ECLI:NL:RBROT:2024:1204

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
10-281224-23, 10-181529-23, 10-216879-23 en 10-243080-23 / TUL : 10-253516-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, mishandeling en bezit van verdovende middelen met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1971, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, mishandeling en bezit van verdovende middelen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. M. Luijten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 20 juli 2023 en 21 juli 2023, zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn tante en diefstal van een geldbedrag uit een supermarkt. Daarnaast heeft hij op 1 september 2023 een fiets gestolen en op 21 september 2023 werd hij aangehouden met verdovende middelen in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte deels vrijgesproken van een aantal beschuldigingen, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 165 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een klinische opname en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 581,89 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis is afgewezen, omdat dit het hulpverleningstraject zou doorkruisen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-281224-23, 10-181529-23, 10-216879-23 en 10-243080-23.
Parketnummer vordering TUL : 10-253516-23
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsvrouw mr. M. Luijten, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en is van een doorlopende nummering voorzien.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10-281224-23, 10-181529-23, 10-216879-23 en 10-243080-23;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 165 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Fivoor in de reclasseringsrapportage van 25 januari 2024, met daarbij een contactverbod met [slachtoffer01] , en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-253516-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten 1, 2, 4, 5 en 6
Het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Ten aanzien van deze feiten is geen verweer gevoerd. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Feit 3
4.2.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het meermalen bij het lichaam vastpakken geen mishandeling oplevert en dus verzocht de verdachte hiervan vrij te spreken. Uit de aangifte blijkt slechts van éénmaal vastpakken. Hiervan kan niet zonder meer worden aangenomen dat dit pijn of een onlust veroorzakende gewaarwording heeft teweeggebracht. Evenmin blijkt uit de aangifte en getuigenverklaringen dat het slachtoffer ten val is gekomen door het meermalen duwen. Hiervan dient de verdachte eveneens te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het meermalen bij het lichaam vastpakken niet kan worden gezien als mishandeling, omdat uit de verklaring van de aangeefster niet blijkt dat daardoor pijn is veroorzaakt of een onlust veroorzakende gewaarwording is teweeggebracht. De verdachte wordt hiervan partieel vrijgesproken. Dit geldt niet met betrekking tot het duwen. De verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard het slachtoffer een duw te hebben gegeven, waarna het slachtoffer is gevallen. De overige ten laste gelegde handelingen zijn eveneens door de verdachte bekend.
4.2.3.
Conclusie
Met inachtneming van het bovenstaande acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het meermalen bij het lichaam vastpakken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5, en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
onder parketnummer 10-281224-23
1
hij, op 25 oktober 2023 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk de achterruit van een personenauto (met kenteken [kenteken01] ), die geheel aan [slachtoffer02] , toebehoorde heeft vernield
2
hij, op 25 oktober 2023 te Rotterdam, een ambtenaar, [slachtoffer03] , medewerker team arrestantentaken bij de eenheid Rotterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door
hemeenmaal, in het gezicht te stompen;
onder parketnummer 10-181529-23
3
hij op 20 juli 2023 te Rotterdam, [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01]
- meermalen in het gezicht, en
tegenhet lichaam te slaan,
- meermalen tegen het been en het lichaam te schoppen,
- in de hand te bijten en
- te duwen (waardoor die [slachtoffer01] ten val is gekomen);
onder parketnummer 10-216879-23
4
hij op 21 juli 2023 te Rotterdam, een contant geldbedrag, dat geheel aan MCD Supermarkt (locatie Wolphaertsbocht), toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 10-243080-23
5
hij, op 1 september 2023 te Rotterdam, een fiets, die geheel aan [slachtoffer04] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op 21 september 2023 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,8 gram, van een materiaal bevattende heroïne en 0,3 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/ cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

2.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3
mishandeling;
4.

diefstal;

5.diefstal;

