonbron. Hun twee kinderen van 4 en 8 jaar oud wonen daar ook. Op 23 december 2023 heeft de politie de woning doorzocht. Ze hebben in een scooter die in de voortuin stond twee vuurwapens gevonden. In een boodschappentas in de schuur vonden ze zeven kilo hasj. Verder heeft de politie materialen om drugs te maken en een kogelwerend vest gevonden. Woonbron wil daarom dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt om de woning te ontruimen.
2.2.
[gedaagde 1] is het niet eens met de eis. Zij voert aan dat de gevonden spullen van [gedaagde 2] waren en dat zij van niets wist. Volgens [gedaagde 1] heeft ze het contact met [gedaagde 2] verbroken en zal hij niet terugkeren in de woning. [gedaagde 1] wil daarom graag met haar twee kinderen in de woning blijven wonen.
2.3.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde 2] de woning moet verlaten, maar dat [gedaagde 1] daar mag blijven wonen. In dit vonnis legt hij dit oordeel uit.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst
2.4.
Door de vondst van de wapens en drugs zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Door de aanwezigheid van deze artikelen is de woning onderdeel geworden van het criminele circuit. Dat brengt het risico op andere criminele activiteiten in en rond de woning met zich mee. Dat leidt tot gevaar voor zowel de woning, als de omwonenden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn allebei aansprakelijk voor alles wat er in de woning gebeurt, of zij daar nu van afweten of niet. [1]
De huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde 1] wordt niet ontbonden
2.5.
[gedaagde 1] is dus tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst (artikel 6:265 BW). De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst tussen haar en Woonbron echter niet, omdat hij daar de tekortkoming niet ernstig genoeg voor vindt. [2] Daarbij heeft de kantonrechter rekening gehouden met de ‘verzachtende’ omstandigheden die hij hierna opsomt.
De spullen waren niet van [gedaagde 1]
2.6.
Er is geen discussie over dat de gevonden spullen niet van [gedaagde 1] zijn. [gedaagde 2] heeft een verklaring opgesteld waarin hij stelt dat de spullen van hem zijn. Hij is ook degene die hier strafrechtelijk voor wordt vervolgd.
Het is niet gebleken dat [gedaagde 1] wist van de spullen
2.7.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat zij ook niets wist van de spullen. Dat schrijft ook [gedaagde 2] in zijn verklaring. Woonbron heeft haar vraagtekens hierbij gezet, maar niet verder onderbouwd waaruit blijkt dat [gedaagde 1] hier wel van wist, of had moeten weten. De kantonrechter overweegt dat de wapens zijn gevonden in de koffer van een scooter van [gedaagde 2] , die in de voortuin stond. De drugs lagen in een boodschappentas in de schuur. Het gaat dus niet om plekken in de woning, die [gedaagde 1] niet gemist kan hebben. Er zijn verder geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat [gedaagde 1] wist van de aanwezigheid van de spullen.
[gedaagde 2] zal niet meer terugkeren in de woning
2.8.
[gedaagde 1] was voor de politie-inval al bezig om [gedaagde 2] uit de woning te krijgen. Woonbron heeft verklaard dat [gedaagde 1] een paar weken voor de inval een eenzijdige huuropzegging namens [gedaagde 2] heeft ingediend. Die is echter door Woonbron geweigerd, omdat die niet door zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] was getekend.
2.9.
[gedaagde 1] stelt dat zij inmiddels het contact met [gedaagde 2] heeft verbroken, dat hij geen sleutels van de woning meer heeft en dat hij niet zal terugkeren. [gedaagde 2] heeft dit ook geschreven in zijn verklaring. [gedaagde 1] heeft verder onbetwist aangevoerd dat [gedaagde 2] sinds de politie-inval niet meer in de woning is geweest. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde 2] , als degene die hoofdverantwoordelijk was voor de tekortkomingen, niet zal terugkeren in de woning.
Voor het afgeven van een signaal aan buren is volledige ontbinding niet nodig
2.10.
Woonbron heeft [gedaagde 1] een andere woning aangeboden, in plaats van de woning waar zij nu woont. De kantonrechter heeft gevraagd wat haar belang erbij is om [gedaagde 1] te verplaatsen van de huidige huurwoning naar een andere. Woonbron heeft daarop gesteld dat zij een signaal af wil geven aan de buren, dat Woonbron criminele activiteiten in haar woningen niet accepteert.
2.11.
Op zich vindt de kantonrechter dit uitgangspunt begrijpelijk. Hij oordeelt dat dit signaal echter ook kan worden afgegeven zonder dat [gedaagde 1] de woning uit hoeft. Woonbron heeft zelf gesteld dat [gedaagde 2] , en dus niet [gedaagde 1] , in de buurt bekend stond als een patser, met stoere auto’s. Naar het oordeel van de kantonrechter geeft Woonbron ook een voldoende signaal af als [gedaagde 2] niet terugkeert in de woning.
Er wonen twee minderjarige kinderen in de woning
2.12.
De kantonrechter weegt tenslotte ook nog mee dat [gedaagde 1] met twee minderjarige kinderen (4 en 8 jaar) in de woning woont. [gedaagde 1] heeft tijdens de zitting onbetwist gesteld dat die er belang bij hebben om in een bekende omgeving en op een bekende school te blijven.
De huurovereenkomst wordt gedeeltelijk ontbonden
2.13.
Gezien alle omstandigheden die hiervoor zijn opgesomd ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst tussen [gedaagde 1] en Woonbron dus niet.
2.14.
De ontbinding van de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde 2] is volgens de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig (artikel 139 Rv). In dat opzicht wordt de eis van Woonbron dus toegewezen. Vanaf nu is [gedaagde 1] dus de enige huurder van de woning. Voor zover er nog spullen van [gedaagde 2] in de woning staan, moet hij deze binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis daaruit verwijderen.
De overige eisen worden afgewezen
2.15.
Omdat [gedaagde 1] in de woning mag blijven wonen worden de andere eisen afgewezen. Het gaat om de eisen om de kosten van een gedwongen ontruiming te vergoeden en om een gebruiksvergoeding te betalen tot de ontruiming.
Woonbron moet de proceskosten van [gedaagde 1] betalen
2.16.
De proceskosten van [gedaagde 1] komen voor rekening van Woonbron, omdat zij ten aanzien van [gedaagde 1] ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Woonbron aan [gedaagde 1] moet betalen op € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten (1/2 punt). Dat is in totaal € 510,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
[gedaagde 2] moet de proceskosten van Woonbron betalen
2.17.
De proceskosten van Woonbron komen voor rekening van [gedaagde 2] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde 2] aan Woonbron moet betalen op € 137,46 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 204,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt) en € 102,- aan nakosten (1/2 punt). Dat is in totaal € 573,46. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonbron dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonbron, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedeeltelijk, in die zin dat [gedaagde 2] vanaf vandaag niet langer huurder is;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om de woning op het adres [adres] in Rotterdam te verlaten, met alles wat van hem is, binnen veertien dagen nadat dit vonnis aan hem is betekend;
3.3.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten van [gedaagde 1] , die aan de kant van [gedaagde 1] worden begroot op € 510,-;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van Woonbron, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 573,46;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hoge Raad 9 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3255, 3.6.3
2.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810