ECLI:NL:RBROT:2024:12248

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
10/164373-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, bewezenverklaring van belaging, mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, belaging, mishandeling en vernieling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de handeling van het dichtknijpen van de keel had verricht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet overtuigend genoeg waren om tot een bewezenverklaring te komen.

Echter, de rechtbank achtte de feiten van belaging, mishandeling en vernieling wel bewezen. De verdachte had zich gedurende een periode van ongeveer een maand schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin door haar stelselmatig te lastigvallen via telefoontjes en berichten, en door zich ongewenst in haar nabijheid op te houden. Dit gedrag had een aanzienlijke impact op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Daarnaast had de verdachte de zoon van de aangeefster mishandeld en vernielingen gepleegd aan de woning van de aangeefster.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van drie maanden en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaar, met een gebiedsverbod en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische stoornis, die zijn gedrag beïnvloedden. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/164373-24
Datum uitspraak: 2 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres] .
raadsman mr. H.J.D. de Boer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 8 oktober 2024 en 18 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.G.T. van de Weerd heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 27 september 2024, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden.
  • de oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaar, met een vervangende hechtenis van twee weken per overtreding met een maximale duur van 6 maanden, inhoudende een (in)direct contact- en locatieverbod met de aangeefster en haar kinderen en hun woonadressen, en met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feiten 4 en 5)
Het onder 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak (feit 1)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevorderd en heeft hiertoe aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen te bewijzen is dat de verdachte op 13 april 2024 de keel van de aangeefster heeft dichtgeknepen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het dichtknijpen van de keel gedurende enige tijd kan leiden tot zuurstofgebrek, wat hersenbeschadiging tot gevolg kan hebben. Door het enige tijd dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
4.2.2.
Beoordeling
Aan de verdachte is (poging tot zware) mishandeling ten laste gelegd. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar bij de keel heeft gegrepen toen zij samen in de gang van de woning van de aangeefster stonden. De verdachte heeft de verweten handeling ontkend. De overige in het procesdossier aanwezige bewijsmiddelen – de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] die allemaal ‘van horen zeggen’ verklaren – leveren naar het oordeel van de rechtbank geen overtuigend steunbewijs op. Er zijn verder geen andere wettige bewijsmiddelen die de aangifte ondersteunen. Zodoende komt de rechtbank tot het oordeel dat er zich in het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten bevinden voor de vaststelling dat de verdachte de ten laste gelegde handeling heeft verricht. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat hiermee niet geoordeeld wordt dat het incident niet kan hebben plaatsgevonden, maar slechts dat op basis van het in het dossier aanwezige bewijs dit niet wettig en overtuigend bewezen is.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (feiten 2 en 3)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak voor beide feiten bepleit. De verdediging heeft voor wat betreft feit 2 aangevoerd dat uit het procesdossier onvoldoende blijkt dat er sprake was van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Het was niet alleen de verdachte die contact zocht, maar ook de aangeefster zelf. De verdachte heeft de aangeefster nergens toe gedwongen. De verdediging heeft voor wat betreft feit 3 aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte pijn of letsel heeft aangebracht bij aangever en of dat het handelen van de verdachte daarop was gericht.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte en de aangeefster hebben 15 jaar lang een relatie gehad, waarna de verdachte op 10 april 2024 bij haar weg gaat. Na verbreking van de relatie verslechtert de verstandhouding tussen de verdachte en de aangeefster ernstig. Vanaf 21 april 2024 verblijft de verdachte bij buren van de aangeefster, waarvandaan hij haar nauwlettend in de gaten houdt. Vervolgens neemt de verdachte, via telefoonoproepen en WhatsApp-berichten, veelvuldig contact op, niet alleen met de aangeefster, die meermaals duidelijk maakt dat niet te willen, maar ook met haar buurvrouw om zo via haar in contact te komen met de aangeefster. De berichten van de verdachte hebben meermalen de strekking dat de verdachte zelfmoord zal plegen wanneer de aangeefster niet bij hem terugkomt. De verdachte dreigt dan zichzelf te steken met een mes en stuurt de aangeefster ook afscheidsbrieven. Op 11 mei 2024 klimt de verdachte over de schutting van de tuin van de aangeefster en houdt zich vervolgens op in haar huis met de mededeling dat hij in Maasluis van een flatgebouw zal springen. Op 15 mei 2024 staat de verdachte opnieuw in de tuin van de aangeefster, ditmaal met een mes in zijn handen, en dreigt hij wederom met zelfmoord.