6.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 20 juli 2023 schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn tante. Een vrouw op leeftijd die op dat moment bij de vader van de verdachte thuis was, om de thuiszorg te helpen. De verdachte heeft zijn tante in het gezicht geslagen, in haar hand gebeten en geduwd, waardoor zij ten val is gekomen. Toen zij op de grond lag, heeft hij haar nog geschopt. Ten gevolge hiervan heeft het slachtoffer verwondingen opgelopen die gehecht moesten worden. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn tante, door haar zodanig te mishandelen dat zij de eerste dagen na het incident haar huis niet uit durfde, uit angst de verdachte tegen te komen. De gevoelens van angst zijn drie maanden later nog steeds aanwezig. Het slachtoffer is inmiddels doorverwezen naar de specialistische GGZ.
De volgende dag, op 21 juli 2023, heeft de verdachte een contant geldbedrag weggenomen uit de kassalade van een supermarkt. De verdachte heeft verklaard dat hij de verleiding niet kon weerstaan, omdat de kassalade openstond en hij krap bij kas zat.
Op 1 september 2023 heeft hij een fiets weggenomen van de openbare weg, door het met een slot geblokkeerde achterwiel op te tillen en ermee weg te lopen. Op 21 september 2023 werd de verdachte aangehouden voor deze diefstal. Bij zijn aanhouding zijn verdovende middelen aangetroffen.
Op 25 oktober 2023 is de verdachte opnieuw aangehouden, nadat hij een barkruk van het balkon had gegooid. De barkruk is op een auto terecht gekomen, waardoor de achterruit is vernield. De verdachte was op dat moment onder invloed van cocaïne. Na zijn aanhouding zou de verdachte door een FARR-arts nagekeken worden in zijn cel. De verdachte wilde hier niet aan meewerken en heeft een politieambtenaar met zijn vuist in het gezicht gestompt. Hiermee heeft de verdachte wederom ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een ander, in dit geval een politieambtenaar in de uitoefening van zijn functie.
Naast dat de gepleegde feiten overlast, letsel en financiële schade veroorzaken, leveren zij gevoelens van angst en onveiligheid op bij de slachtoffers en in de samenleving. Het gebruik van verdovende middelen genereert op zijn beurt weer andere strafbare feiten, zoals in deze zaak ook is gebleken. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 januari 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport, dat, samengevat, het volgende inhoudt.
Er staan twee dominante risicofactoren op de voorgrond, te weten het psychosociaal functioneren en het middelengebruik. De verdachte spreekt de sterke wens uit om te werken aan stabiliteit en abstinentie en ziet hier ook de noodzaak toe. De reclassering meent dat er sprake is van zogenaamde dubbele diagnostiek en dat dit in samenhang behandeld dient te worden. De reclassering adviseert om klinische behandeling te laten aansluiten op de huidige voorlopige hechtenis. Tevens kan binnen een klinische plaatsing gewerkt worden aan een stabiele vervolgplek en andere voorwaarden voor stabiliteit onder toezicht van de reclassering. In overeenstemming met onderhavig advies heeft de reclassering de verdachte aangemeld voor een klinische plaatsing. Bepaald is dat de verdachte geplaatst kan worden in Forensische Verslavingskliniek Basalt te Almere, onderdeel van Forensisch Psychiatrisch Centrum De Oostvaarderskliniek. Tevens adviseert de reclassering aan de verdachte aanvullende bijzondere voorwaarden op te leggen zodat na opname de ontwikkeling van de verdachte gemonitord en, waar nodig, bijgestuurd kan worden door de reclassering.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op letsel wordt ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Psychiater dr. [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 december 2023. De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op dit rapport, dat, samengevat, het volgende inhoudt.
De verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van ernstige stoornissen in het gebruik van opioïden, cocaïne en cannabis en een cluster B persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was bij de verdachte ook sprake van de meergenoemde psychische stoornissen en er was waarschijnlijk ook sprake van intoxicatie door cocaïne en cannabis.
Geadviseerd wordt om de verdachte de hem ten laste gelegde feiten, bij bewezenverklaring, in een verminderde mate toe te rekenen.
Aanbevolen wordt om de verdachte op te nemen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek met mogelijkheden voor behandeling van zijn stoornissen in het gebruik van middelen en zijn persoonlijkheidsstoornis, met aansluitende resocialisatie onder toezicht van de reclassering, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van mening dat de verdachte geholpen dient te worden met zijn verslaving en dat een gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest passend is, zodat de verdachte bij de eerstvolgende mogelijkheid opgenomen kan worden in een kliniek. De voorlopige hechtenis van de verdachte is om die reden na het onderzoek op de terechtzitting geschorst met ingang van het moment dat de verdachte aan zou komen in de kliniek. De verdachte heeft ter terechtzitting ook te kennen gegeven geholpen te willen worden met zijn verslaving.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod, een meldplicht, middelencontrole, een klinische opname in een zorginstelling, een ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 356,89 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,00 aan immateriële schade. De materiële schade bestaat uit kosten voor medicatie en schade aan de broek, de ring en het horloge van het slachtoffer.