Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 27 september 2024, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden.
- de oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaar, met een vervangende hechtenis van twee weken per overtreding met een maximale duur van 6 maanden, inhoudende een (in)direct contact- en locatieverbod met de aangeefster en haar kinderen en hun woonadressen, en met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
belaging
mishandeling
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
€ 820,71 (zegge: achthonderdtwintig euro en eenenzeventig eurocent), bestaande uit € 320,71 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting
€ 820,71 (zegge: achthonderdtwintig euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
16 (zestien) dagen, de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
hij op of omstreeks 13 april 2024 te Maassluis
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met zijn hand de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
dichtgedrukt (gehouden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
kunnen leiden:
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door met zijn hand de keel van die [slachtoffer 2] dicht
te knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of dicht te drukken en/of
dichtgedrukt te houden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )