ECLI:NL:RBROT:2024:12128
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor Bijbelstudie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van 25 januari 2024 om bijzondere bijstand voor de kosten van een Bijbelstudie van € 1.800,-. Stroomopwaarts heeft deze aanvraag met het besluit van 20 februari 2024 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 17 juni 2024 heeft Stroomopwaarts het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarop Stroomopwaarts heeft gereageerd met een verweerschrift. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank op 23 oktober 2024 een e-mail van de bewindvoerder toegezonden, waarin toestemming wordt gegeven om eiseres in de beroepsprocedure te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van Stroomopwaarts aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet zijn verschenen.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en legt uit hoe zij tot dit oordeel komt. Eiseres heeft een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor een Bijbelstudie, maar heeft niet aangetoond dat de kosten noodzakelijk zijn. Stroomopwaarts heeft eiseres verzocht om recente gegevens omtrent inkomen en vermogen, maar deze zijn niet tijdig aangeleverd. De rechtbank concludeert dat Stroomopwaarts terecht heeft gesteld dat er geen noodzaak is voor de Bijbelstudie waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de Bijbelstudie eiseres rust geeft en haar helpt tot zichzelf te komen, dit niet voldoende is om te spreken van een noodzaak voor de kosten van de Bijbelstudie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.