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering grotendeels toegewezen kan worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de ring en het horlogeknopje zou de rechtbank gebruik kunnen maken van haar schattingsbevoegdheid.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de vordering voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Zij stelt zich met betrekking tot de kosten van medicatie op het standpunt dat uit de overgelegde stukken niet blijkt met welke reden de medicatie is voorgeschreven. Met betrekking tot de overige schadeposten zou niet kunnen worden vastgesteld dat de schade daadwerkelijk is geleden en evenmin een causaal verband kunnen worden vastgesteld tussen de schade en het handelen van de verdachte. Verder wordt verzocht de immateriële schade aanzienlijk te matigen. Ter onderbouwing wordt verwezen naar een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2015:4723), waarin de toegekende immateriële schade € 500,00 betrof.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 81,89. Dit bedrag heeft betrekking op de schade aan de broek van het slachtoffer en de kosten voor medicatie.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de bewijsstukken ter onderbouwing van de posten die zien op de reparatie van de ring en het horloge thans ontoereikend zijn om te kunnen vaststellen dat deze schade is geleden en een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang van deze onderdelen van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen en dat zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,00.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 juli 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 581,89 vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 oktober 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan een gedeelte groot 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 19 oktober 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd van de vordering tenuitvoerlegging te verlengen. Tenuitvoerlegging zou het huidige plan van hulpverlening doorkruisen.
De verdediging heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat te weinig tijd is verstreken om de hulpverlening van de reclassering op te starten. Het voorwaardelijk strafdeel nu ten uitvoer leggen zou voorbarig zijn.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast, maar dit zal achterwege worden gelaten in verband met de mogelijke doorkruising van de hiervoor vermelde reclasseringsdoeleinden en het huidige hulpverleningstraject. Daarnaast is de uitspraak vrij recent. De rechtbank is het met de verdediging eens dat tenuitvoerlegging op dit moment voorbarig zou zijn en ziet evenmin meerwaarde in een verlenging van de proeftijd. Dit betekent dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 300, 304, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur 165 (honderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] , geboren [geboortedatum02] 1951, gedurende 3 jaar na heden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
2. de veroordeelde meldt zich bij Fivoor Reclassering op het adres [adres02] te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
3. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. de veroordeelde laat zich opnemen in de Forensische Verslavingskliniek Basalt te Almere, onderdeel van Forensisch Psychiatrisch Centrum De Oostvaarderskliniek. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
5. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de plaatsing in een zorginstelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
6. de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de plaatsing in een zorginstelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen een bedrag van
€ 581,89 (zegge: vijfhonderdeenentachtig euro en negenentachtig cent), bestaande uit € 81,89 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 581,89(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdeenentachtig euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 581,89niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 oktober 2023 van de politierechter in Rotterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mr. drs. J.L. Luiten en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo en mr. J.G. Polke, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10-281224-23 ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 25 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de achterruit van een personenauto (met kenteken [kenteken01] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
2
hij, op of omstreeks 25 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, een ambtenaar, [slachtoffer03] , medewerker team arrestantentaken bij de eenheid Rotterdam, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, tegen/in het gezicht, althans het lichaam, te slaan/stompen;
onder parketnummer 10-181529-23 dat
3
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Rotterdam, [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01]
- meermalen in/tegen het gezicht, het hoofd en/of het lichaam te slaan,
- meermalen bij het lichaam vast te pakken,
- meermalen tegen het been en/of het lichaam te schoppen,
- in de hand te bijten en/of
- meermalen te duwen (waardoor die [slachtoffer01] ten val is gekomen);
onder parketnummer 10-216879-23 dat
hij op of omstreeks 21 juli 2023 te Rotterdam, een (contant) geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan MCD Supermarkt (locatie Wolphaertsbocht), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en onder parketnummer 10-243080-23 dat
5
hij, op of omstreeks 1 september 2023 te Rotterdam, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer04] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op of omstreeks 21 september 2023 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 0,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.