ECLI:NL:RBROT:2024:12254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
11051021 CV EXPL 24-10252
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en reconventionele vorderingen in geschil tussen Stichting Havensteder en [persoon A]

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [persoon A]. De eiseres, Stichting Havensteder, had een vordering ingesteld wegens huurachterstand van [persoon A], die huurt van Havensteder. De vordering betrof een bedrag van € 896,77, inclusief rente en kosten. Tijdens de procedure heeft Havensteder haar vordering echter ingetrokken, omdat zij erkende dat er geen huurachterstand was, mede door een eerdere betaling van [persoon A].

In reconventie heeft [persoon A] verschillende vorderingen ingesteld tegen Havensteder, waaronder schadevergoeding en het stoppen met valse meldingen bij de gemeente. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van [persoon A] niet toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Havensteder geen immateriële schadevergoeding hoeft te betalen, omdat er geen duidelijke grondslag voor de vordering was en Havensteder haar vordering had ingetrokken.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Havensteder niet aansprakelijk is voor de energiekosten van [persoon A], omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De vordering tot het stoppen van valse meldingen bij de gemeente werd afgewezen, omdat Havensteder handelde in het belang van de huurder. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke onderbouwing van vorderingen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11051021 CV EXPL 24-10252
datum uitspraak: 6 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
STICHTING HAVENSTEDER,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: J. Snoek, gerechtsdeurwaarder te Dordrecht,
tegen
[persoon A],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 april 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de door [persoon A] bij brief van 2 juli 2024 overgelegde aanvullende bijlagen.
1.2.
Op 30 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Namens Havensteder zijn verschenen [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] . Ook is [persoon A] verschenen.
Van de ter zitting tussen partijen gemaakte afspraken is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Havensteder heeft op de rolzitting van 17 september 2024 een akte met bijlagen ingediend. Op diezelfde rolzitting zijn door [persoon A] daarnaast nog een aantal foto’s overgelegd.
1.4.
Omdat [persoon A] vervolgens abusievelijk niet in de gelegenheid was gesteld om op de akte van Havensteder te reageren, is daartoe door de kantonrechter bij rolbeslissing van 4 oktober 2024 alsnog gelegenheid geboden. Ter rolzitting van 29 oktober 2024 heeft [persoon A] , onder overlegging van meerdere aanvullende bijlagen, op de akte van Havensteder gereageerd.
1.5.
Vervolgens is vonnis bepaald in de zaak, waarvan de uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het geschil

In conventie
2.1.
Havensteder vordert bij dagvaarding samengevat:
  • [persoon A] te veroordelen aan haar te betalen € 896,77 met rente;
  • [persoon A] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt gevorderd, bestaat uit de hoofdsom van € 758,13, rente van € 1,04 (berekend tot en met 10 april 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 137,60.
2.2.
Havensteder baseert de vordering op het volgende. [persoon A] huurt van Havensteder een woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: het gehuurde). [persoon A] is in gebreke gebleven met de betaling van de maandelijks verschuldigde huur. Als gevolg daarvan heeft Havensteder, berekend tot en met de maand april 2024, een bedrag van € 758,13 aan achterstallige huur opeisbaar te vorderen gekregen.
2.3.
[persoon A] is het niet eens met de vordering en voert het volgende aan. [persoon A] betwist dat er sprake is van enige huurachterstand. [persoon A] heeft alle huurtermijnen voldaan. Daarnaast geldt dat [persoon A] (tijdig) bezwaar heeft gemaakt tegen de door Havensteder voorgestelde huurprijsverhoging per 1 juli 2022. Omdat Havensteder dit bezwaar (ten onrechte) niet aan de Huurcommissie heeft doorgestuurd, mocht deze huurprijsverhoging ook niet worden doorgevoerd.
In reconventie
2.4.
[persoon A] vordert (na vermeerdering) in reconventie:
  • Havensteder te veroordelen aan hem te betalen een schadevergoeding die even hoog is als de vordering van Havensteder;
  • Havensteder te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 2.439,69 voor de energierekening van [persoon A] ;
  • Havensteder te veroordelen om te stoppen met het doen van valse meldingen bij de gemeente Rotterdam;
  • Havensteder te veroordelen in de schade die [persoon A] in het gehuurde heeft geleden en die volgt uit de dagvaarding;
  • Havensteder te veroordelen tot terugbetaling van de door [persoon A] gemaakte proceskosten.
2.5.
Havensteder heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [persoon A] . Op dit verweer van Havensteder wordt, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling ingegaan.

