ECLI:NL:RBROT:2024:12278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
10/191875-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Opiumwet en witwassen

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere overtredingen van de Opiumwet en witwassen. De verdachte, geboren in 1999 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 100,2 gram MDMA, het te koop aanbieden van hennep en hasjiesj, en het voorbereiden van de handel in cocaïne, MDMA, amfetamine en XTC. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van acht maanden op. Daarnaast werd een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden ten uitvoer gelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bewijswaardering van de aangetroffen drugs en geldbedragen leidde tot de conclusie dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte werd vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van 275 euro, maar het bedrag van 3.000 euro werd als witwasgeld beschouwd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van drugscriminaliteit, wat leidde tot de beslissing om streng op te treden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/191875-24
Datum uitspraak: 7 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest,
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-231603-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van 100,2 gram MDMA.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Wel merkt de verdediging op dat het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) heeft vastgesteld dat het gaat om 100,2 gram MDMA en niet, zoals in de tenlastelegging staat, om 119,2 gram MDMA.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte is op 10 juni 2024 aangetroffen in een auto met een grote hoeveelheid pillen, waarvan verdachte heeft verklaard dat het zou gaan om XTC-pillen voor eigen gebruik. In haar rapportages heeft het NFI van 100,2 gram pillen vastgesteld dat deze MDMA bevatten. Het onder feit 1 tenlastegelegde kan dan ook worden bewezen tot 100,2 gram MDMA.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 2 en 3. Hoewel de berichten op de Samsung telefoon er geen doekjes om winden – het gaat duidelijk over (handel in) drugs – heeft de verdachte daarvoor een plausibele verklaring gegeven. Hij heeft de telefoon gekocht van een vriend en was er nog niet aan toegekomen om deze te resetten. De berichten in de Telegramapp op de telefoon kunnen ook op geen enkele manier aan de verdachte worden gelinkt. Zij zouden bovendien met gebruikmaking van hetzelfde Telegram-account vanaf een ander apparaat verstuurd kunnen zijn. Voor de in de woning van verdachte aangetroffen spullen – fenacetine, suiker, zout en drugspers – heeft de verdachte eveneens een plausibele verklaring gegeven. Het zout betreft Himalaya zout voor zijn moeder waarmee kip langer houdbaar gemaakt kan worden. De suiker is rietsuiker voor in de thee. Met de pers kunnen het Himalaya zout en de rietsuiker tot poeder worden ‘gecruncht’. Het zakje met fenacetine heeft de verdachte voor een vriend bewaard en hij wist niet wat het was. Daarbij komt dat het bezit van al deze spullen niet strafbaar is onder de Opiumwet en er ook geen rapportage van het NFI is waaruit blijkt dat er op deze spullen (sporen van) drugs zijn aangetroffen.
4.2.2.
Beoordeling
Verdachte is op 10 juni 2024 aangetroffen in een auto in de directe nabijheid van zijn woning. Naast de hiervoor genoemde grote hoeveelheid XTC-pillen zijn bij de verdachte in de auto aangetroffen drie IPhone telefoons, één Samsung telefoon, een zgn. ‘flipper’ apparaat (geschikt om onder meer signalen van autosleutels, garagedeuropeners en alarmsystemen te kopiëren) en een bedrag van 275 euro. Ook heeft op 10 juni 2024 een doorzoeking van de woning van de verdachte plaatsgevonden. Daarbij zijn – verspreid over de slaapkamer van verdachte en de zolder – onder meer aangetroffen: een drugspers, fenacetine (een versnijdingsmiddel voor onder meer cocaïne), diverse kristallen, pillen en tabletten, en een bedrag van 3.000 euro. De verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat al deze aangetroffen spullen van hem zijn. Op de Samsung telefoon zijn in de Telegramapp verschillende gesprekken/berichten (binnen de periode 23 maart 2024 tot en met 24 mei 2024) aangetroffen die zien op de verkoop en levering van hard- en softdrugs en met een prijslijst van diverse soorten hard- en softdrugs.
Anders dan wat de verdachte daarover heeft verklaard, gaat de rechtbank er vanuit dat het wel degelijk de verdachte is geweest die de gesprekken over hard- en softdrugs heeft gevoerd. De Samsung telefoon is bij de verdachte aangetroffen, zodat in beginsel aangenomen mag worden dat het de verdachte is geweest die de telefoon daarvoor heeft gebruikt. De (wisselende) verklaring van de verdachte dat hij de telefoon van een vriend, (dan wel een hem verder onbekend persoon) heeft gekocht en er nog niet aan toe was gekomen om deze te resetten, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. De door de verdachte geschetste gang van zaken vindt geen ondersteuning in het dossier en acht de rechtbank bovendien onwaarschijnlijk. Dit geldt te meer nu de inhoud van de berichten aansluit bij wat bij de verdachte in de auto en in zijn woning is aangetroffen. Naast de in de auto aangetroffen aanzienlijke hoeveelheid XTC-pillen en het in de woning aangetroffen geldbedrag van 3.000 euro, welke op zichzelf al een aanwijzing vormen voor (betrokkenheid bij) drugshandel, zijn in de woning immers ook spullen en stoffen aangetroffen die geschikt zijn voor het bereiden, bewerken en/of verwerken van hard- en softdrugs. Gezien de berichten in de Samsung telefoon gaat de rechtbank er ook vanuit dat de verdachte deze spullen daarvoor heeft gebruikt.