Het handelen van de verdachte heeft zonder twijfel een negatieve psychische impact gehad op de aangeefster. Gelet op de frequentie van de gedragingen en de – naar objectieve maatstaven begrijpelijke – impact daarvan op de aangeefster en haar dagelijks leven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, door zo te handelen, wederrechtelijk opzettelijk stelselmatig een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Uit het karakter van de bewezen verklaarde gedragingen van diverse aard, in samenhang bezien, volgt dat de verdachte daarbij ten minste het oogmerk heeft gehad de aangeefster te dwingen die gedragingen te dulden. Het verweer van de verdediging dat er geen sprake zou zijn van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster wordt derhalve verworpen.
Daags voor het begin van de belaging heeft er een confrontatie plaatsgevonden tussen de verdachte en de zoon van de aangeefster, [slachtoffer 1] . Uit de in het procesdossier bevindende beelden blijkt dat de verdachte en aangever [slachtoffer 1] een woordenwisseling hebben. Op enig moment is er sprake van fysiek contact tussen de verdachte en de aangever. De verdachte werkt de aangever met een voetveeg naar de grond, waarna laatstgenoemde naar zijn knie grijpt. Op het moment dat de aangever op de grond ligt geeft de verdachte met zijn linkervoet nog een schop tegen de knie van de aangever. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Of het letsel van aangever [slachtoffer 1] is veroorzaakt door de voetveeg of door de schop tegen de knie is, om te komen tot bewezenverklaring van mishandeling zoals die na wijziging is tenlastegelegd, in zoverre irrelevant. Het verweer wordt daarom verworpen.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2
hij in de periode van 21 april 2024 tot en met 15 mei 2024 te Maassluis,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door
- veelvuldig te bellen naar het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] en
- veelvuldig berichten te sturen naar het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] en
- te bellen en/of berichten te sturen naar de buurvrouw van die
[slachtoffer 2] , [getuige 1] en
- veelvuldig te dreigen zelfmoord te plegen en
- zich veelvuldig op te houden in de omgeving van de woning en/of in de tuin van
de woning van die [slachtoffer 2] en
- over de schutting van die [slachtoffer 2] te klimmen en
- met een mes in de tuin te staan van die [slachtoffer 2]
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden
en vrees aan te jagen;
3
hij op 19 april 2024 te Maassluis
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te duwen en met zijn been te
haken waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en tegen de knie,
van die [slachtoffer 1] te schoppen
4
hij op 19 april 2024 te Maassluis
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de woning van [slachtoffer 2] , , die geheel of ten dele aan Maasdelta Groep, toebehoorde heeft vernield,
5
hij op 15 mei 2024 te Maassluis
opzettelijk en wederrechtelijk het kozijn en het slot van de poortdeur van de tuin
van de woning van [slachtoffer 2] , die geheel of ten
dele aan Maasdelta Groep, in elk geval aan een ander toebehoorden heeft
vernield,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2:
belaging
Feit 3:
mishandeling
Feiten 4 en 5, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een maand schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-vriendin. Hij viel haar stelselmatig lastig door haar veelvuldig ongewenst te bellen en WhatsApp-berichten te sturen. Ook zocht de verdachte haar meerdere keren op bij haar woning en klom hij zelfs over de schutting in haar achtertuin terwijl hij wist dat dit ongewenst was. Ook heeft de verdachte, met een mes in zijn bezit, het kozijn en slot van de poortdeur van de aangeefster vernield om in haar achtertuin te komen. Daarnaast dreigde de verdachte meermalen zelfmoord te plegen, waardoor de aangeefster zich gedwongen voelde contact op te nemen, althans te houden, met de verdachte. De verdachte heeft met zijn handelen op een indringende en intimiderende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, waardoor zij zich angstig, onvrij en onveilig gevoeld heeft. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de zoon van de aangeefster, door hem op de grond te laten vallen en hem daarna tegen de knie te schoppen. De verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor andermans lichamelijke integriteit. Tijdens de schermutseling met de zoon van de aangeefster heeft de verdachte ook een ruit vernield van de woning van de aangeefster. De verdachte heeft zich met dit alles niet bekommerd om voornoemde schadelijke gevolgen voor de aangeefster, haar zoon en anderen en was enkel gericht op zijn eigen gevoelens. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten, is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
[naam 2] (psychiater) en [naam 1] (klinisch psycholoog & klinisch neuropsycholoog) hebben op 2 september 2024 ieder een rapport over de verdachte opgemaakt. De rapporten houden – kort gezegd en voor zover relevant – het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken, een andere ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis en een matige stoornis in het gebruik van alcohol. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Doordat zijn ex-vriendin de relatie heeft verbroken voelde de verdachte zich afgewezen en door zijn persoonlijkheidsstoornis heeft dit bij hem geleid tot een emotionele meltdown. De verdachte probeerde nadrukkelijk via het belagende gedrag weer met zijn ex-vriendin in contact te komen. Hij hield hierbij geen rekening met anderen. Toen de aldus gecreëerde situatie niet voor hem persoonlijk het gewenste gevolg had (herstel van de relatie) zocht hij het conflict met anderen, waaronder de zoon van zijn ex-vriendin. De deskundigen adviseren de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, met 2 weken hechtenis per overtreding met een maximum van 6 maanden. Deze maatregel houdt in een gebiedsverbod voor het gebied dat wordt omsloten door de straten Haven, Laan 1940-1945 en Zuiddijk te Maassluis en een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 2] .
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.636,26 aan materiële en immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, voor zover van belang, gesteld dat de opgelopen materiële schade niet het rechtstreeks het gevolg is van het handelen van de verdachte. De knie was tijdens de val van de benadeelde partij uit de kom geschoten. Bovendien is niet aangetoond dat er sprake is van psychisch en lichamelijk letsel als rechtstreeks gevolg van het handelen van de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft letsel opgelopen waaraan hij in het ziekenhuis is behandeld. De gevorderde materiële schade, bestaande uit het eigen risico van de zorgverzekering van € 320,71 is daarvan het logisch gevolg. Die post zal daarom worden toegewezen.
Hoewel niet duidelijk is geworden hoe de toestand van de benadeelde partij nu is, kan wel worden vastgesteld dat hij door het bewezen verklaarde feit letsel en pijn heeft opgelopen en beperkt is (geweest) in zijn bewegingen en mobiliteit. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met vergelijkbare gevallen in de rechtspraak. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat ziet op materiële schade, bestaande uit verlies aan arbeidsvermogen, is in het licht van de betwisting door de verdachte onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar de omvang van die schade zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen en daarmee een onevenredige belasting van het strafproces vormen. De benadeelde partij zal in dit deel van zijn vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 820,71 vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 57, 285b, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich niet op te houden in het gebied dat wordt omsloten door de straten Haven, Laan 1940-1945 en Zuiddijk te Maassluis,
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1970 te [geboorteplaats 2];
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op. De vervangende hechtenis zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , te betalen een bedrag van
€ 820,71 (zegge: achthonderdtwintig euro en eenenzeventig eurocent), bestaande uit € 320,71 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in het resterende deel van zijn vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting
aan de staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen
€ 820,71 (zegge: achthonderdtwintig euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 820,71 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen, de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gedeeltelijk) gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 april 2024 te Maassluis
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met zijn hand de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
dichtgedrukt (gehouden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 april 2024 te Maassluis
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door met zijn hand de keel van die [slachtoffer 2] dicht
te knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of dicht te drukken en/of
dichtgedrukt te houden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 21 april 2024 tot en met 15 mei 2024 te Maassluis,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door
- ( veelvuldig) te bellen naar het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] en/of
- ( veelvuldig) berichten te sturen naar het telefoonnummer van die [slachtoffer 2] en/of
- ( veelvuldig) te bellen en/of berichten te sturen naar de buurvrouw van die
[slachtoffer 2] , [getuige 1] en/of
- ( veelvuldig) te dreigen zelfmoord te plegen en/of
- zich (veelvuldig) op te houden in de omgeving van de woning en/of in de tuin van
de woning van die [slachtoffer 2] en/of
- over de schutting van die [slachtoffer 2] te klimmen en/of
- met een mes in de tuin te staan van die [slachtoffer 2]
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en vrees aan te jagen;
3
hij op of omstreeks 19 april 2024 te Maassluis
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te duwen en/of met zijn been te
haken waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (met kracht) tegen de knie,
althans tegen het been van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen
4
hij op of omstreeks 19 april 2024 te Maassluis
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de woning van [slachtoffer 2] , in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Maasdelta Groep, in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
5
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te Maassluis
opzettelijk en wederrechtelijk het kozijn en/of het slot van de poortdeur van de tuin
van de woning van [slachtoffer 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan Maasdelta Groep, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;