3.De beoordeling

In conventie
Havensteder heeft haar eis ingetrokken
3.1.
Over de eis in conventie hoeft geen inhoudelijk oordeel meer gegeven te worden. Ter zitting van 30 juli 2024 heeft Havensteder namelijk haar vordering met betrekking tot de huurachterstand inclusief bijkomende kosten en rente ingetrokken. Gebleken is dat Havensteder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de huurbetaling van [persoon A] van € 583,23 gedaan op 31 maart 2024. Havensteder heeft daarnaast erkend dat zij heeft nagelaten het door [persoon A] tegen de huurprijsverhoging gemaakte bezwaar door te sturen aan de Huurcommissie. [persoon A] is de huurprijsverhoging over de periode 1 juli 2022 tot 1 juli 2023 volgens Havensteder dan ook niet verschuldigd.
In reconventie
Havensteder hoeft geen (immateriële) schadevergoeding te betalen
3.2.
[persoon A] maakt aanspraak op schadevergoeding omdat volgens hem sprake is van pesterijen door Havensteder. Het ten onrechte starten van een gerechtelijke procedure heeft bij [persoon A] geleid tot stress en slapeloze nachten. Deze vordering is naar het oordeel van de kantonrechter niet toewijsbaar. Dit baseert de kantonrechter op het volgende.
3.3.
Afgezien van het feit dat [persoon A] geen duidelijke grondslag voor zijn vordering tot schadevergoeding heeft gesteld, geldt dat Havensteder haar vordering inmiddels heeft ingetrokken. Daarbij heeft Havensteder erkend dat zij een fout heeft gemaakt. Dat Havensteder bewust en louter en alleen om [persoon A] te pesten een procedure aanhangig heeft gemaakt tegen hem is de kantonrechter niet gebleken. Voor toewijzing van een immateriële schadevergoeding ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding.
Havensteder hoeft de energierekening van € 2.439,69 niet te betalen
3.4.
[persoon A] vordert daarnaast dat Havensteder veroordeeld wordt tot betaling van de energierekening van [persoon A] van € 2.439,69. Daartoe stelt [persoon A] dat hij sinds 2015 kampt met gebreken in het gehuurde. Doordat Havensteder deze gebreken niet verhelpt, draait [persoon A] op voor de hoge energiekosten. Deze vordering is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin toewijsbaar. Daarbij wordt het volgende van belang geacht.
3.5.
[persoon A] stelt sinds 2015 te kampen met gebreken in het gehuurde. Vaststaat dat er door Havensteder in 2020 in ieder geval onderhouds- en renovatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd aan het gehuurde. Dat er zich nadien nog gebreken hebben voorgedaan die tot hogere stookkosten voor [persoon A] in 2022 en 2023 hebben geleid, is door [persoon A] weliswaar gesteld maar in het geheel niet onderbouwd. Zo is niet toegelicht en onderbouwd welk gebrek specifiek tot hogere stookkosten heeft geleid en evenmin wanneer [persoon A] dit gebrek bij Havensteder heeft gemeld. Ook is niet onderbouwd dat de hoogte van de energierekening haar oorzaak vindt in een gebrek in het gehuurde. [persoon A] heeft bovendien niet toegelicht waarom dit gebrek rechtvaardigt dat de gehele jaarnota door Havensteder dient te worden betaald.
De vordering tot het niet meer doen van valse meldingen bij de gemeente wordt afgewezen
3.6.
Havensteder dient volgens [persoon A] te stoppen met het doen van valse meldingen bij de gemeente. De kantonrechter begrijpt dat [persoon A] daarbij doelt op de melding die in het kader van de vroegsignalering wordt gedaan bij het Meldpunt Preventie Huisuitzetting (MPH). Ook deze vordering wordt afgewezen.
3.7.
Havensteder is op basis van artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening gehouden om in geval van een huurachterstand melding daarvan te doen bij de gemeente. In het onderhavige geval verkeerde Havensteder in de veronderstelling dat er sprake was van een huurachterstand bij [persoon A] . Hoewel deze veronderstelling achteraf gezien onjuist is gebleken, gaat de kantonrechter er vanuit dat er door Havensteder niet opzettelijk een valse melding bij de gemeente is gedaan. Een dergelijke melding is namelijk in het belang van de huurder en Havensteder heeft bij het opzettelijk doen van een valse melding zelf geen enkel belang.
3.8.
De kantonrechter gaat er voor wat betreft de toekomst vanuit dat Havensteder de nodige zorgvuldigheid in acht zal nemen alvorens zij tot een melding in het kader van de vroegsignalering overgaat. Voor toewijzing van de eis van [persoon A] ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding.