Het voorgaande brengt mee dat, gelet op eerdergenoemde feiten en omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang, het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewijswaardering feit 4
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 4.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 10 juni 2024 in de woning van de verdachte (in zijn slaapkamer) een bedrag van 3.000 euro is aangetroffen in bankbiljetten van 50, 100 en 200 euro. Het bedrag was in drie bundels van 1.000 euro verdeeld. De drie bundels zaten in een hersluitbaar plastic zakje van Ikea waarop “5900” stond geschreven. Zoals hiervoor reeds besproken zijn in de woning van de verdachte (in zijn slaapkamer en op zolder) eveneens versnijdingsmiddelen en een drugspers aangetroffen. De verdachte zelf is aangetroffen in een auto in de nabijheid van zijn woning, onder meer in het bezit van een grote hoeveelheid XTC-pillen en een Samsung telefoon waarop berichten over (handel in) drugs zijn aangetroffen.
Deze omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – rechtvaardigen het vermoeden dat het geldbedrag (onmiddellijk of middellijk) uit enig misdrijf afkomstig is. Van de verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
In eerste instantie heeft de verdachte bij de politie verklaard dat het aangetroffen bedrag van hem was. Kort voor de terechtzitting van 23 september 2024 heeft de raadsvrouw van de verdachte echter een kasboek overgelegd van [naam onderneming] , volgens verdachte de onderneming van zijn moeder. Daaruit zou moeten volgen dat genoemd bedrag afkomstig is uit ondernemingsactiviteiten van [naam onderneming] over de periode januari tot en met juni 2024. Over zijn eerdere verklaring heeft de verdachte ter terechtzitting gezegd dat hij deze had afgelegd omdat hij bang was dat zijn moeder door het aangetroffen geldbedrag in de problemen zou komen. Hij heeft echter niet gezegd waarom dat volgens hem dan zo zou zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verklaringen van verdachte (reeds op voorhand) hoogst onwaarschijnlijk. De in de woning aangetroffen coupures zijn niet te verenigen met de in het kasboek gerapporteerde dagomzetten. Deze dagomzetten zijn over het algemeen geen ronde bedragen, waarvan een groot deel ook nog (ruim) onder de 50 euro is. Bij dergelijke dagomzetten passen niet de aangetroffen (grote) hoeveelheden grote coupures, maar kleinere coupures van 5, 10 en 20 euro. Dat de moeder van verdachte telkens – zoals hij desgevraagd ter terechtzitting heeft verklaard – deze kleinere coupures zou omwisselen in grotere coupures, blijkt nergens uit en acht de rechtbank – mede gezien de opmerkelijke verklaring van de verdachte dat hij dit deed omdat hij grote coupures erg interessant vindt – onwaarschijnlijk. Dit alles maakt dat het niet anders kan dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is.
Over het bij de verdachte in de auto aangetroffen bedrag van 275 euro heeft de verdachte verklaard dat hij dat van zijn zakelijke rekening gepind heeft. Uit onderzoek van de zakelijke rekening van verdachte is gebleken dat in de periode 1 januari 2023 tot en met 10 juli 2024 in totaal 1.950 euro is opgenomen in vier transacties. De laatste contante opname was op 20 mei 2023. Voor het overige zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen die de conclusie rechtvaardigen dat het bedrag van 275 euro uit enig misdrijf afkomstig is. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken van het witwassen van dat bedrag.
Het voorgaande brengt mee dat het onder 4 tenlastegelegde witwassen kan worden bewezen tot een bedrag van 3.000 euro.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
100,2gram, van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart 2024 tot en
met 10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel,
stoffen te koop
heeft
aangeboden, te weten hennep en/of hasjiesj
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet
strafbaar gestelde feiten;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 maart 2024 tot en met
10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
en/of
verstrekken en/of vervoeren,
van cocaïne, MDMA, amfetamine en/of XTC, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- voorwerpen,
en/ofstoffen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- via Telegram gesprekken te voeren met en/of berichten te sturen naar (een)
potentiële koper(s), en
- versnijdingsmiddelen en een drugsmal voorhanden te hebben;
4
hij op 10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel,
een geldbedrag (
3euro),
- voorhanden heeft gehad ,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk,
afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
stoffen te koop aanbieden waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

