In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werknemer, [verweerder], die sinds 19 augustus 1999 in dienst is bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, [verzoekster]. De werknemer bekleedde de functie van sales director en had recht op Stock Appreciation Rights (SARs) als gevolg van aanvullende afspraken die in 2015 zijn gemaakt. Door een reorganisatie bij [verzoekster] werd het arbeidsvoorwaardenpakket van [verweerder] aangepast, wat leidde tot een geschil tussen partijen. [verzoekster] verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op vier gronden, waaronder de h-grond, disfunctioneren, een verstoorde arbeidsverhouding en een combinatie van omstandigheden.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen. De rechter oordeelde dat [verzoekster] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de aangevoerde gronden. De h-grond werd verworpen omdat niet aannemelijk was gemaakt dat [verweerder] zich niet kon vinden in de nieuwe koers van de organisatie. Ook de gronden van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding werden niet bewezen. De kantonrechter concludeerde dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en dat partijen een oplossing moesten vinden voor hun geschil over de SARs-regeling. [verzoekster] werd veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde van [verweerder].