Havensteder hoeft geen (materiële) schadevergoeding te betalen
3.9.
[persoon A] heeft bij brief van 2 juli 2024 zijn eis vermeerderd, in die zin dat hij onder meer aanspraak maakt op alle door hem geleden schade in het gehuurde zoals deze volgt uit de dagvaarding. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat [persoon A] doelt op de materiële schade die is vermeld in de dagvaarding van de door hem in 2021 aanhangig gemaakte procedure. Deze vordering is naar het oordeel van de kantonrechter ook niet toewijsbaar.
3.10.
[persoon A] heeft in 2021 in een gerechtelijke procedure bij de kantonrechter al aanspraak gemaakt op vergoeding van de door hem gestelde materiële schade. Hoewel het door de kantonrechter in die procedure gewezen vonnis door [persoon A] niet is overgelegd, maakt de kantonrechter uit de stellingen van [persoon A] op dat hij in die procedure in het ongelijk is gesteld. Indien [persoon A] het met de uitkomst van die procedure niet eens was, had hij tegen dat vonnis hoger beroep moeten aantekenen. Niet gebleken is dat [persoon A] dat heeft gedaan. [persoon A] kan diezelfde schade nu dan ook niet nogmaals aan de kantonrechter voorleggen.
Havensteder hoeft geen proceskosten aan [persoon A] terug te betalen
3.11.
Bij eisvermeerdering van 2 juli 2024 heeft [persoon A] ook aanspraak gemaakt op terugbetaling van de proceskosten. Deze vordering wordt ook afgewezen.
3.12.
Daarbij is in de eerste plaats van belang dat [persoon A] zijn vordering onvoldoende heeft geconcretiseerd. Zo is door hem niet toegelicht op welke proceskosten hij precies doelt en op welk concreet bedrag hij aanspraak maakt. [persoon A] volstaat op dit punt enkel met het overleggen van bijlagen. In de tweede plaats geldt dat [persoon A] ook geen rechtsgrond heeft gesteld op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat Havensteder gehouden is deze proceskosten aan [persoon A] te betalen. Voor zover [persoon A] doelt op de proceskostenveroordeling, die ten laste van hem is uitgesproken in het eerdere vonnis, geldt ook daarvoor dat hij tegen dat vonnis hoger beroep had moeten aantekenen als hij het niet eens was met die proceskostenveroordeling.
[persoon A] heeft geen vordering ingesteld voor het verhelpen van de door hem gestelde gebreken aan het gehuurde
3.13.
[persoon A] heeft in zijn stukken en ter zitting naar voren gebracht dat er gedurende langere tijd sprake is van diverse onderhoudsgebreken aan het gehuurde en dat Havensteder heeft nagelaten die gebreken te verhelpen. Daarbij heeft [persoon A] ter zitting meer concreet benoemd dat er sprake is van lekkage in de schuur, dat er aan de voorzijde van de woonkamer een gat zit en dat aan de achterzijde van de woonkamer achter de verwarming sprake is van een verzakking van de vloer. Ook zitten er volgens [persoon A] gaten naast de trap naar de eerste etage van het gehuurde en in de tussenwanden op zolder.
3.14.
Ter zitting is afgesproken dat Havensteder nog onderzoek zou doen naar de door [persoon A] genoemde gebreken. Uit de nadien door partijen ingediende aktes maakt de kantonrechter voor wat betreft de gaten naast de trap naar de eerste etage van het gehuurde en in de tussenwanden op zolder op, dat Havensteder dit probleem inmiddels heeft verholpen. Volgens Havensteder is uit haar onderzoek echter niet gebleken dat er sprake is van lekkage in de schuur, een gat aan de voorzijde van de woonkamer en een verzakking van de vloer aan de achterzijde van de woonkamer. Naast de omstandigheid dat het bestaan van deze gebreken, bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing daarvan door [persoon A] , niet is komen vast te staan, kan daarover door de kantonrechter in deze procedure ook geen beslissing worden gegeven. Door [persoon A] is namelijk geen vordering ingesteld die strekt tot de veroordeling van Havensteder om de gestelde gebreken te verhelpen.
In conventie en in reconventie
De proceskosten worden gecompenseerd
3.15.
Omdat partijen in conventie en in reconventie over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
4.1.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In reconventie
4.2.
wijst de vorderingen van [persoon A] af;
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
495