3.

om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;

4.

witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft 100,2 gram MDMA voorhanden gehad. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het te koop aanbieden van (grote hoeveelheden) hennep en hasjies en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van en handel in cocaïne, MDMA, amfetamine en XTC. Het gebruik van en de handel in drugs vormen – ook omdat deze vaak gepaard gaan met andere vormen van criminaliteit – een ernstig maatschappelijk probleem en een bedreiging voor de veiligheid van burgers en de volksgezondheid. Om die reden dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de handel in verdovende middelen en het in stand houden van de negatieve effecten daarvan. Daarnaast heeft de verdachte een geldbedrag witgewassen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor drugs gerelateerde feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen van 3.000 euro en 275 euro en de Samsung telefoon verbeurd te verklaren. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen medicamenten/hulpmiddelen (onder meer kristallen en pillen) en gereedschap (drugspers) te onttrekken aan het verkeer. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd het ‘flipper’ apparaat terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de in beslag genomen geldbedragen van 3.000 euro en 275 euro terug te geven aan de moeder van de verdachte, respectievelijk aan de verdachte. Voor wat betreft alle andere goederen, met uitzondering van de aangetroffen drugs en de Samsung telefoon, heeft de verdediging eveneens verzocht om teruggave aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Het in beslaggenomen geldbedrag van 3.000 euro en de Samsung telefoon zullen worden verbeurd verklaard, omdat daarmee de bewezen verklaarde feiten 2, 3 en/of 4 zijn gepleegd. Omdat de verdachte is vrijgesproken voor het witwassen van het geldbedrag van 275 euro, gelast de rechtbank teruggave van dat geldbedrag. Ook het flipper apparaat zal worden teruggegeven aan de verdachte. De rechtbank acht alle andere in beslag genomen voorwerpen op de beslaglijst (onder meer kristallen en pillen en de drugspers) vatbaar voor verbeurdverklaring nu daarmee de feiten 1 en 3 zijn begaan en deze toebehoren aan de verdachte.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 9 december 2022 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 7 maart 2023.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 33, 33a, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2, 3 en 4:
  • Witte kristal 1.3.1 ( [beslagnummer 1] )
  • Gele kristal 1.3.2. ( [beslagnummer 2] )
  • Mal drugspers1.1.1 ( [beslagnummer 3] )
  • 1.3.3 witte kristallen ( [beslagnummer 4] )
  • 3.1.2 vier kristallen in een louis vuitton zakje ( [beslagnummer 5] )
  • 3.1.3-1 verdomi zit in koffer gele kristallen ( [beslagnummer 6] )
  • 1. 1. 3 pasta ( [beslagnummer 7] )
  • 3.2.1 zak met witte kristallen ( [beslagnummer 8] )
  • 1.1.4 supermix ( [beslagnummer 9] )
  • 3.2.2. drie witte stukjes blok ( [beslagnummer 10] )
  • 3.2.3 doorzichtige kristallen ( [beslagnummer 11] )
  • Verdovende mid (Hashish) ( [beslagnummer 12] )
  • 2.1.1 kristal ( [beslagnummer 13] )
  • Verdovende mid (Xtc) ( [beslagnummer 14] )
  • Verdovende mid (Xtc) ( [beslagnummer 15] )
  • Verdovende mid (Hennep) ( [beslagnummer 16] )
  • 1.2.1 bruine kristallenen gruis ( [beslagnummer 17] )
  • 1.2.2. bakje met wit poeder. Kristallen ( [beslagnummer 18] )
  • 3.3.1 in een bakje, gele pillen ( [beslagnummer 19] )
  • 3.000 euro (IBG 10-06-2024) ( [beslagnummer 20] )
  • Samsung telefoon
gelast de teruggave aan verdachte van:
275 euro (IBG 10-06-2024) ( [beslagnummer 21] )
1. STK Computer (wit, merk: flipper Fz 1) ( [beslagnummer 22] )
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 9 december 2022 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van:
2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 7 oktober 2024.
De voorzitter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 119,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart 2024 tot en
met 10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop
aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden
gehad, te weten hennep en/of hasjiesj
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet
strafbaar gestelde feiten;
( art 11a Opiumwet )
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 maart 2024 tot en met
10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, MDMA, amfetamine en/of XTC, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- via Telegram gesprekken te voeren met en/of berichten te sturen naar (een)
potentiële koper(s), en/of
- versnijdingsmiddel(en) en/of een drugsmal aan te schaffen en/of te vervaardigen
en/of aanwezig/voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet )
4
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
van een geldbedrag (3.275 euro) en/of een auto (met kenteken [kentekennummer] ),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen
en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op deze voorwerpen zijn, en/of
deze voorwerpen,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk,
afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1
ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van
Strafrecht )