ECLI:NL:RBROT:2024:12135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/10/686541 / JE RK 24-2082
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een NIKA-traject en voorbereiding op verhuizing naar het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij belanghebbenden zoals de tante en de oma van de minderjarige aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de GI.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij haar oma verblijft en dat er zorgen zijn over haar emotionele ontwikkeling, vooral in het licht van de dood van haar moeder. De rechtbank heeft de noodzaak van een NIKA-traject benadrukt, dat gericht is op het versterken van de band tussen de minderjarige en haar tante. De rechtbank heeft ook de zorgen van de GI over de mogelijke verhuizing van de minderjarige naar Suriname in overweging genomen, en de impact daarvan op haar rouwverwerking en ontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen, maar voor een kortere duur van zes maanden, en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma voor drie maanden. Dit biedt ruimte voor het NIKA-traject en de geleidelijke overgang van de minderjarige naar haar tante in Suriname. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI voor het overige afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaakgegevens : C/10/686541 / JE RK 24-2082
datum uitspraak: 26 november 2024
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige]
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1] ,hierna te noemen: tante,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.D. Winter te Den Haag,
en
[naam 2], hierna te noemen: oma,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. G.M.H. Vriesde te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informanten aan:
[naam 3], hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
en
[naam 4], de vader van tante en de partner van oma,
hierna te noemen: opa,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 26 september 2024.
1.2.
Op 29 oktober 2024 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het verzoek over de voogdij en de zorgregeling dan wel omgangsregeling (kenmerk C/10/674764 / FA RK 24-1653) en het verzoek over erkenning, gezag en de zorg- dan wel omgangsregeling (kenmerk C/10/679730 / FA RK 24-4005), waarop afzonderlijk wordt beslist.
1.3.
Gehoord zijn:
  • de tante, bijgestaan door haar advocaat,
  • de oma, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 5] ,
  • vertegenwoordigsters van de GI, [naam 6] en [naam 7] ,
  • de vader (als informant),
  • de opa (als informant).

2.De feiten

2.1.
[naam 8] (hierna: de moeder) is de moeder van [minderjarige] .
2.2.
[naam 3] is de biologische vader van [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] is niet erkend.
2.4.
De moeder is op [datum] te [plaatsnaam] overleden. Het ouderlijk gezag berustte alleen bij de moeder.
2.5.
De moeder heeft op 4 juni 2020 in het gezagsregister laten aantekenen dat zij wenst dat na haar overlijden haar halfzus (tante) en haar moeder (oma) (in deze volgorde) als voogd(en) wordt/worden aangewezen. Ook is op 30 januari 2024 in het gezagsregister opgenomen de bereidverklaring van tante inhoudende dat zij de voogdij over [minderjarige] heeft aanvaard.
2.6.
[minderjarige] verblijft bij oma.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 7 maart 2024 is het tante verboden om [minderjarige] mee te nemen naar Suriname of een ander land totdat in de bodemzaak met kenmerk C/10/674764 / FA RK 2024-1653 is beslist. Daarnaast is oma gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen indien tante in gebreke zou blijven aan het bepaalde te voldoen.
2.8.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 maart 2024 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 8 juni 2024. Ook is machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend bij oma voor de duur van vier weken. De beslissing is voor het overige aangehouden.
2.9.
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 maart 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerk, te weten bij oma, verlengd tot 8 juni 2024.
2.10.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 mei 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 28 november 2024. Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij oma, verlengd tot 28 november 2024.
2.11.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 november 2024 in de zaken met nummers C/10/674764 / FA RK 24-1653 en C/10/679730 / FA RK 24-4005 is onder meer bepaald dat [minderjarige] zolang zij in Nederland woont in het kader van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) bij de vader zal zijn als volgt:
  • in de periode tussen de datum van deze beschikking en 11 januari 2025 zal de omgangsregeling tussen vader en [minderjarige] geleidelijk worden uitgebouwd van een middag per twee weken naar iedere woensdag na school tot 18.00 uur;
  • met ingang van 11 januari 2025 is [minderjarige] iedere woensdag na school tot 18.00 uur bij de vader;
en [minderjarige] in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) bij de tante zal zijn als volgt:
  • in de periode tussen de datum van deze beschikking en 11 januari 2025 zal de regeling tussen tante en [minderjarige] geleidelijk worden uitgebouwd naar ieder weekend van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur;
  • in de periode van 11 januari 2025 tot het moment dat [minderjarige] naar Suriname verhuist, zal de regeling stapsgewijs verder uitgebreid moeten worden naar een regeling waarbij [minderjarige] meer tijd bij tante zal gaan doorbrengen, resulterend in een regeling waarbij [minderjarige] voor haar vertrek naar Suriname grotendeels bij tante verblijft, met inachtneming van de omgangsregeling met vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.Daarnaast wordt verzocht de machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij oma te verlengen voor de duur van een jaar. De in het verzoekschrift op pagina 1 genoemde termijn van zes maanden was onjuist, zo heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling verduidelijkt. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . De GI ziet dat [minderjarige] zich veilig voelt bij oma. [minderjarige] is bij oma op haar plek en kan vanuit deze veilige en vertrouwde plek een gezonde rouwverwerking doormaken. [minderjarige] heeft veel vragen over haar moeder en vindt het fijn om de spullen van haar moeder om haar heen te hebben. Ook bezoekt ze het graf van haar moeder regelmatig. De GI maakt zich zorgen om het feit dat tante wil dat [minderjarige] in Suriname opgroeit en [minderjarige] haar veilige plek in Nederland moet achterlaten. Dat zal een gezonde rouwverwerking in de weg staan en dus gevolgen hebben voor de emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . De huidige onduidelijkheid over de toekomst van [minderjarige] zorgt voor onrust bij oma en tante, en ook dat heeft invloed op het welzijn van [minderjarige] .
3.3.
De GI wenst de komende periode hulpverlening in te zetten. Het is van belang dat er zicht komt op de (hechtings-)band tussen [minderjarige] en tante en wat eventueel nodig is om deze te versterken. [minderjarige] en tante zijn aangemeld voor een NIKA-traject dat zich daarop richt. Het traject zal in december 2024 of januari 2025 starten en duurt drie tot zes maanden. Daarnaast is het van belang dat oma en tante dichter bij elkaar komen. Oma en tante zijn aangemeld voor systeemtherapie bij GGZ De Viersprong. Dit zal over twee maanden starten en duurt circa zes maanden. Verder benadrukt de GI dat mocht [minderjarige] naar Suriname gaan, een overgangsperiode waarin [minderjarige] kan worden voorbereid op de verhuizing belangrijk is.
3.4.
De GI is van mening dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. De ondertoezichtstelling moet worden verlengd om zo meer zicht te krijgen op de hechtingsrelatie tussen [minderjarige] en tante en systeemtherapie kan worden ingezet voor de samenwerking tussen oma en tante. De GI is ook van mening dat de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Het gaat op dit moment goed met [minderjarige] , maar er zijn meer stappen nodig om een besluit te kunnen nemen over het woonperspectief van [minderjarige] .

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
Oma kan zich vinden in het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook kan oma zich vinden in het verzoek van de GI om de machtiging te verlengen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij oma voor de duur van een jaar. Oma heeft zich opengesteld voor de hulpverlening en werkt altijd mee. Oma houdt de jeugdbeschermer en tante op de hoogte van de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] is gehecht aan oma en oma is voor haar een veilige haven. Oma vindt dat het toekomstperspectief van [minderjarige] bij haar is. Het doel van een uithuisplaatsing is voornamelijk terugplaatsing in de vertrouwde en veilige leefomgeving en bij de eerste hechtingsfiguren. Oma benadrukt dat zij een van de eerste hechtingsfiguren van [minderjarige] is, terwijl tante dat niet is.
4.2.
Tante kan zich vinden in het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen, maar verzoekt de duur daarvan te beperken tot zes maanden en daarbij nadrukkelijk te overwegen dat de GI voortvarend dient te handelen. Buiten de schuld van tante om zijn de hulpverleningstrajecten nog niet gestart. Tijdens de mondelinge behandeling heeft tante verklaard dat ze in het belang van [minderjarige] zou willen wachten met de verhuizing naar Suriname totdat de hulpverleningstrajecten zijn afgerond. Tante is het niet eens met de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. Tante ziet graag dat [minderjarige] ook tijdens de hulpverleningstrajecten bij haar in haar tijdelijke woning in Nederland komt wonen.
4.3.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk is dat er duidelijkheid komt over hoe haar toekomst eruit gaat zien. Dat is nu al bijna een jaar niet het geval en dat is niet goed voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft volwassenen nodig die besluiten gaan nemen, zodat ze niet langer het gevoel heeft te moeten kiezen tussen oma en tante. De raad is nog altijd van mening dat de aantekening van de moeder in het gezagsregister een grote rol speelt in de invulling van het toekomstperspectief van [minderjarige] . De raad benadrukt het belang van het NIKA-traject, maar noemt ook dat er geen sprake is van hechtingsproblematiek. De belangrijkste hechtingsfiguur (moeder) van [minderjarige] is weggevallen, maar zij heeft een band met tante en die band kan verder verdiept worden. Het is volgens de raad niet nodig en niet in het belang van [minderjarige] om pas een knoop over haar toekomst door te hakken als dit traject afgerond is.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de overgelegde stukken en wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW.
5.2.
In haar beslissing van 28 mei 2024 heeft deze rechtbank onder meer benadrukt dat
er zicht moet komen op de hechtingsontwikkeling van [minderjarige] en de systeemtherapie dient te starten. Gebleken is dat dit allebei nog niet van de grond is gekomen. Zij staan op de wachtlijst voor een NIKA-traject, en zullen daarmee naar verwachting in december 2024 of januari 2025 kunnen starten. De rechtbank acht het van groot belang voor [minderjarige] dat dit hulpverleningstraject wordt afgerond.
In de zaak met het rekestnummer C/10/674764 / FA RK 24-1653 is immers, eveneens op 26 november 2024, door de rechtbank beslist dat de voogdij van tante over [minderjarige] in stand blijft. Dit betekent dat [minderjarige] naar alle waarschijnlijkheid in 2025 met tante mee zal gaan naar Suriname en daar haar toekomst zal opbouwen. [minderjarige] zal afscheid nemen van Nederland en haar familie in Nederland. Het is voor haar gezonde ontwikkeling belangrijk dat de emotionele band die [minderjarige] met tante heeft zich verder ontwikkelt en dat tante voor [minderjarige] de veilige basis en haven wordt. Het NIKA-traject is daarbij helpend.
De rechtbank gaat ervan uit dat tante de toezegging tot afronding van dit traject in Nederland te blijven gestand doet, omdat dit in het belang van [minderjarige] is. Hoewel het voor [minderjarige] ’s welzijn goed zou zijn wanneer de relatie tussen oma en tante verbetert, ziet de rechtbank op dit moment maar zeer beperkte mogelijkheden om een vorm van systeemtherapie te starten. De verhoudingen tussen partijen zijn daarvoor te veel verstoord en die verstoring is nog te vers. Ook de raad heeft aangegeven geen verwachtingen hiervan meer te hebben. Dit maakt dat de rechtbank thans niet van de GI verlangt dat een dergelijk traject wordt ingezet.
5.3.
Verder zal [minderjarige] de komende periode voorbereid moeten worden op de verhuizing naar Suriname en het afscheid nemen van Nederland en de familie die achterblijft. Het is belangrijk voor [minderjarige] dat de overgang naar tante (en Suriname) geleidelijk plaatsvindt. Zij moet op een positieve manier worden voorbereid op haar vertrek naar Suriname, maar ook zal met de nodige zorg aandacht moeten worden gegeven aan het loslaten van haar leven in Nederland. Hierin ziet de rechtbank een belangrijke rol weggelegd voor de GI, omdat de familie dat (nog) niet (goed) zelf lukt. Al met al staat er de komende periode veel te gebeuren voor alle betrokken partijen.
5.4.
Daarnaast zal met het oog op het toekomstig verblijf van [minderjarige] bij tante in Suriname de zorgregeling tussen tante en [minderjarige] worden gewijzigd. De regeling zal stapsgewijs uitgebreid moeten worden naar een regeling waarbij [minderjarige] steeds meer tijd bij tante zal gaan doorbrengen, resulterend in een regeling waarbij [minderjarige] voor haar vertrek naar Suriname grotendeels bij tante verblijft. Ook is het van belang dat er de komende periode sprake is van contact tussen de vader en [minderjarige] . De rechtbank ziet ook hierin een rol weggelegd voor de GI, in die zin dat zij tante, oma en vader kunnen adviseren en zo nodig begeleiden bij het wijzigen van de regelingen in lijn met de beschikking van heden in de zaken met nummers C/10/674764 / FA RK 24-1653 en C/10/679730 / FA RK 24-4005.
5.5.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de overgang van haar verblijf bij oma naar haar toekomstig verblijf bij tante in Suriname geleidelijk plaatsvindt. Dit betekent dat [minderjarige] in de eerste periode van de ondertoezichtstelling meer bij oma zal verblijven, en in de tweede periode van de ondertoezichtstelling meer bij tante in Nederland zal verblijven, waarna zij met tante meegaat naar Suriname.
5.6.
De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen, maar ziet aanleiding dat te doen voor een kortere duur, te weten voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). Daarnaast zal de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing bij oma verlengen, maar eveneens voor een kortere duur, te weten voor de duur van drie maanden (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Dit geeft ruimte om het NIKA-traject (nagenoeg) te voltooien in het kader van de ondertoezichtstelling en voor de verhuizing van [minderjarige] van oma naar tante. De rechtbank zal de verzoeken van de GI voor het overige afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] tot 28 mei 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] bij [naam 2] tot 28 februari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, voorzitter tevens kinderrechter, mr. E.M. Moerman en mr. L. Berghuis-Knijff, rechters, tevens kinderrechters, en in tegenwoordigheid van mr. L. Timmermans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.